Uit Bijbel meer dan één lijn te trekken over positie vrouw
Dr. J. Schaap-Jonker vindt ds. A. C. Uitslag in zijn reactie (RD 17 september) op de positie van CU-Kamerlid Wiegman als werkende moeder veel te stellig.
De heftigheid van de reactie van ds. A. C. Uitslag, ”Gebed legitimeert niet iedere keuze” in het RD van 17 september, deed mij niet alleen de wenkbrauwen fronsen, maar raakte mij ook diep. Is dit de manier waarop we binnen de gereformeerde gezindte met elkaar omgaan?Het gaat mij er in deze bijdrage niet om het gesprek aan te gaan over de lezing van de open brief van Wiegman, die op mij eerder humoristisch dan cynisch en heftig overkwam. Het is ook niet mijn intentie Wiegman, die toevallig behoort tot dezelfde kerkelijke gemeente als ik, te verdedigen of haar persoonlijke situatie nader toe te lichten. Daartoe is zij zelf prima in staat. De discussie over de plaats en positie van de vrouw wil ik hier evenmin voeren. Hierover is vrij recent uitvoerig geschreven in deze krant, en het lijkt mij niet zinvol om dat nu te gaan herhalen.
Schrift
Wat ik wel aan de orde wil stellen, is de omgang met de Schrift en de veroordeling die blijkt uit de bijdrage van genoemde predikant. Ds. Uitslag wekt op zijn minst de suggestie dat hij het echtpaar Wiegman op dezelfde lijn plaatst als de Danieten uit Richteren. Voor hun gebed geeft hij geen cent. In zijn opinie is het blijkbaar niet mogelijk dat mensen in alle oprechtheid de Bijbel lezen, de Heere zoeken in gebed, en dan ook daadwerkelijk antwoord van Hem krijgen (volgens Psalm 85: Merk op mijn ziel…). Nee, de antwoorden liggen al vast.
De manier waarop ds. Uitslag hierover schrijft, geeft mij de indruk dat voor hem de Bijbel een gesloten systeem is en een logisch consistent geheel. Iets als hermeneutiek speelt geen rol, en we kunnen met gemak spreken over dé Bijbelse lijn. Dat er in de Schrift soms meerdere lijnen te ontdekken zijn, dat er vaak een afweging gemaakt moet worden (waarbij we ons mogen laten leiden door de belijdenis), dat we Schrift met Schrift vergelijken om tot helderheid te komen, lijkt allemaal niet aan de orde te zijn. Ik verwacht van een theoloog dat hij minder kort door de bocht gaat.
Wat mij het meest hoog zit, zijn de oordelen die ds. Uitslag uitspreekt. Dan bedoel ik niet dat hij Wiegman een nette, gelovige feminist noemt, maar dat hij haar „schromelijke zelfoverschatting” en „minachting van de Bijbel” in de schoenen schuift. Kan dit zomaar? Kunnen we elkaar binnen de christelijke gemeente op deze manier beoordelen en veroordelen?
In het avondmaalsformulier lees ik over broederlijke liefde die we jegens elkaar, als leden van het lichaam van Christus, betuigen. Daar merk ik hier niets van. „De mens ziet aan wat voor ogen is, maar de Heere ziet het hart aan”, zegt de Bijbel (1 Sam. 16:7). „Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt. Want met welk oordeel gij oordeelt, zult gij geoordeeld worden”, leert Christus ons in de Bergrede (Matth. 7:1-2).
Wat doet ds. Uitslag (en wij met hem) met deze Schriftgegevens? In het hogepriesterlijk gebed bidt Christus voor de gelovigen: „Opdat zij allen één zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook zij in Ons één zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt” (Joh. 17:21). Het schaadt dus de zaak van Christus om elkaar als leden van het lichaam van Christus, als mensen die ondanks alle (kerkelijke) verschillen toch van hetzelfde Offer leven, zo te bekritiseren en af te wijzen!
Verschillen
Het is goed om bij onszelf te rade te gaan en te bedenken hoe wij omgaan met verschillen en met keuzes die anders zijn dan wij ze zouden maken (zie hierbij Rom. 14, waarbij vanuit het geloof zelfs tegengestelde keuzes gemaakt worden). Hoe is onze houding ten opzichte van de ander binnen de gemeente van Christus, die gelukkig niet aan een bepaald kerkgenootschap gebonden is? Hoe praten we over elkaar, hoe bekijken we elkaar? Welk voorbeeld geven we als reformatorische christenen in dit opzicht? Wat geven we aan onze kinderen door? Over voorbeeld gesproken: dat was ds. Uitslag niet in zijn bijdrage.
Ik betreur het dat juist een ambtsdrager deze uitlatingen doet. Wie als predikant zijn mening geeft, moet zich bewust zijn van de macht die hij daarmee uitoefent en de invloed die zijn woorden kunnen hebben. In de Bijbel is immers ook een lijn met betrekking tot volk en priesters te bespeuren. Ik hoop dat deze gedachten ertoe bijdragen dat ieder van ons bij zichzelf te rade gaat.
De auteur is theoloog en psycholoog en als universitair docent verbonden aan de Protestantse Theologische Universiteit te Kampen. Zij schrijft deze bijdrage op persoonlijke titel.