Kolonisatie
Wel vijf eeuwen lang overheerste Europa de wereld. Portugal en Spanje, Frankrijk, Engeland, Nederland en België vestigden grote overzeese rijken. Gebiedsdelen die of de onafhankelijkheid hebben verworven of nog steeds in het bezit zijn van het moederland. Portugal en Spanje hebben niet veel meer buitengaats. Frankrijk bezit nog een reeks overzeese departementen. Engeland, een relatieve laatkomer op koloniaal terrein, meent nog altijd het predikaat te hebben op de titel van ”global empire”, maar moet toch slikken dat het weinig meer voorstelt dan een gemenebest. Met Nederland en België is het ook niet veel meer.
Kolonisering is van altijd en overal. Grieken, Romeinen en Ottomanen vestigden zich al elders. Als het niet goedschiks kon, dan kwaadschiks, al dan niet onder het rechtvaardigend motto van de natuurlijke superioriteit van de Europeaan. „Take up the White Man’s burden”, dichtte Rudyard Kipling in 1899, van „your new-caught sullen peoples, half-devil and half-child.” Neem de last van de blanke op je om de veroverde, duistere, half duivelse en half kinderlijke volkeren op je te nemen, ga ze beschaven.
Maar vroeg of laat moesten kolonisators meestal hun verworven gebieden afstaan. Het beroemdste geschrift over de Belgische aanwezigheid in Congo is zeker ”Heart of darkness” van Joseph Conrad, dat ongenadig afrekent met de koloniale politiek van koning Leopold II. De drang naar onafhankelijk was te groot geworden en de kolonies vochten zich vrij. Niet zelden leidde dat tot bloedige oorlogen. Oorlogen die, zoals prof. H. L. Wesseling schrijft, enerzijds de eigenaardigheden laten zien die voor de krijgsgeschiedenis van belang zijn, omdat ze bepaalde algemene ideeën over de ontwikkeling van de moderne oorlog relativeren. Anderzijds omdat ze tot principiële vragen leiden over de aard van het koloniale rijk en het verloop van de Europese expansie.
De Spaanse en de Portugese kolonies werden al in een vroeg stadium onafhankelijk, in het begin van de negentiende eeuw. In de twintigste eeuw volgden de kolonies van Frankrijk, Engeland, Nederland en België. Zelfstandigheid betekende voor een kolonie dat ze haar eigen boontjes moest doppen. Dat is niet altijd gemakkelijk gegaan. Suriname maakte er ondanks veel geld een potje van.
Nooit hield kolonisatie op. China houdt vol Tibet te annexeren. En Nederland beschikt nog altijd over een stuk tropisch vaderland in de Caraïben. Niet zelden leiden ’kolonies’ of wat daarvoor mag doorgaan, tot bestuurlijke problemen. De Antillen en Aruba vormen een blok aan het been. Corruptie, maffia en drugshandel tieren er welig.
Een hedendaagse vorm van kolonisatie is niet geografisch of fysiek: de culturele. Met name de Verenigde Staten beoefenen die manier van geldingsdrang. Een voorbeeld ten top is het eiland Aruba, dat officieel behoort tot het Koninkrijk der Nederlanden, maar dat volledig is veramerikaniseerd. Het eiland, dat niet groter is dan Texel, blijkt volgebouwd met decadente hotelcomplexen waar het hele jaar door Amerikaanse toeristen de zon zoeken. De Amerikanen beschikken er zelfs over een eigen aankomst- en vertrekhal op de luchthaven Reina Bea- triz (!), terwijl de Royal Dutch Airlines de check-ins moeten afhandelen in de kleine hal ernaast. Over dominantie gesproken.
Amerikanen exporteren hun way of life sinds jaar en dag naar Zuid- en Midden-Amerika, waar vroeger de Portugezen en de Spanjaarden het voor het zeggen hadden. Alles maar dan ook alles in Zuid-Amerikaanse landen heeft vaak Amerika als ijkpunt. De media, de restaurants, de hotels en de bedrijven in de wat betere centra van de overwegend arme landen lijken ten diepste op Las Vegas. Dat is ook de tragiek van een cultuur: als zij geen weerstand kan bieden aan een andere, is zij gedoemd zelf onder te gaan.
In godsdienstig opzicht is het al niet anders. De megakerken die overal in Latijns-Amerika als paddestoelen uit de grond schieten, komen deels uit Noord-Amerika. Mormonen en pinksterbewegingen storten zich op de zuidelijke broeders en zusters, daarbij geruggensteund door het grote geld uit Gods Own Country. Dat betekent dat de bestaande, vaak kleine kerken met een krappe kas het onderspit dreigen te delven.
De culturele kolonisatie maakt deel uit van de neokoloniale afhankelijkheid die in de voormalige koloniale rijken ontstond. Eerst van vooral Engeland, en later, vanaf het einde van de negentiende eeuw, van vooral de Verenigde Staten. Met name het imperialisme van de VS baarde zorgen. Het gekke is weer dat de anti-Spaanse sentimenten uit de voormalige koloniën ze weer dichter bij het voormalige moederland bracht. Spanje en de kolonies bleken meer met elkaar gemeen te hebben dan dat ze dachten.
Zo is het ook in Zuid-Amerika. Enerzijds klinkt de oproep om een vuist te maken tegen de VS. Anderzijds schurkt men met het grootste gemak tegen de grote broeder aan. Als er een Latijns-Amerikaanse top wordt gehouden, nodigt men de koning van Spanje uit zonder dat er een relatie bestaat. Dat geeft de dubbelheid en verwarring van het postkolonialisme weer. „Onze culturele levensloop bestaat uit breuken, uit een ’gespreide ervaring’: we dragen iets in ons van Afrika, Azië, Amerika en Europa. We zullen niet te weten komen wat authentiek is, maar wat geeft dat nou?” schrijft Anil Ramdas, een Surinaamse migrant met een hindoestaanse achtergrond. De schrijfster Lieve Joris probeert de situatie vanuit de positie van de voormalige kolonisator te begrijpen. „Ik wou weten wat wij daar als blanken betekend hebben… Ik denk dat we de eerste generatie zijn die onbevangen kijkt.”