Christen mag koninklijke onderscheiding niet weigeren
Als predikant heb ik altijd gepreekt dat er een ingrijpend verschil bestaat tussen de onbevindelijk kennis van een onwedergeboren kerkganger en de bevindelijke kennis van een verkorene.
Iemand kan heel de gereformeerde dogmatiek in zijn hoofd hebben zitten en verstandelijk weten op welke wijze God een mens bekeert, maar als hij zelf voorwerp van de zaligmakende bediening des Geestes mag worden, weet hij niets meer. Dan wordt hij in een weg geleid die hij niet geweten heeft.Stond dit met betrekking tot het geestelijke voor mij vast, ik heb nooit gedacht dit ook nog eens in het natuurlijke mee te maken.
Zaterdag 13 september zat de Nieuwe Kerk van Middelburg vol bij de herdenking van het feit dat 400 jaar tevoren de Nadere Reformatie in Zeeland ontstond en dat een kwarteeuw tevoren de Stichting Studie der Nadere Reformatie werd opgericht.
Van overheidszijde was behalve gedeputeerde drs. H. van Waveren een man aanwezig die de burgemeestersketting droeg. Later bleek het locoburgemeester H. van Klinken van de gemeente Middelburg te zijn. Naast hem zat een dame met een doos en de tekst van een toespraak. Op grond van diverse ervaringen weet je dan dat er een koninklijke onderscheiding uitgereikt zal worden.
Ik heb het altijd verwonderlijk gevonden dat mensen die het overkwam, geheel verbouwereerd waren als zij de onderscheiding uitgereikt kregen. „Je had dat toch wel kunnen vermoeden”, dacht ik dan. Nu het mijzelf overkwam, had ik echter nergens erg in. Ik ging er namelijk van uit dat een ander zou worden gedecoreerd…
Mijn vrouw zou ook van niets geweten hebben, ware het niet dat er enige dagen tevoren een telefoontje van het gemeentehuis van Urk was gekomen met de vraag wanneer een delegatie van Burgemeester en Wethouders van Urk haar man zou kunnen komen feliciteren. In grote verbazing antwoordde mijn vrouw dat ik nog lang niet jarig was.
Weigeren
Achteraf bleek mij dat verschillende familieleden de plechtigheid met een angstig hart tegemoet hadden gezien. Zij waren er namelijk niet zeker van dat ik de onderscheiding zou accepteren.
Natuurlijk heeft zoiets een achtergrond. Kritiek op onze overheid heb ik nooit onder stoelen of banken gestoken. Dit geldt evenzeer voor de on-Bijbelse opvattingen en levenspraktijken van onze koningin en haar huis.
Een tweede reden voor die angst bij de familie was mijn aversie tegen officiële aangelegenheden en gewichtigdoenerij. „Doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg”, was een van de gevleugelde woorden die wijlen onze vader ons als kinderen voorhield en die ik altijd heb getracht in praktijk te brengen.
Ik moet eerlijk bekennen dat ik op die zaterdag zo overrompeld was dat weigeren nauwelijks in mijn gedachten is opgekomen. Maar achteraf neemt de reflectie weer de overhand op de emotie. Is het wel goed geweest zo’n onderscheiding aan te nemen? Verloochen je daarmee niet de bescheidenheid die een Bijbels christen past? Compromitteer je je niet door een onderscheiding aan te nemen van een staatshoofd van wie je weet dat zij niet in Bijbelse sporen gaat?
Van compromitteren lijkt mij geen sprake te zijn als de redenen van de onderscheiding betrekking hebben op verantwoorde aangelegenheden. Een weigering evenwel is een belediging. Je beledigt daarmee het staatshoofd, van wie wij belijden dat God ons die geschonken heeft. In het licht van Romeinen 13 betekent dit in feite niet minder dan opstand tegen God. Het heeft Hem behaagd ons zo’n vorstin en overheid te geven. Ook al gedragen zij zich niet overeenkomstig Gods Woord, ze blijven Gods dienaressen. Juist theocratisch ingestelde christenen -en dat waren de nadere reformatoren bij uitstek- mogen vanuit dit gezichtspunt niet weigeren. De zaak ligt er anders voor als je van tevoren door de aanvragende instantie(s) gevraagd wordt. Dan kun je aangeven er niet voor te voelen.
Hoe zit het met het argument van de nederigheid? Velen zullen hier wellicht anders over denken, maar mijn draagspeld blijft in de doos in de kast.
Discriminatie
Om een bepaalde reden heb ik een ogenblik wel een weigering overwogen. In het verleden heb ik namelijk de mogelijkheden onderzocht om voor mijn vrouw een lintje aan te vragen. Dit wegens het opvoeden van een talrijk gezin in combinatie met het klaarstaan voor de gemeenten. Mij werd toen te kennen gegeven dat dit niet kon. Ik acht dit onzin te zijn. Een overheid die de mond vol heeft van antidiscrimatie maakt zich hiermee zelf schuldig aan wat zij bestrijdt.
Na de uitreiking heb ik in mijn reactie mijn ongenoegen hierover kenbaar gemaakt en dezelfde bewoordingen gebezigd. Het deed mij goed dat ik de aanwezige politici instemmend zag knikken.
Bij zo’n onderscheiding zit een hele beschrijving. Daarin staat onder andere dat die na overlijden teruggestuurd moet worden. Met andere woorden: zij duurt maar voor de tijd. Zalig is de mens die het geestelijke onderscheidingsteken ontvangen mag hebben. Dat verduurt tijd en eeuwigheid.
De auteur is predikant van de hersteld hervormde gemeente te Urk en bijzonder hoogleraar aan de VU te Amsterdam vanwege de Hersteld Hervormde Kerk.Reageren aan scribent? goedbekeken@refdag.nl.