De dood leeft meer dan ooit
Rouwadvertenties in deze krant besluiten nogal eens met de mededeling dat toespraken en bloemen niet op prijs worden gesteld. De plechtigheid moet sober verlopen en de toespraken worden voorbehouden aan de dienstdoende predikant en het familielid dat namens de nabestaanden bedankt.
Soms is het een vriend of een werkgever die nog een enkel woord spreekt. Daarmee houdt het wel op. Een begrijpelijke terughoudendheid. Zo gemakkelijk kunnen toespraken afleiden van de werkelijkheid van de dood en het graf; zo gemakkelijk kan een grafrede ontaarden in een lofrede. Er is een uitdrukking die van het kerkhof zegt: „Hier liggen de doden, hier liegen de levenden.”Maar hoe zit het met die bloemen? Vanouds stelt de gereformeerde gezindte zich ook in dat opzicht terughoudend op. Dan gaat het vast niet over dat kind dat wat bloemetjes plukt en die op het graf van oma legt. Of om de oude grijsaard die bij het graf van zijn lieve vrouw zit en bij het weggaan een roos achterlaat. Wie zou hun zwaar durven vallen.
Het gaat -nog los van de lege letters op de linten- om de boeketten en kransen die op en om de kist gelegd worden en de dood verbloemen. Want de mens van deze tijd wil in zijn leven geen plaats inruimen voor de dood. Daarom overlaadt hij de dood met bloemen. Bloemen verwijzen naar de kringloop van leven en dood. De bloem moet verwelken en sterven om zaad voort te brengen en vrucht te dragen. De grafkrans symboliseert de ontmoeting tussen deze wereld met de volgende. De krans is het symbool van het oneindige, de altijd groene laurierbladeren wijzen op onvergankelijkheid en eeuwig leven.
Toch is er een andere, een nieuwe tendens zichtbaar. Een neiging om de dood juist naar voren te halen; te exploiteren. Begrafenissen van meer en minder bekende Nederlanders krijgen veel media-aandacht. Criminelen stelen alsnog de show, kunstenaars maken van hun begrafenis een performance en artiesten treden postuum op. Kreeg André Hazes niet een stadion vol mensen op de been, Paradiso (wat een naam in dit verband) zat vol om de gedachtenis aan Herman Brood levend te houden. De dood moet gevierd worden.
Inmiddels kennen we het museum ”Tot Zover” in Amsterdam, dat de geschiedenis van de uitvaart in beeld brengt. We hebben een website ”Uitvaart.nl” waarop we de laatste snufjes en trends op uitvaartgebied kunnen vinden. Vorige week verscheen het eerste exemplaar van ToBe, een glossy tijdschrift dat meelevend en invoelend schrijft over „het leven, sterfelijkheid en de dood.” Het blad moet tweemaal per jaar verschijnen, in een oplage van 250.000. Een rubriek ”Flirten met de dood” gaat over levensgevaarlijke beroepen, in een interview vertelt een jonge weduwe hoe ze een nieuwe start maakt, en een repo over de vraag wat je wel of juist niet moet dragen tijdens de begrafenis. Overigens bleek voor een eerder verschenen tijdschrift ”Doodgewoon” onvoldoende markt. Maar hoofdredacteur Bongers is over ToBe vol goede moed. ToBe is volgens hem het eerste tijdschrift dat de dood serieus neemt.
Daar gaat het nu precies om. Alle bombarie rond dood en graf heeft iets onbeholpens. Zoals mensen in het donker de neiging hebben harder te gaan praten. Ziet de hedendaagse mens de dood werkelijk in het aangezicht? Of probeert hij zijn onzekerheid te overschreeuwen? Zoekt hij een nieuwe manier, een andere vorm om om te gaan met de dood, door deze zijn verschrikkelijke karakter te ontnemen, die op te leuken, bij het leven te betrekken en daarmee te neutraliseren? Met eigentijdse ’bezweringsformules’: ”Je leeft voort in ons hart”; ”Je bent niet dood zolang je niet bent vergeten”.
Na het negeren van de dood, zet de mens de aanval in. Maar verbloemen blijft het.
Aad van Toor
Reageren aan scribent? beeldenstorm@refdag.nl.