”Civil jihad”: vriendelijk verpakte heilige oorlog
Het begrip jihad jaagt vrees aan. Het heeft de geur van geweld. De Islamitische Jihad verzet zich immers als groep via terreur tegen het vredesproces met Israël. In Eritrea streefde de Eritrese Islamitische Jihad lange tijd gewapend naar islamisering van de staat. Maar in Cairo kwam ik dit voorjaar ineens het begrip ”civil jihad” tegen. Dat klinkt minder dreigend. De uitleg doet bijna geloven dat jihad iets onschuldigs is. Terecht?
Wat betekent het woord jihad als zodanig? Het begrip jihad is afkomstig van de Arabische woordstam jhd. Dat betekent strijd. Soera 2:193 van de Koran zegt over de confrontatie met ’ongelovigen’: „Bestrijd hen tot er geen verzoeking meer is en de godsdienst alleen aan Allah toebehoort.” Soera 9:30 vertelt: „De Joden zeggen: Uzayr is Gods zoon en de christenen zeggen: de Masih is Gods zoon.(…) Allah moge hen bestrijden.”Soera 25:52 schrijft voor: „Leen dan niet het oor aan de ongelovigen en ijver tegen hen daarmede in grote ijver.” Dat laatste -die grote ijver- luidt in het Arabisch jihad. Soera 47:4 gebiedt: „Wanneer gij dus een ontmoeting hebt met hen die ongelovig zijn, houwt dan in op de nekken, en wanneer gij onder hen een bloedbad hebt aangericht, bindt hen dan in boeien.”
Met de citaten uit de Koran blijkt echter niet alles gezegd. Zowel binnen als buiten de islam is sprake van heftige discussie over de precieze betekenis van het begrip jihad. Rudi Rotthier schrijft in ”De koranroute” over Abdel Moti Bayoumi, een Egyptisch parlementariër, dat hij afstand nam van de aanslagen op 11 september 2001. Hij zei dat de oude universiteit al-Azhar ze nog dezelfde dag veroordeelde. De islam is gekant tegen terrorisme, zei hij. Met andere woorden: geen bloedbad!
Tal van moslims maken bij hun uitleg van de Koran onderscheid tussen twee soorten jihad. De grote of innerlijke jihad betreft de strijd tegen verleidingen en de strijd tegen het eigen ik. Dat krijgt onder andere gestalte in onthouding tijdens de maand ramadan. En ook in het op tijd volbrengen van de vijf dagelijkse gebeden. Juist als iemand het druk heeft. Moslims spreken ook over de jihad met de tong en de hand. Op die manier valt immers de islamitische ethiek aan te prijzen.
De kleine of uiterlijke jihad duidt oorspronkelijk op gewapende strijd tegen alle mensen die de islamitische heerschappij bedreigen. Als een kalief, een islamitische heerser, z’n onderdanen daartoe oproept, zijn ze verplicht eraan mee te doen. Mensen die alles een beetje willen verzachten zeggen: „Wanneer de Koran oproept tot gewapende strijd tegen een vijand, gebruikt het boek het woord qitâl.” Met andere woorden: „Jihad is zo erg niet.”
Vraagtekens
Toch vallen er vraagtekens te zetten bij de geciteerde exegese van de Koran. De uiterlijke jihad kreeg in het Westen op zijn minst meer bekendheid dan de innerlijke jihad. Na de dood van Mohammed breidde de islam zich snel uit. Oorlogen tussen de Byzantijnen en de Perzen maakte het Oost-Romeinse rijk zwak. Christenen bleken door onenigheid rond de persoon van de Heere Jezus zeer verdeeld. De jihad vernietigde feitelijk het christelijk Midden-Oosten en het christelijk Noord-Afrika.
De moslims koesterden niet slechts religieuze, maar ook politieke en economische motieven. Toch speelde de opdracht tot jihad een belangrijke rol. Ook de hadith, de literaire overlevering van gezegden en handelingen van Mohammed, wijdt een hoofdstuk aan de jihad. Daaruit valt te concluderen dat met jihad de gewapende strijd wordt bedoeld die is gericht op uitbreiding van het islamitische gebied. Alle onderscheid tussen uiterlijke en innerlijke jihad ten spijt.
De actuele historie draagt bij aan de geur van geweld rond het begrip jihad. Ayatollah Khomeini en president Ahmadinejad uit Iran riep beiden op tot jihad tegen Israël. De berichtgeving rond organisaties als Hamas, de Islamitische Jihad en Hizb ut-Tahrir dragen bij aan deze negatieve beeldvorming. Yasser Arafat zei volgens een radio-uitzending in 2002: „Met onze ziel en ons bloed zullen wij jou verlossen, o Palestina. (…) Glorie aan Allah en zijn profeet! Jihad, jihad, jihad, jihad, jihad.”
Toch een plicht
Niet iedere moslim stemt dus in met de geweldarme uitleg van het begrip jihad. Fundamentalistische moslims zijn er nog altijd van overtuigd dat gewelddadige jihad plicht is. Zoiets als de zesde zuil van de islam. Marius Baar vertelt in ”Het Westen voor de keuze” dat het Arabische nationalisme en socialisme voor 1970 open stond voor de cultuur van het Westen. Maar die onderworpen, tolerante islam is voorbij.
Hamilton Gibb zegt in ”De islam”: „De hernieuwde nadruk op Koran en soenna in het moslimse fundamentalisme brengt ook met zich mee dat djihad, evenals in de vroege moslimse gemeenschap weer een element van betekenis wordt.” „Weer”, dat wil zeggen: Net als vroeger!
De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) heeft dan ook een lijst met tal van aan het woord jihad verwante begrippen. Gewelddadige jihad is „de gewapende strijd tegen vermeende vijanden van de islam, waarbij ter legitimering een beroep wordt gedaan op de islamitische rechtsleer.” Bij jihadisme staat de ideologie centraal waarin de gewelddadige jihad wordt verheerlijkt. De lijst spreekt over transnationale, lokale en internationaal georiënteerde jihadistische netwerken. Enzovoorts.
Hermeneutiek
De Koran maakt geen onderscheid tussen grote en kleine jihad. Hij propageert een bloedbad. Vanwaar dan al die misverstanden over de interpretatie van het begrip jihad? Een Amerikaanse theoloog vertelde mij in Beiroet dat niet alle moslims dezelfde hermeneutiek hanteren in de exegese van de Koran. Bovendien mogen traditioneel „alleen leiders, of alleen de sultan beslissen of het tijd is voor gewapende jihad. Maar er zijn ook moslims die menen zélf zo’n besluit te kunnen nemen.”
Er zijn veel moslims die niets willen weten van gewapende jihad. Toch gaf dr. Arthur James, voorzitter van de Raad van Kerken in Pakistan, mij instemmend door wat hij hoorde zeggen: „Moslims zijn geen terroristen. Maar de meeste terroristen zijn toevallig moslim.” James doceert geen hermeneutiek, maar Nieuwe Testament. Het is moeilijk de geciteerde kreet wetenschappelijk te bewijzen. Maar Pakistaanse christenen gaan af op hun emoties. Soms is dat net zo veel waard als een dissertatie.
Context
Ik kwam de inhoud van het begrip civil jihad voor het eerst tegen in Pakistan. De toenmalige president Musharraf verbood op islamitische scholen positief over jihad te spreken, zo vertelde mij Veeda Javaid, de directeur van de Presbyterian Education Board. Toen ik Muhammad Ijaz Noori van de door moslims gedomineerde Pakistan Council For Social Welfare & Human Rights met dat verbod confronteerde, zei hij: „Toch is jihad juist goed. Maar met de tong, in geschrifte en via geld.”
Dat schoot mij te binnen toen de Syrische moslima Salma in Cairo de term civil jihad gebruikte. Zij relativeerde de betekenis van de ”haatverzen” in de Koran. „Die verzen moet u in hun eigen context lezen. In sommige gevallen was er sprake van een noodwet. Bij voorbeeld toen de profeet was omringd door huichelaars en vijanden.” In de tweede plaats, zegt Salma, gaat het daar om politieke uitspraken en niet om religieuze uitspraken. „Er is geen sprake van een abstract gebod om te doden.”
De vrouw doelde met die verzen die in hun context moeten worden gelezen onder andere op soera 9:5. Daar staat dat het nodig is om afgodendienaars te doden. Die passage verwijst naar schermutselingen tussen de naar Medina uitgeweken moslims en inwoners van Mekka en hun polytheïstische bondgenoten. Toch zijn er volop islamitische organisaties die zo’n tekst opvatten als aanmoediging voor het doden van christenen - of wie ook ter wereld.
Bovendien valt het excuus van Salma voor soera 9:5 niet te maken voor soera 9:29. Daar gaat het over het onderscheid tussen de strijd tegen de heidenen in het algemeen aan de ene kant en tegen joden en christenen aan de andere kant. Maar zelfs een tegenwerping dat in de islamitische wereld politiek en religie volstrekt zijn verstrengeld bracht Salma niet van haar stuk.
Civil jihad
Salma onderstreepte nog eens dat de verlichte islam niet meer die ouderwetse uitleg van het woord jihad hanteert. Sommigen spreken over electronic jihad, dus het verspreiden van islamitische beginselen via internet. „Wij spreken ook over civil jihad. Dat is bij voorbeeld in een land een nieuwe fabriek bouwen en op die manier welvaart brengen.”
In een reactie vertelde ik Salma dat ik heb gezien hoe dat werkt in Zimbabwe. Daar leefden betrekkelijk weinig moslims. Maar in het licht van de grote werkloosheid bemachtigden armoelijders graag een baan. Zo verrezen er moskeeën en groeide de islam. Terwijl volgelingen van de profeet uit Mekka ook via scholen het lezen van de Koran proberen in te voeren.
Salma vond dat het niet goed is om gelijk maar moskeeën te gaan bouwen en mensen moslim te maken. „Je moet eerst hun ”mind”, hun geest openen. Ze moeten eerst leren lezen en zo.” Daarmee is dit verhaal terug bij de al genoemde jihad met de tong en de hand. Geloofspropaganda en missioneringactiviteiten vallen eveneens onder deze categorie van jihad. Zo gebeurt dat in Zimbabwe en in tal van andere landen. Niet met wapens. Maar met invloed.
Tactiek
Eerder dit jaar schonk H. B. Ghassib, persoonlijk adviseur van prins Hassan van Jordanië mij in Amman diens publicaties ”Continuity, Innovation and Change”. De prins schrijft dat jihad voor wat betreft terreur en kidnapping niet gebaseerd is op de Koran. En hij beschrijft hoe de geschiedenis telkens wisselende concepten kende.
Vanaf de zevende eeuw was de doelstelling van de islam om de hele wereld in het huis van de vrede te brengen, in Dar al-islam. Elk ander systeem werd afgewezen. Op den duur concludeerden moslims dat ze nog onvoldoende kracht hadden om volstrekt te domineren. Toen creëerden ze een tussentijdse toestand tussen oorlog en vrede: Dar al-sulh. Niet-gelovigen waren tweederangsburgers. Tijdelijk. Nog later, zo schrijft prins Hassan, ontstond de situatie van veiligheid: Dar al-aman.
Dat klinkt natuurlijk allemaal prachtig. Maar er blijft sprake van gevaarlijke voorlopigheid. Sommigen zullen spreken van een slimme tactiek.
Gevaarlijk
Nog om een andere reden is civil jihad gevaarlijk. Ik doel op de lege kwetsbaarheid van het christendom in het pluralistisch denkende West-Europa. Op de geloofsarmoede die vaak ook binnen calvinistische kerken bestaat. De jihad met de tong en met de handen kon in ons werelddeel wel eens gevaarlijker zijn dan gewelddadige jihad. Sommige moslims hebben dat goed in de gaten.
Een paar jaar geleden kocht ik in Jordanië het boek ”The truth about Jesus Christ” van Muhammad Ali Alkhuli. Het boekje maakt schandalig het christelijk geloof verdacht. Maar er staan ook dingen in die te duchten zijn: „De westerse maatschappij wordt beheerst door alcohol, drugs, seks, misdaad en antigodsdienstige gevoelens. Deze vijf ongemakken, ziekten, zullen onvermijdelijk de zogenaamde westerse beschaving vernietigen. Zij zullen het Westen in een staat van zelfvernietiging brengen.”