NAVO krijgt geen greep op Afghanistan
Het Westen heeft de complexiteit van de situatie in Afghanistan onderschat, concludeert Dick Leurdijk. Het is onmogelijk om in een termijn van vijf of tien jaar een stabiele situatie te scheppen. Onderhandelingen met de taliban lijken dan ook onvermijdelijk.
Bij mijn bezoek aan het NAVO-hoofdkwartier medio december vorig jaar werd ik getroffen door de sfeer van onzekerheid, om niet te zeggen paniek, over het verloop van de ISAF-missie in Afghanistan. Loopt de missie niet het gevaar te mislukken? Wat doen we daar eigenlijk? In alle gesprekken kwam de noodzaak van ”strategic messaging” naar voren, de opdracht om aan de publieke opinie in de lidstaten uit te leggen wat het bondgenootschap nu eigenlijk beoogt in Afghanistan.Aan de vooravond van de NAVO-top in Boekarest, begin april, kwam secretaris-generaal Jaap de Hoop Scheffer op de zaak terug toen hij benadrukte dat de NAVO er niet in geslaagd was om „aan de keukentafel” uit te leggen wat nu eigenlijk de bedoelingen van het bondgenootschap in Afghanistan zijn. Na mijn recente bezoek aan het gebied bekruipt mij het gevoel dat de NAVO haar eigen mogelijkheden in het operatiegebied, op een afstand van 5000 kilometer van haar thuisbasis, schromelijk heeft overschat - alle goede bedoelingen ten spijt.
De positie van de NAVO staat op drie niveaus onder druk: op het vlak van de psychologische oorlogsvoering, in de strijd tegen de taliban en bij de inspanningen gericht op de wederopbouw van Afghanistan. Het is me op mijn reis duidelijk geworden hoezeer de NAVO doordrongen is van de noodzaak om op een effectieve manier te communiceren met de lokale bevolking, mede als reactie op de wijze waarop de taliban proberen steun te verwerven, met inzet van een breed scala aan vaak zeer moderne communicatiemiddelen.
Tegenslagen
Het gebruik van tactieken als zelfmoordbommen, bermbommen en spectaculaire acties zoals de uitbraak uit de gevangenis in Kandahar, de aanslag op een militaire parade in aanwezigheid van president Karzai en de aanval op een vijfsterrenhotel in Kabul, eerder dit jaar, onderstrepen de effectiviteit van het optreden van de opstandelingen. De taliban worden daarbij geholpen door het zwakke optreden van de centrale regering in Kabul (ineffectief bestuur, corruptie, ambtelijke willekeur, juridische dwalingen) en de buitenlandse troepen (burgerslachtoffers).
De strijd tegen de taliban en andere strijdgroepen is taai, en gaat gepaard met veel tegenslagen, met slachtoffers zowel onder de lokale bevolking als onder de eigen militairen. De veiligheidssituatie in Kabul, de zuidelijke provincies en het grensgebied met Pakistan blijft een punt van grote zorg.
De vraag is of deze strijd eigenlijk ooit wel gewonnen kan worden en in hoeverre een uitbreiding van het aantal militairen soelaas biedt. De vraag is ook hoe lang de publieke opinie in de lidstaten van de NAVO de missie blijft steunen, zeker naarmate er meer slachtoffers onder de eigen militairen vallen.
Ook de worsteling om de wederopbouw van Afghanistan van de grond te krijgen verloopt moeizaam, ondanks het bewonderenswaardige geloof in de goede zaak van de kant van de militairen. In dit verband gaf menige gesprekspartner aan dat voor het behalen van duurzame resultaten een inspanning nodig zou zijn van één of twee generaties, mede gelet op de totale afwezigheid van enige infrastructurele voorziening in Afghanistan.
Achterhoedegevecht
Op alle drie de niveaus voert de NAVO, zo ben ik bang, een achterhoedegevecht. Het Westen heeft zich onvoldoende rekenschap gegeven van de complexe, formele en informele maatschappelijke verhoudingen in een land waarvan veel structuren teruggaan op de 15e, 16e en 17e eeuw.
Mede tegen die achtergrond valt niet in te zien hoe de internationale gemeenschap in een termijn van vijf of tien jaar de situatie in Afghanistan kan stabiliseren en daarmee de voorwaarden kan scheppen voor
een ”exitstrategie”. Onderhandelingen met de taliban zijn onvermijdelijk, al zal dat wel slikken worden en zal het nog wel even duren.
Ook politiek Den Haag is te makkelijk voorbijgegaan aan de complexe situatie in Afghanistan, in de veronderstelling dat in een termijn van twee of vier jaar een blijvende bijdrage geleverd zou kunnen worden aan de wederopbouw van een ”failed state”. Er worden ongetwijfeld vorderingen gemaakt, ver
geleken met een, twee of drie jaar geleden, maar de vraag is in hoeverre deze duurzaam zijn.
Dat valt niet af te meten in de vier jaar (2006-2010) die ons land daar op dit moment voor heeft uitgetrokken. ”Failure is not an option” (mislukken is geen optie) riep De Hoop Scheffer vorig jaar nog. Ik hoor hem dat nu niet meer zeggen. Dat lijkt me heel verstandig uit het oogpunt van strategic messaging.
De auteur is als onderzoeker, docent en politiek commentator verbonden aan het Instituut Clingendael. Hij maakte onlangs op uitnodiging van de NAVO een reis door Afghanistan.