Positie Dordtse Kerkorde in het geding
Kerkrechtelijk Nederland wacht met ingehouden adem op de uitspraak in hoger beroep in de zaak van de voormalige predikant ds. H. R. H. A. de Boer tegen de christelijke gereformeerde kerk in Zeewolde en de classis Amersfoort van de Christelijke Gereformeerde Kerken, aldus prof. mr. dr. W. A. Zondag. Beide partijen hebben een groot belang bij het schikken van de zaak, stelt de hoogleraar arbeidsrecht.
In de gemeente van Zeewolde waren problemen ontstaan rond het functioneren van de persoon van ds. H. R. H. A. de Boer. Uiteindelijk hebben deze problemen geleid tot diens schorsing en afzetting (”ontslag”).Ds. De Boer heeft vanwege gebrek aan vertrouwen in een eerlijke kerkelijke rechtsgang zijn zaak aan de civiele rechter voorgelegd. Tot twee keer toe werd hij in het gelijk gesteld. In de eerste procedure oordeelde de (kortgeding)rechter dat ds. De Boer ten onrechte was geschorst en dat de kerk hem weer tot de ambtsbediening moest toelaten. Dat vonnis heeft de kerk niet uitgevoerd.
Nadien besliste de rechter in Lelystad (in de persoon van een collega-hoogleraar arbeidsrecht) dat de verhouding tussen ds. De Boer en de kerk kon worden beschouwd als een arbeidsovereenkomst en dat de afzetting (het ontslag) onredelijk was. De kerk moest ds. De Boer een schadevergoeding van ongeveer 40.000 euro betalen. Tegen dit vonnis hebben de christelijke gereformeerde kerk te Zeewolde en de christelijke gereformeerde classis Amersfoort appel ingesteld bij het gerechtshof in Arnhem.
Comparitie
Op 24 juni heeft het hof een zogenoemd tussenarrest gewezen. Het hof gaat nader in op de ontvankelijkheidsvraag en gelast een comparitie. Het gaat dan om een zitting waarin de raadsheren extra informatie kunnen inwinnen en waarin tevens kan worden geprobeerd partijen de zaak in der minne te laten schikken. Op 1 oktober is het arrest volledig gepubliceerd op internet.
Tot mijn verrassing blijkt het arrest maar liefst 26 pagina’s te beslaan en bevat het zeer principiële overwegingen ten aanzien van de verhouding kerkrecht en civiel recht. Het gaat hier om de zogenoemde (van de bevoegdheidsvraag te onderscheiden) ontvankelijkheidsvraag: moet de civiele rechter ”de deur dicht houden” wanneer een kerkelijke rechtsgang niet is gevolgd?
Het hof geeft het volgende antwoord: „Wanneer de geschilbeslechting is opgedragen aan de kerkelijke rechter, dienen de partijen bij een geschil dat zowel kerkrechtelijke als civielrechtelijke aspecten heeft in beginsel deze rechtsgang te volgen. Indien zij niet eerst deze rechtsgang volgen, zijn zij in hun vordering bij de burgerlijke rechter in beginsel niet-ontvankelijk. Dat is echter anders wanneer zwaarwegende omstandigheden maken dat dit in redelijkheid niet van de rechtzoekende gevergd kan worden. Dergelijke omstandigheden kunnen zijn dat het statuut voor het betreffende geschil geen voorschriften bevat, of indien de kerkelijke rechtsgang niet voldoet aan fundamentele beginselen van procesrecht.”
Het hof zal daarom eerst gaan onderzoeken of er sprake is van een schending van de algemene beginselen van behoorlijk procesrecht (die ook ten grondslag liggen aan het kerkelijk statuut), dan wel zodanige schending van algemene beginselen van behoorlijk procesrecht dat redelijkerwijs niet van ds. De Boer gevergd kon worden dat hij (eerst) de door het kerkelijk statuut voorgeschreven rechtsgang volgde. Kortom, de hele kerkelijke rechtsgang gebaseerd op de Dordtse Kerkorde wordt op een weegschaal gelegd.
Veel op het spel
Hiermee staat er (voor de kerkgenootschappen die hun interne rechtsgang op de Dordtse Kerkorde baseren, waaronder de Christelijke Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Gemeenten (in Nederland)) veel, heel veel op het spel! Is de inzet van de procedure dit waard? Ik meen van niet. Beide partijen hebben mijns inziens een groot belang bij het schikken van de zaak.
De belangrijkste reden voor de christelijke gereformeerde kerk om te schikken, is dat wanneer het hof tot de conclusie komt dat de kerkelijke rechtsgang niet deugdelijk is (omdat bijvoorbeeld bepaalde personen niet kunnen worden gewraakt bij vermeende onpartijdigheid; zeer kritisch hierover was Santing-Wubs in haar Groninger dissertatie), deze uitspraak waarschijnlijk ”leidend” wordt in de rechtspraak. Gezien de grondigheid waarmee het hof de zaak aanpakt, zullen de mogelijkheden om eventueel in cassatie het arrest aan te vechten, beperkt zijn. De zaak ds.-De Boer/Zeewolde zal dan een voor de kerk zeer ongewenst keerpunt in de kerkrechtgeschiedenis worden.
Er is nog een pijnpunt te noemen. Het hof baseert de uitleg van de Dordtse Kerkorde nagenoeg geheel op het boekje ”In orde. Handleiding en toelichting bij de kerkelijke rechtspraak”. Dit boekje -dat weliswaar betrekking heeft op de uitleg en de toepassing van de Dordtse Kerkorde- is onder gezag van de generale synode van de Gereformeerde Gemeenten tot stand gekomen. Voor zover ik weet, hebben de Christelijke Gereformeerde Kerken geen enkele invloed gehad op de totstandkoming en de inhoud ervan.
Wanneer tijdens de comparitie namens de christelijke gereformeerde kerk wordt bevestigd dat de inhoud van dit boekje een gezaghebbende status heeft, wordt de ruimte voor het ontwikkelen van een eigen kleur wat de kerkelijke rechtsgang betreft (aanzienlijk) beperkt. Als de gebondenheid hieraan wordt ontkend, zal het hof eerder tot de conclusie komen dat de rechtsgang in de Christelijke Gereformeerde Kerken niet aan de gestelde minimumeisen voldoet.
Bovendien staan de christelijke gereformeerde kerk Zeewolde en de classis Amersfoort inhoudelijk (als het hof tot ontvankelijkheid beslist) op een achterstand, nu in twee eerdere procedures de vorderingen van ds. De Boer (grondig gemotiveerd!) werden toegewezen (niet voor niets moet de kerk bij het hof antwoord geven op de vraag waarom het kortgedingvonnis niet is nageleefd).
Arbeidsovereenkomst
Ook ds. De Boer heeft het nodige te verliezen: hij moet blijkens de door het hof gestelde vragen bijvoorbeeld uitleggen waarom hij negen ingestelde appels bij classis en particuliere synode heeft ingetrokken en zich niet wilde verantwoorden voor een commissie. En als hij al ontvankelijk wordt verklaard, is hij er nog (lang) niet. Het hof moet dan inhoudelijk gaan beoordelen of er sprake was van een arbeidsovereenkomst. De kantonrechter had deze vraag in zijn voordeel beslist, maar er zijn ook deugdelijke argumenten voor een andere opvatting.
Het wil er bij mij niet in, en naar mijn gevoelen ook niet bij de raadsheren in Arnhem, dat de christelijke gereformeerde kerk en ds. De Boer niet tot overeenstemming kunnen komen. Laat deze kwestie niet als middel dienen voor het openbreken van een kerkelijk statuut dat door een aantal kerkgenootschappen als een waardevol bezit wordt aangemerkt. En laten partijen (en andere kerkgenootschappen) er ook lering uit trekken, anders is er echt te veel leergeld betaald…
De auteur is hoogleraar arbeidsrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen.