Cultuur & boeken

Geense was schipper naast God

Titel: ”De schipper van de Eben-Haëzer”
Auteur: J. Mastenbroek
Uitgeverij: Tekstservice Vermeulen, Meteren, 2007
ISBN 978 90 78164 04 3
Pagina’s: 128
Prijs: € 17,90.

W. B. Kranendonk
8 October 2008 10:33Gewijzigd op 14 November 2020 06:30

Op één punt zal de beurtschipper Jan Geense het met ds. G. H. Kersten beslist oneens zijn geweest. De bekende predikant van de Gereformeerde Gemeenten noemde hem „een christen die evenals een boom geheel met vruchten is beladen.” De schipper van de Eben-Haëzer had veel van de Heere geleerd, maar dacht klein van zichzelf. Als men Jan Geense (1848-1933) in zijn jeugd had gevraagd of hij een verlangen had tot de dienst van de Heere, zou hij heftig nee hebben geschud. Jagen, vissen, herbergbezoek en drinken, vooral veel drinken, waren zijn lust en zijn leven. Weliswaar groeide hij op in een kerkelijk milieu, zijn ouders gingen ’s zondags naar de hervormde kerk van Waarde, maar als hij enigszins kon, kneep hij ertussenuit. Hij was tenslotte maar één keer jong. Zelf vertelde hij later: „Als de zwijnen slobberde ik het vuil van de zonde in, hoe vuiler, hoe lekkerder.”

Het sterven van zijn achtjarige broertje Philip leidde tot een ingrijpende omkeer in zijn leven. Jan voelde zo niet te kunnen sterven. Voortaan ging hij trouw naar de kerk. Voortdurend was hij op zoek naar antwoorden op de belangrijkste levensvragen. Hij voelde zich vooral aangetrokken door de prediking van ds. Pieter van Dijke en ds. Daniël Bakker, beiden staande in de ledeboeriaanse traditie.

Feitelijk is Geense ook heel zijn leven ledeboeriaan gebleven. Zijn huwelijk met Maria van Noorden uit Waarde werd in Krabbendijke bevestigd door een van de ouderlingen in de ledeboeriaanse gemeente aldaar. Ook in zijn latere leven toonde de Zeeuwse beurtschipper zich erfgenaam van het gedachtegoed van ds. Ledeboer. In de Hervormde Kerk kon hij het niet houden, maar zich aansluiten bij een nieuwe kerk wilde hij niet. Geense treurde over het gruis van Sion en keek tegelijk over de vervallen kerkmuren heen. Daar waar hij door de week het Woord recht kon horen preken, was hij te vinden. ’s Zondags las hij vaak preek, als de afstand om op te gaan te groot was.

Jarenlang voer Geense met zijn scheepje tussen Holland, Zeeland en Antwerpen. Daarbij was hij in handel en wandel een nauwgezet man. Collega’s, bevrachters en lossers wisten dat. Toch leek hij vanwege zijn opvattingen soms in problemen te komen. Zoals die keer dat hij aan het eind van de week in Antwerpen kwam met een lading gerst. Van de handelaar hoorde hij dat zijn vracht op zondag zou worden gelost. Voor Geense was dat onmogelijk, maar er leek geen ontkomen aan. Geense legde in het gebed zijn nood aan de Heere voor. Dat gaf rust. De volgende morgen had het zodanig geijzeld dat lossen onmogelijk was. En dat in de maand april. Het uitzonderlijke weer viel iedereen op. Toen op maandag de werklieden kwamen om te lossen, vroegen ze de schipper in welke God hij geloofde.

Het is niet de enige opmerkelijke gebedsverhoring die Geense ervoer. In het boekje dat J. Mastenbroek over zijn leven samenstelde, staan er vele opgetekend. De waarde van deze fraai uitgevoerde levensbeschrijving zit niet primair in het vele nieuwe materiaal dat is toegevoegd aan de reeds bestaande levensgeschiedenis. Het is vooral het verhaal van Gods trouw die Hij betoonde aan een zondig mens die zich totaal afhankelijk weet van zijn Koning.

Hartelijke banden
Leed is Geense niet bespaard gebleven. In 1879 overleed zijn eerste vrouw. Eerder ontviel hem zijn enige zoon. De schipper hertrouwde een halfjaar na het overlijden van zijn eerste vrouw met Jannetje Vercijs, met wie hij een jaar later een dochter kreeg.

Lichamelijke klachten vielen ook Geense ten deel. Ze dwongen hem in 1904 aan wal te gaan. Als woonplaats koos hij Nieuw-Lekkerland, de plaats die hij vaak had bezocht als zijn scheepje gerepareerd moest worden op de werf van Stam. Het dijkdorp in de Alblasserwaard was volgens Geense een plaats waar „het manna had geregend.” Daarmee drukte hij uit dat er veel volk van God woonde aan wie hij zich zeer verbonden wist. Geense begon er een winkel. ’s Zondags las hij voor een groepje van ongeveer tien mensen een preek. Als de preek af was, hield Geense soms een ”rondvraag” waarbij hij vroeg hoe het stond op weg naar de eeuwigheid. Iedere bezoeker kreeg dan een beurt.

Door de week kerkte hij her en der. Ook al had hij bezwaren tegen de prediking in de hervormde kerk, toch gaf hij elk jaar een bepaald bedrag aan de plaatsgelijke gemeente. Want als volgeling van ds. Ledeboer beschouwde hij de ’grote kerk’ als zijn uiteindelijke thuis.

Zelf nodigde hij van tijd tot tijd ds. L. Boone uit, die dan preekte in een schuur op de werf van zijn vriend Cornelis Stam. Er lagen hartelijke banden met deze predikant die teruggingen op de tijd dat Geense nog voer. Als hij in die jaren maar enigszins kon, zorgde hij ervoor ’s zondags in Terneuzen te zijn om dan bij ds. Boone te kerken.

Ook met ds. G. H. Kersten had hij een band. Heel duidelijk werd hij dat gewaar toen ds. Kersten in zware geestelijke strijd verkeerde en Geense dat voelde zonder op dat moment maar enig contact met de predikant te hebben. Hij bad vurig voor deze knecht, die hij „zijn broeder” noemde.

Achting
In zijn woonplaats Nieuw-Lekkerland genoot Geense achting in brede kring, zowel vanwege zijn geestelijk leven als vanwege het feit dat hij kerkelijk ruim dacht. Gezag had hij ook. Dat bleek toen er discussie ontstond over de vraag of vrouwen bij verkiezingen voor gemeenteraden of voor de Kamer wel moesten gaan stemmen. Geense was er duidelijk over: De overheid, die Gods dienares is, vraagt dit. Dus moeten we het doen. Opmerkelijk was dat in Nieuw-Lekkerland, waar de SGP een behoorlijke aanhang had, het aantal vrouwen dat weigerde te stemmen betrekkelijk laag was.

Veel van de verhalen die Mastenbroek heeft opgetekend, waren sinds mijn huwelijk binnen onze eigen familiekring bekend. Geenses schippersknecht was opa Dingenis Gijssen. Als elfjarige jongen kwam hij aan boord. Hij was wel gedoopt, maar niet kerks. Maar door hetgeen hij zag van zijn baas, werd hij onrustig. De baas had iets wat de knecht miste. De Heere kwam ook in Dingenis’ leven.

Op bekeringsgeschiedenissen is vaak kritiek omdat daar de mens centraal staat. Toch zijn er levensgeschiedenissen die daar boven uitstijgen. Voor het boekje ”De schipper van de Eben-Haëzer” gaat dat beslist op. Het is een onopgesmukt verhaal van een eenvoudige schipper die het waagde met God en nooit beschaamd uitkwam.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer