Inzet betekent eind van zesjescultuur
De cijfers op mijn rapporten van de lagere school hadden altijd iets onvoorspelbaars. De rapportentijd bracht om die reden wat spanning met zich mee.
Er waren namelijk vijf cijfers bij die niet lager mochten zijn dan de ongeschreven norm die voor een aantal vakken gold. En die norm was behoorlijk hoog.Het psalmversje moest een tien zijn. Voor ons als kinderen was dat best een hele kluif. In de kerk zongen we de psalmen van Datheen en op de christelijke nationale school de nieuwe berijming. Die was overigens inmiddels al enkele eeuwen oud, maar werd desondanks nog steeds aangeduid als nieuw. Bovendien werden de te leren psalmen niet iedere dag op school gezongen. Bij de dagopeningen zongen we ook veel gezangen, dus de te leren psalm kwam maar mondjesmaat aan bod. Dat betekende dat je thuis heel wat zelf moest doen. Ondanks dat keken vader en moeder bedenkelijk als er een negen stond. Dat was eigenlijk gewoon te weinig.
Het cijfer voor Bijbelse geschiedenis mocht zeker niet onder het minimum komen van een 7,5.
Jongen naast me
En dan die drie andere cijfers! Daar was voor mijn gevoel bijna geen grip op te krijgen. Ze stonden op het rapport in een apart hokje bij elkaar. Er ging als het ware een zekere dreiging van uit. Gedrag. Vlijt. Netheid. Drie cijfers die -we zouden tegenwoordig zeggen- iets met burgerschap te maken hebben. De norm was een 8. Dat was normaal. Een 8,5 was wel erg goed, een 7,5 kon er net mee door, een 7 kon niet en wat lager was, was onvoldoende.
Ik herinner me nog dat ik op het kerstrapport in de vijfde klas, dus groep 7, eens een 6 scoorde voor gedrag. Dat lag natuurlijk vooral aan de onderwijzer en aan de jongen die naast me in de bank zat, maar die uitleg werd niet geaccepteerd. Dat cijfer moest hoger en wel met twee volle punten. De eerste stappen op de weg omhoog werden gezet direct nadat het rapport weer in het bruine hoesje was geschoven. Het resultaat was dat op het volgende rapport een 7 stond die gevolgd werd door een 8.
Kroontjespen
Het cijfer voor netheid kwam op een aparte wijze tot stand. Heel onverwachts zei meneer De Best dan dat we onze armen over elkaar moesten doen. Daarna ging het vaststellen van het cijfer voor netheid van start. Hij bekeek ieder kastje dat onder de vaste banken was bevestigd. Het ging daarbij om kwaliteitskenmerken, zoals boeken netjes op een stapel, kroontjespen schoon en tekenblaadjes ordelijk op elkaar. Die controle was een belangrijke component van het cijfer netheid.
Het cijfer voor vlijt was een hoofdstuk apart. Ik had er geen idee van hoe dat tot stand kwam.
Ouderavond
De belangstelling van vader en moeder voor de cijfers van de andere vakken was natuurlijk ook groot. Als die eens wat lager uitvielen dan verwacht werd de gewetensvraag gesteld of je echt je best had gedaan. Kon je daar volmondig ja op zeggen, dan was het in orde.
Dat jawoord werd echter wel gecheckt. Want na het kerst- en paasrapport volgde de ouderavond, waarop een toelichting op de cijfers werd gegeven. Dat bezoek bracht zodoende ook het waarheidsgehalte van het jawoord aan het licht. Er zat regelmatig wel wat verschil tussen de beleving van de leerkracht en die van mij. Tegenwoordig zou dat geen punt zijn, want we weten nu dat iedereen de werkelijkheid op zijn eigen manier ervaart. De kennis van de subjectiveringstheorie was echter toen nog niet zo groot, zodat er soms na de ouderavond een vervolggesprek plaatsvond.
Het criterium of je je best had gedaan was vormend. Er was geen ruimte voor de zesjescultuur. Je moest je best doen. De hoogte van het cijfer was misschien wel net zo belangrijk als het antwoord op de vraag of je had voldaan aan dat criterium. Natuurlijk werden een 7 of een 8 met andere ogen bekeken dan een 5, maar je inzet was doorslaggevend. Dat getuigt van een wijs evenwicht. Enerzijds werd het onmogelijke niet gevraagd. Als je deed wat je kon, was het goed. Geen druk om steeds beter te presteren en hoger te scoren. Anderzijds was het wel duidelijk dat je je moest inspannen en dat je de gaven die je had gekregen moest gebruiken.
Uitblinker
Zo’n mentaliteit bant de zesjescultuur uit. Bij die cultuur horen middelmatigheid en gemakzucht; twee kenmerken die elkaar versterken. Het gaat er zeker niet om dat een leerling pas waardevol is als hij minstens het havodiploma heeft behaald. Het kan zijn dat een leerling die met veel inspanning een basisdiploma heeft behaald, meer respect verdient dan een vwo’er die met hoge cijfers slaagt.
Onlangs werd ik getroffen door het voorbeeld van een jongen die vrijwel niet kon lezen of schrijven. Toch hoorde hij bij het aantal uitblinkers van het mbo en daarom werd hij in het zonnetje gezet. Hij was een uitblinker, omdat hij ondanks zijn tekortkoming geslaagd was voor zijn mbo-diploma niveau 1.
De interviewster vroeg hem wat voor soort timmerman hij wilde worden. Zijn antwoord was: een goede. Ook dat trof me. Die jongen was geen zesjesleerling. Op de vraag of hij zijn best had gedaan, kon hij volmondig ja zeggen.
De auteur is lid van het college van bestuur van het Hoornbeeck College en van het Van Lodensteincollege. Reageren aan scribent? goedbekeken@refdag.nl.