„China staat op instorten”
Een gladjes verlopen machtswisseling en een statutair beleden omarming van het kapitalisme binnen de Communistische (!) Partij. Het zestiende partijcongres van de Chinese Communistische Partij, dat donderdag werd afgesloten, lijkt daarmee te hebben bevestigd wat iedereen al dacht: China gedraagt zich steeds meer als een normale staat, en kan om die reden een zonnige toekomst tegemoet zien. Maar er zijn ook tegengeluiden. „Dagelijks zijn er honderden betogingen van woedende en wanhopige arbeiders in heel China.”
Gordon G. Chang is een tot Amerikaan genaturaliseerde Chinees die ruim twintig jaar in China woont en er werkt als econoom-jurist voor een Amerikaanse consultancybedrijf. Vorig jaar verscheen zijn boek ”The Coming Collapse of China” (De naderende ineenstorting van China), en daarmee gooide hij de knuppel in het hoenderhok van de ”ga maar rustig slapen”-aanhangers. Vorige week was hij even in Nederland om zijn sombere kijk op de Chinese toekomst toe te lichten.
„Er wordt ons steeds voorgehouden dat deze eeuw die van China is, maar ik kan u verzekeren dat die van erg korte duur zal zijn”, valt Chang met de deur in huis. „Hooguit tien jaar geef ik ze, en dan zal de Volksrepubliek ineenstorten.”
Chang baseert zijn doemscenario op de enorme problemen waarmee het land wordt geconfronteerd, en waarvoor het op korte termijn een oplossing moet zien te vinden. Vooral dat tijdsaspect weegt bij Chang zwaar. „De vraag is niet of de partij voor een goede of een verkeerde aanpak kiest, want het cruciale probleem is: tijd. De komende vijf jaar staat het bewind voor ongekende uitdagingen en die tijd is te kort om ze op te lossen.”
Naast de factor tijd is er ook het overweldigende karakter van de problemen. „Wetenschappers die de ineenstorting van China ontkennen, gaan er vanuit dat de problemen na elkaar zijn te tackelen. Maar dat is niet zo. China krijgt alle problemen in één keer te verwerken, en ook dat is te veel van het goede.”
Wat zit er achter die tijdsdruk en die veelheid aan (tegelijk) op te lossen problemen? Dat is China’s recente toetreding tot de Wereldhandelsorganisatie (WTO), waardoor ’s lands economie wordt geïntegreerd in de wereldeconomie - inclusief alle regels en voorwaarden van liberalisering en openlegging die daaraan gekoppeld zijn. Chang: „Mao Zedong creëerde ruim veertig jaar terug een abnormale communistische samenleving, maar hij was realistisch genoeg om tegelijkertijd de Volksrepubliek naar buiten toe te isoleren, zodat zijn creatie zou kunnen overleven. Zijn opvolgers hebben het land met voortvarendheid opengelegd, en daarmee de samenleving politiek, economisch en sociaal blootgesteld aan niet-communistische invloeden van buiten. De daardoor noodzakelijk geworden hervormingen op de genoemde terreinen zijn echter uitgebleven.
Wat bij een vergelijking tussen nu en tien jaar terug opvalt, is dat China zo weinig wezenlijk is veranderd. En dat terwijl de problemen waarvoor het land staat zo gigantisch zijn.”
Reanimeringsprogramma
Wat zijn nu de knelpunten die in de hogedrukpan van de WTO tot onoverkomelijke problemen gaan zorgen?
Als eerste noemt Chang de belabberde financiële positie van de staat. „De koppen in de kranten vertellen ons dagelijks dat de Chinese economie prima draait. Voor dit jaar wordt een groei van zo’n 7,8 procent verwacht. Maar dat is het halve verhaal. De werkelijkheid daarachter is een kolossaal stimuleringsprogramma van de staat. China heeft een bloeiende exportsector, maar die is beperkt tot de oostkust. Het grootste deel van de Chinese economie is ernstig ziek. Premier Zhu Rongji zei het onlangs zelf nog: zonder staatssteun zou onze economie allang zijn ingestort.”
Sinds dat financieel reanimeringsprogramma in 1998 begon, is meermalen gezegd dat het zou worden beëindigd, maar omdat de economie maar niet terug op de rails kwam, is men blijven doorgaan met geld erin pompen.
Momenteel is de overheid goed voor tweederde van de investeringen in het land. Het zijn ook nog eens erg inefficiënte uitgaven: voor elke drie yuan die in de economie worden gepompt, krijgt het land er één aan groei terug. „Wat zal er met China gebeuren als de centrale regering zich niet langer zulke enorme uitgaven kan permitteren?” stelt Chang retorisch.
De crisis binnen het Chinese bankwezen is volgens hem een van de schrijnendste voorbeelden van hoe in China hervormingen zijn mislukt. Met behulp van leningen van de staatsbanken heeft de staat geprobeerd kwakkelende staatsbedrijven weer gezond te maken. Maar die bedrijven wisten dat ze die leningen toch niet hoefden terug te betalen, dus dat gebeurde ook niet. „Staatsbanken kregen zo de rol van gulle gevers. Ze zogen cash op van honderden miljoenen kleine spaarders en sluisden dat door naar de staatsbedrijven: gemakkelijk, snel en… absurd.”
Inmiddels probeert de staat het ene gat met het andere te vullen, wat neerkomt op het verschuiven van de schulden van het ene naar het andere staatsorgaan. Zo zijn er zogenaamde AMC’s (Asset Management Companies) opgezet, die de ’slechte leningen’ van de staatsbanken overnemen. Met als gevolg dat deze AMC’s weer in de problemen zitten.
De staat kan het zich volgens Chang niet veroorloven nog eens vijf jaar zo door te modderen, omdat de WTO harde deadlines heeft gesteld voor structurele hervorming van het bankwezen. „Ergens tussen nu en 2007, wanneer buitenlandse banken in China alle ruimte als concurrenten moeten krijgen, zal Peking een half biljoen dollar moeten opbrengen om de eigen banken er weer bovenop te helpen. Gebeurt dat niet, dan wacht een financiële crisis van ongekende omvang.”
Hieraan gekoppeld is de explosieve toestand rond de sociale voorzieningen. Met name in het noordoosten van het land, in de stad Liaoning, gingen dit voorjaar tussen de 30.000 en de 50.000 arbeiders de straat op nadat ze zonder enige financiële tegemoetkoming waren ontslagen. Tientallen miljoenen arbeiders zijn de laatste tien jaar ontslagen door failliete staatsbedrijven, zonder dat er een adequaat sociaal vangnet was gecreëerd.
Critici van Changs visie beweren steeds dat het om plaatselijke, geïsoleerde gevallen van onrust gaat, maar Chang ontkent dat. „In Liaoning betoogden arbeiders van meer dan twintig verschillende fabrieken. Bovendien sloten boeren zich aan bij de protesten van de arbeiders.” Hij wijst er verder op dat dankzij de moderne media al snel in alle uithoeken van het land bekend is waar er betoogd wordt. „Intussen hebben de leiders in Peking het wel steeds over een sociaal vangnet dat ze zouden hebben opgezet, maar het bestaat grotendeels alleen op papier. En wat er wél van bestaat, balanceert op de rand van bankroet.”
Aftakeling milieu
Deze zomer werd een financieringsplan voor een sociaal stelsel definitief afgeblazen nadat het opzetten ervan tot drie keer toe was mislukt. Blijft dat zo, dan gaat dat het regime opbreken, is Changs overtuiging: „Dit land heeft in de nabije toekomst een nieuw sociaal vangnet, of het bewind wordt aan de kant geschoven.”
Een ander kolossaal probleem dat de Chinese economie en samenleving gaat ontwrichten is de aftakeling van het milieu. Als voorbeeld noemt Chang de watercrisis waardoor met name het noorden wordt getroffen. „De Gele Rivier -in grootte China’s tweede rivier- lijkt ieder jaar méér op te drogen. In 1997 stond de rivier zelfs gedurende 227 dagen droog.” Verdroging is ook merkbaar in het oprukken van de woestijn vanuit het noorden. Nu al bestaat 30 procent van het land uit woestijn en ieder jaar neemt dat percentage nog toe.
De Chinezen hebben nog geen antwoord op dit probleem, of het moet het enorme waterproject zijn dat water van zuid naar noord gaat verplaatsen. Water uit Jangtseriver wordt 1600 kilometer in noordelijke richting geleid naar de Gele Rivier, vanwaar het verder noordwaarts wordt verspreid. Waterbouwkundige ingenieurs vrezen dat ter hoogte van Sjanghai straks zeewater de Jangtse zal binnenstromen omdat er te veel water uit deze rivier wordt gehaald. Sommigen van hen verwachten dat de Jangtse zelf over dertig jaar zal zijn opgedroogd.
Ten slotte is daar de nog altijd toenemende corruptie onder partij- en regeringsfunctionarissen van hoog tot laag. Dat het zo ver heeft kunnen komen, hoeft niemand te bevreemden, zegt Chang met een cynische ondertoon in zijn stem. „De partij heeft immers alle voorwaarden geschapen waaronder corruptie tot grote hoogte kan opbloeien. Ze duldt geen enkele oppositie, zodat functionarissen kunnen doen wat ze willen. Als ze geld willen nemen, doen ze dat gewoon. Er zijn geen luidruchtige journalisten die hen lastig vallen, geen rivaliserende kandidaten bij open verkiezingen, of onafhankelijke rechters die hen kunnen vervolgen.
Er wordt wel gezegd dat China tegenwoordig meer wetten en regels heeft dan in de begintijd van de hervormingsperiode, in 1978. We hebben ”rule of law”, zegt men dan, maar wat ze bedoelen is: ”rule by law”. En dat is niet hetzelfde! In China is immers het woord van de partij wet. Zodra die het idee heeft dat belangen in het geding zijn, is er geen wet in China.”
Er is volgens Chang nog een reden waarom de corruptie bloeit als nooit tevoren. En dat zijn de halfslachtige economische hervormingen. „China zou inmiddels een kapitalistische economie hebben, maar dat is niet zo. Grof gezegd is het land nog maar halverwege het traject dat hen van een geleide naar een vrijemarkteconomie leidt. En in dit omvangrijke grijze gebied nemen partijfunctionarissen en ambtenaren tal van beslissingen die eigenlijk door de markt genomen zouden moeten worden. En… daar laten ze zich onder tafel ook nog eens goed voor betalen.”
Gehecht aan orde en rust
Wat doet de partij om corruptie te bestrijden? Oppervlakkig bezien veel, want dagelijks worden er lieden opgepakt en zelfs terechtgesteld wegens fraude en corruptie. Maar ten diepste gebeurt er niets, stelt Chang. „Ik zie geen verband tussen corruptie en de eenpartijstaat”, zei premier Zhu Rongji onlangs. En de deze week teruggetreden president Jiang Zemin vindt de aanpak van corruptie van belang, maar, zo zei hij recentelijk, hij is evengoed gehecht aan orde en rust. „Wat Jiang daarmee bedoelde was dat partijfunctionarissen aan de top gevrijwaard blijven van vervolging wegens corruptie. En dat zegt genoeg: de diagnose is duidelijk, maar de patiënt weigert behandeld te worden.”
Het voortbestaan van de eenpartijstaat is volgens Chang de werkelijke oorzaak achter het maar niet opgelost krijgen van de genoemde problemen.
Chang geeft toe dat jongere leden binnen het partijkader de mond vol hebben over politieke hervorming. En ze wijzen op democratische verkiezingen op dorpsniveau en op „meer democratie” binnen de partij. Het mag allemaal (een beetje) waar zijn, en ook Chang ziet wel wat beweging op politiek terrein; tegelijkertijd constateert hij twee grote obstakels: de veranderingen voltrekken zich buitengewoon traag, en de partij is niet van plan de alleenheerschappij uit handen te geven. „Hoe kunnen hervormingen zinvol zijn als ze in de greep blijven van de partij?”
Deze week zag hij zijn scepsis bevestigd met de opvolging van Jiang Zemin door Hu Jintao als partijleider en staatspresident. „Als er dan zoveel vooruitgang is, waarom wordt Hu Jintao dan de machtigste man van China? Al in 1989 koos wijlen Deng Xiaoping hem als opvolger van Jiang. Denk u eens in: ruim tien jaar terug is deze man naar voren geschoven. Een dode kreeg deze week de kans om de nieuwe leider van China te benoemen, zonder dat 1,3 miljard Chinezen daar ook maar iets in te zeggen hebben.”
Maar dat is aan het veranderen, weet Chang, en hij wijst op de „honderden betogingen en demonstraties” die dagelijks in heel China plaatsvinden. „Ondanks de vooruitgang die we zien in het China van vandaag, weten we dat miljoenen mensen honger hebben, woedend zijn, en -misschien wel het ergste- wanhopig. Op het platteland is een van de belangrijkste doodsoorzaken zelfmoord. En in de al eerder genoemde stad Liaoning zit 50 tot 80 procent van de werkzame bevolking zonder werk. De autoriteiten grijpen nu nog naar geweld om orde en rust af te dwingen. Maar dat werkt slechts voor de korte termijn, en het zal de protesten alleen maar verharden.”