De kandelaar brandt achter prikkeldraad
De avond is gevallen over het kleine vissersdorp aan de kust van de Middellandse Zee. In het nachtelijk duister van 22 op 23 mei 1948 begint de aanval. Joodse soldaten scheiden de mannen van de vrouwen. De laatsten worden afgevoerd naar een ander dorp. Van de mannen wordt een aantal groepen naar het strand gebracht en daar geëxecuteerd. Van de 1700 bewoners komen ten minste 200 mensen om het leven. De overlevenden worden weggevoerd.
Zowel ”De etnische zuivering van Palestina” van de Israëlische historicus Ilan Pappe, als ”Israël, een onherstelbare vergissing” van zijn Nederlandse collega Chris van der Heijden heeft als centraal thema de ontstaansjaren van de Joodse staat, ruwweg de periode van 1945 tot 1949. Van der Heijden schetst in zijn boek ook de komst van de Britten in Palestina (aan het einde van de Eerste Wereldoorlog) en de opkomst van de zionistische beweging die de Joden een eigen staat wilde geven (de eerste twintig jaar van de vorige eeuw). Maar ook bij hem ligt het zwaartepunt van zijn betoog bij de geboorte van Israël op 14 mei 1948. Toen, in 1948, ging iets fout wat tot op de huidige dag gevolgen heeft.Wat ging er dan precies fout? Het heeft te maken met de aanval op het vissersdorp. Het dorp heette Tantura en op de plek waar het ooit lag, is nu een park aangelegd. Ilan Pappe heeft vaker boeken geschreven over wat er tijdens de periode 1945-1949 is voorgevallen in wat eerst Brits-Palestina was en later Israël. Wat er voorviel, was niet de geboorte van de Joodse staat. Ook niet een Joods-Arabische strijd. Wat er in zijn optiek plaatshad, was een georganiseerde operatie van de kant van de zionisten om het land te zuiveren van Arabische bewoners, zodat het een Joodse staat (zonder Arabieren) zou kunnen worden. In Pappes eigen woorden: „Het is het eenvoudige maar afschuwwekkende verhaal van de etnische zuivering van Palestina, een misdrijf tegen de menselijkheid dat Israël wilde ontkennen en door de wereld wilde doen vergeten.” Dat gebeurde dus in Tantura - aldus Pappe.
Ramp
Van der Heijden begint zijn boek met een haast bloemrijke schets van een ongerept mediterraan land. Een paar kleine steden, verder dorpen, een eenvoudige plattelandssamenleving. Pappe doet precies hetzelfde, ook in eerdere boeken. Alles wat Palestijns is, wordt verheerlijkt. Dan gaat bij beiden de zionistische invasie van start, de internationale politiek komt erbij, de oorlog begint. Overigens: die Palestijnen woonden er al sinds mensenheugenis, zij zijn de inheemse bevolking. Joden geloven in mythes, zoals dat eeuwenoude verlangen naar Zion.
Van der Heijden vergelijkt voortdurend de ramp die de Palestijnse Arabieren in 1948 trof met de Holocaust die de Joden meemaakten in de jaren van de Tweede Wereldoorlog. Heel storend eindigt die vergelijking vaak met de conclusie: de Joden zouden beter moeten weten en anders moeten handelen. Maar waarom zou dat eigenlijk moeten? Waarom vraagt men zich zoiets nooit af bij de (mis)daden van Serviërs of Polen?
Het is jammer voor Van der Heijden, maar het gaat hier om een oud gegeven uit de historie van het antisemitisme. In de inleiding schrijft hij zelf dat hij de verwijten van antisemitisme al voelt aankomen, maar hij wil die naast zich neerleggen en dit „belangrijke boek” toch schrijven. De waarheid moet naar buiten. Helaas, die waarheid is dat Joden een andere mensensoort zijn, een soort waarvoor andere normen gelden, Joden staan apart. En omdat ze zich niet aan die hogere normen houden, kun je schrijven dat de Joodse staat een vergissing is. Treurig genoeg doet Van der Heijdens essay nauwelijks stof opwaaien.
Lichtpuntje
Ilan Pappe hoort bij een groep Israëlische geschiedschrijvers, de ”nieuwe historici”, die zich erop toeleggen de zionistische mythen van Israël te ontmaskeren en te ontkrachten. Voor Van der Heijden zijn deze historici het lichtpuntje aan een donkere hemel: zij durven de waarheid aan het licht te brengen. Pappe is een communist en staat bekend als een academicus die Israël en het zionisme haat en geen kans voorbij laat gaan om zijn afkeer te ventileren, meestal in gezelschap van gelijkgezinde Palestijnse historici. Als marxist kiest hij volledig voor het internationalisme, de klassenstrijd. Zoiets als Joods nationaal gevoel verafschuwt hij. Daarmee kunnen we het eens zijn of niet, maar dit gegeven wordt problematisch als hij het moeiteloos verwerkt in zijn geschiedenisboeken.
Pappe gaat daarbij heel ver en verhaalt van geheime bijeenkomsten van Israëls eerste premier, David Ben Gurion, met een ”raad”, een wat vage groep vertrouwelingen, om de zuiveringsacties te bespreken en te organiseren. Zijn boek heeft de opbouw van een complotthriller. Zionisten bedenken dat een zuivere Joodse staat de oplossing is voor het Joodse vraagstuk. Ze bewerken de Verenigde Naties en misbruiken de erfenis van de Holocaust. Er komt een verdelingsplan voor Palestina. De zionisten vergaderen en bedenken een zuiveringsplan in fasen. De voorbereidende fase wordt succesvol afgesloten. De hoofdfase volgt. Het plan slaagt uiteindelijk ten dele. De aanval op Tantura past hier feilloos in, zegt Pappe, en Van der Heijden beaamt het.
Feiten
Pappe en andere ”nieuwe historici” hebben, zo is eerder aangetoond, bewust gebeurtenissen en documenten buiten beschouwing gelaten of onjuist geïnterpreteerd. Weer gaat Pappe het verst: hij ziet geschiedschrijving niet als een zoektocht naar feitelijke waarheden, maar historici schrijven vanwege ideologische redenen. In zijn ogen is er geen waarheid, alleen een verzameling verhalen. Zo refereert hij aan bijeenkomsten die nooit plaatshadden, noemt hij verkeerde jaartallen, citeert hij mensen zonder bronvermelding en zonder dat die citaten ergens teruggevonden werden. Het gaat immers om de indruk die een verhaal achterlaat, om het totaalbeeld.
Dit moge allemaal waar zijn, maar feiten zijn feiten. En een slachting in een vissersdorp is een slachting, niets anders. Of zijn de feiten niet precies feiten in de werken van Pappe en (het op zijn werk gebaseerde boek van) Van der Heijden?
De Joodse geschiedenisstudent Theodore Katz stuitte op verhalen van de slachting bij onderzoek voor zijn afstudeerscriptie in januari 2000. Onder begeleiding van Ilan Pappe ging hij met de zaak aan het werk. Later dat jaar presenteerde hij zijn onderzoek en zocht hij contact met de media om zijn verhaal landelijke bekendheid te geven, waarschijnlijk om zich de status van ”nieuw historicus” aan te meten. Er ontstond een nationale rel, die leidde tot een rechtszaak en een officieel onderzoek naar (het bronmateriaal van) zijn scriptie.
Katz’ werk bleek voornamelijk gebaseerd op interviews met Arabische overlevenden. En verder: de bandopnames van de interviews bleken op geen enkele manier Katz’ verhaal over een slachtpartij te ondersteunen. De scriptie werd afgewezen, maar Pappe, Van der Heijden en tal van Palestijnse auteurs voeren ”Tantura” aan als onderdeel van het plan van de zionisten om Palestina van Arabieren te ontdoen. En dat is het kwalijke van dit soort historiografie: het blijft rondzingen, nagalmen - vooral op internet. Een kwalijk boek kan een vergissing zijn, maar die vergissing wordt onherstelbaar als de inhoud voortdurend als waarheid opduikt.
Hoop
Als het verhaal van het zionistische plan om Palestina etnisch te zuiveren niet gebaseerd is op documenten en op feitelijke gebeurtenissen, dan is Israël eerder het land van die oma uit ”Jardena. Dagboek uit Jeruzalem” van beeldend kunstenaar Hannah Yakin. Oma Jardena (de auteur verplaatst zich overduidelijk in haar) leeft haar hectische leven met haar hardhorende echtgenoot in Jeruzalem. Ze gaat naar de markt, bezoekt culturele avonden, maakt zich zorgen over haar kleinkinderen in het leger, leest over aanslagen, bereidt zich voor op de feestdagen, hoort van misstanden die veroorzaakt worden door Israëlische soldaten bij de checkpoints in de Westbank.
Zij is daarover bezorgd of boos, maar nooit cynisch. Steeds hoopt ze op betere dagen en probeert daar op haar manier aan bij te dragen. En met enige ironie zegt ze: „…al is Israël zeker niet het licht onder de volken, toch schijnt het als een dapper semidemocratisch sterretje in de ondoordringbare duisternis van het Midden-Oosten.”
Chanoekia
Op de kaft van ”Israël, een onherstelbare vergissing” is het dak van een Israëlisch gebouw afgebeeld waarop een grote chanoekiakandelaar staat. Eromheen cirkelt prikkeldraad. Van der Heijden wil zeggen: Israël is een fort, een bunker, die niet normaal zal kunnen overleven. Hij kan zich niet voorstellen dat iemand ontspannen het chanoekafeest in Israël kan vieren. De opstand van de Makkabeeën en de tempelreiniging eindigden immers in uiteindelijke verwoesting door de Romeinen. Van die tempel rest slechts een Klaagmuur.
Maar hij heeft het mis. Ieder jaar ontsteken rabbijnen de chanoekia’s bij synagogen, ouders ontsteken de kandelaar thuis in bijzijn van de kinderen, soldaten ontsteken de chanoekia’s op de plaatsen waar zij noodgedwongen gelegerd zijn. Soms staat die kandelaar dus achter prikkeldraad. Maar hij brandt wel. Ieder jaar opnieuw.
N.a.v. ”De etnische zuivering van Palestina”, door Ilan Pappe; uitg. Kok, Kampen, 2008; ISBN 978 90 5977 299 1; 347 blz.; € 24,90;
”Israël, een onherstelbare vergissing”, door Chris van der Heijden; uitg. Contact, Amsterdam, 2008; ISBN 978 90 254 2836 5; 176 blz.; € 15,-;
”Jardena. Dagboek uit Jeruzalem”, door Hannah Yakin; uitg. Atlas, Amsterdam, 2008; ISBN 978 90 450 0700 7; 174 blz.; € 18,50.