Israël zwaar onder vuur op VN–bijeenkomst
Israël is op een VN–conferentie in het Zwitserse Genève zwaar onder vuur genomen wegens het schenden van het humanitaire recht. Afspraken daarover staan in de Vierde Conventie van Genève die gaat over de bescherming van burgers in oorlogstijd. Hoewel Israël zelf ook ondertekenaar is van de conventie, boycotte het de vergadering, evenals de Verenigde Staten.
Een resolutie van de Algemene Vergadering van de VN in oktober 2000 was de aanleiding voor de bijeenkomst, waarop achter gesloten deuren werd gepraat over de manier waarop Israël de Palestijnen behandelt. Honderdveertien landen waren vertegenwoordigd. Ook was er een Palestijnse delegatie aanwezig.
In de slotverklaring wordt Israël met klem opgeroepen verder af te zien van acties die strijdig zijn met de Vierde Conventie van Genève, zoals het opzettelijk doden, martelen of deporteren van burgers. Ook riepen de deelnemende landen „de bezettende macht” op de bewegingsvrijheid niet wederrechtelijk te beperken.
VN–commissaris voor de mensenrechten Mary Robinson beschuldigde zowel Israël als de Palestijnen van stelselmatige schendingen van het internationale recht. Ze hekelde de afsluiting van steden en dorpen, de vernieling van het land en het onthouden aan Palestijnen van het recht op onderwijs en gezondheidszorg.
Ze vindt het gedrag van Israël onverenigbaar met de bepalingen van de Conventie van Genève, die door 189 landen is ondertekend. Ook de Palestijnse zelfmoordaanslagen stroken volgens Robinson niet met het internationale recht.
Namens de Europese Unie veroordeelde de Belgische VN–ambassadeur Jean–Marie Noirfalisse het „willekeurige en buitenproportionele geweld” van Israëlische zijde. Hij zei vooral bezorgd te zijn over de schendingen van het internationale recht. Als voorbeelden noemde hij „standrechtelijke executies door het Israëlische leger, de afgrendeling van steden en dorpen en de nutteloze vernieling van onroerende goederen”.
De islamitische staten, verenigd in de OCI, vinden dat Israël zich schuldig maakt aan oorlogsmisdaden. Woordvoerder Rajmah Hussein uit Maleisië beschuldigde het Israëlische leger van het vermoorden en martelen van burgers.
Israël en de Verenigde Staten boycotten de conferentie. Zij hadden aangedrongen op uitstel of annulering van de vergadering, maar de bijeenkomst ging toch door omdat de meeste deelnemers dat wilden.
De organisatie zei van tevoren maatregelen te hebben genomen om te voorkomen dat de conferentie zou ontaarden in een anti–Israëlische bijeenkomst. Zo was er geen mogelijkheid tot debatteren. De slotverklaring lag van tevoren al klaar en er werd niet over gestemd.
Israël zegt de Vierde Conventie van harte te ondersteunen, maar vindt het verdrag niet van toepassing op de situatie in de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever omdat Israël geen bezettingsmacht is.