Een bolletje met staart en snor
Hoe kwam Adam erbij om een zwart-wit gevaarte met horens ”koe” te noemen? In de Bijbel staat dat God de dieren bij Adam brengt „om te zien hoe hij ze noemen zou.” Maar wat daarbij zijn overwegingen waren staat er niet bij. Eén ding is zeker: zoals Adam ze noemt, zo zal hun naam zijn. Je zou kunnen zeggen dat de eerste mens van zijn Schepper mocht ”spelen met woorden”: het thema van de christelijke Kinderboekenmaand 2008.
plattekst (u15,1,0(Het speciaal voor deze gelegenheid gemaakte prentenboek ”Allemaal een naam” vertelt het verhaal van Adam. Lee Ann Vermeulen, tekstschrijver, componist en muziekproducer, debuteert hiermee als kinderboekenauteur. Ze schrijft in vlotte, vierregelige gedichtjes: „God weet wat hij nodig heeft / en zorgt voor Adam, elke dag / „Jij mag de dieren namen geven, / kom op Adam, aan de slag!””Wanneer Adam aan het benoemen gaat, wordt de dierennaam niet expliciet genoemd, maar rijmt deze steeds op een vorige regel uit de tekst. „Opeens hoort hij een zacht geluid / van heel dichtbij - „Zeg wat is dat?”/ Een bolletje met staart en snor / dat kopjes geeft: ik noem jou…”
Dat de sfeer er gelijk goed in zit wanneer kinderen een rijmpje mogen aanvullen, weet iedereen die wel eens voorleest. En daarmee doen ze ongemerkt wat ze momenteel geacht worden te doen: spelen met woorden.
De gedichtjes van Vermeulen zijn creatief, fris en meestal grappig bedacht. Metrisch maakt ze het zich echter nogal eens te gemakkelijk („Adam doet nu heel voorzichtig, / loopt zachtjes achteruit…heel stil…”), en soms hangt er de sfeer van in elkaar geflanste sinterklaasgedichten: „Alle beestjes, wilde dieren, / alle vogels, al het vee! / Adam krijgt de smaak te pakken / en begint al snel hiermee.”
Illustrator Nynke Mare Talsma heeft zich zichtbaar uitgeleefd in het tekenen van allerlei vogels, insecten en wilde dieren. Ze heeft er de juiste stijl voor: kleurige, omlijnde tekeningen die gedetailleerd en toegankelijk zijn. Doordat elke bladzijde uitklapbaar is, heeft ze aanzienlijk meer paginaruimte tot haar beschikking dan het boekje op het eerste gezicht doet vermoeden. Die ruimte benut ze voluit, en dat levert mooie, uitgebalanceerde prenten op - zoals die waarop Adam een ”waterreus met groene ogen” ontdekt. De bek van deze paginalange engerd verschijnt pas als je de flap openslaat.
Behalve tegen het al te vlotte taalgebruik dat God in de mond gelegd krijgt, heb ik bij de ’toepassing’ bezwaar tegen de nogal geforceerde sprong van dierennaam naar mensennaam: „Maar van alles wat God maakte / ben jij toch wel het meest speciaal. God vormde jou van top tot teen / en Hij zegt: „Je hoort bij Mij.” / Daarom ben je zo bijzonder…/ Welke mooie naam kreeg jij?” Een prentenboek hoeft niet met een preekje te eindigen, en hier wordt gesuggereerd dat wij nog in een paradijselijke toestand ten opzichte van God verkeren. De toonhoogte van bijvoorbeeld het klassieke doopformulier komt me Bijbelser voor.
N.a.v. ”Allemaal een naam”, door Lee Ann Vermeulen en Nynke Mare Talsma; uitg. Ark Media, Amsterdam, 2008; ISBN 978 90 3383059 4; 25 blz.; € 4,50.