Economie

Haven van Rotterdam drijft op olie

Op de Maasvlakte hangen nog net geen slingers. Toch viert de Maasvlakte Olie Terminal (MOT) een feestje. Het bedrijf draagt al dertig jaar lang zorg voor de olieopslag in immense ’koekblikken’. Containers mogen belangrijk zijn voor Rotterdam, olie is de kurk waar de haven op drijft.

8 November 2002 10:27Gewijzigd op 13 November 2020 23:55
ROTTERDAM - Op de uitgestrekte Maasvlakte staan 36 enorme olieopslagtanks van de Maasvlakte Olie Terminal (MOT). De 114.000 kuub tankinhoud levert -na raffinage- voldoende benzine om 90.000 auto’s een jaar lang op te laten rijden. De realisatie van de MOT
ROTTERDAM - Op de uitgestrekte Maasvlakte staan 36 enorme olieopslagtanks van de Maasvlakte Olie Terminal (MOT). De 114.000 kuub tankinhoud levert -na raffinage- voldoende benzine om 90.000 auto’s een jaar lang op te laten rijden. De realisatie van de MOT

Langs de steiger bij de MOT op het noordelijk deel van de Maasvlakte ligt een enorme olietanker, een van de ruim tweehonderd die hier jaarlijks afmeren. De groen-wit-rood gestreepte schoorsteen verraadt dat het schip afkomstig is uit Iran. De 332 meter metende ”Iran Nabi” komt even 300.000 ton ruwe olie in Rotterdam afleveren. Het lossen kost een tot twee dagen. Het goedje vult drie opslagtanks van 114.000 kuub.

De wortels van het olieopslagbedrijf dateren uit begin jaren ’70. De spanning in het Midden-Oosten neemt rond die tijd sterk toe. De belangrijke doorvaarroute via het Suezkanaal wordt geblokkeerd. De omleiding via Zuid-Afrika noodzaakt rederijen grotere schepen in te zetten.

De energiebehoefte in West-Europa neemt eveneens explosief toe. Consumenten gebruiken elk jaar zo’n 8 procent meer energie. De vraag naar olie en de opslag van olie stijgt daarom eveneens hard. Het havenbedrijf en de oliemaatschappijen BP, Total, Shell, Esso, Chevron en tankopslagbedrijf Pakhoed steken de koppen bij elkaar om een gezamenlijke olieopslag te realiseren. Voor elk bedrijf een afzonderlijke opslag is niet mogelijk.

Zo gezegd, zo gedaan. Op 3 november 1972 ondertekenen de ’olieboeren’ een contract voor de oprichting van de Maasvlakte Olieterminal (MOT), een van de grootste olieopslagplaatsen ter wereld. „Een uniek samenwerkingverband”, zeggen MOT-directeur C. H. Doorakkers en burgemeester I. W. Opstelten in koor. In 1984 treedt Kuwait Petroleum toe, zes jaar later neemt Chevron afscheid.

De plannen zijn ambitieus. De oliemaatschappijen huren op de nog kale, woeste Maasvlakte een terrein van 320 hectare voor de bouw van honderd opslagtanks met een inhoud van 114.000 kuub elk. Voor het afmeren van tankers moeten de rederijen -volgens de plannen- acht aanlegsteigers krijgen.

Maar het tij keert. De oliecrisis van midden jaren ’70 gooit roet in het eten. Het rapport van de Club van Rome en de economische achteruitgang betekenen een dikke streep door het heersende optimisme. De initiatiefnemers moeten de ideeën drastisch bijstellen.

In november 1972 verrijst de eerste opslagtank. Daarmee wordt ook de Maasvlakte feitelijk in gebruik genomen. De andere opslagtanks verschijnen daarna in rap tempo. Per maand wordt er eentje opgeleverd. Maar bij nummer 36 blijft de teller steken. Een opslagcapaciteit van 4,2 miljoen kuub, 135 hectare land en twee aanlegsteigers blijkt voldoende te zijn.

Elke tank -22 meter hoog, 85 meter doorsnee- heeft de hoogte van een gebouw van zeven verdiepingen. „Zo in het wild, hier op de Maasvlakte, zie je dat er niet aan af”, glimlacht Doorakkers. De inhoud van 114.000 kuub ruwe olie is -na raffinage- voldoende om er ruim 90.000 auto’s een jaar lang op te laten rijden.

De MOT pompt jaarlijks zo’n 35 miljoen ton olie uit de voorraad door een ondergronds pijpleidingennet. „Iedere oliemaatschappij heeft zijn eigen leiding”, legt de MOT-directeur uit. Voor de Total-raffinaderij in Vlissingen is een 140 kilometer lange buis aangelegd. Door koppeling van pijpleidingen kunnen Duitsers en Belgen ook bij de MOT tanken.

Doorakkers heeft overuren op zijn rekenmachine gemaakt. Sinds de ingebruikname hebben 4303 tankers zo’n 823 miljoen ton ruwe olie bij de MOT naar binnen laten stromen. Het olieopslagbedrijf neemt momenteel zo’n 35 procent van de totale olieaanvoer naar Rotterdam voor zijn rekening en 12 procent van de totale goederenoverslag. „Aan havengeld heeft dit het Havenbedrijf zo’n 600 miljoen euro opgeleverd.”

De MOT-directeur kan niet nalaten te benadrukken dat olie het belangrijkste product voor de haven is. „De helft van de overslag in Rotterdam bestaat uit olie, olieproducten en chemicaliën, een kwart bestaat uit kolen en ertsen, 20 procent uit containers en 5 procent uit fruit.” Ook burgemeester Opstelten onderstreepte gisteren het belang van olie. „Rotterdam is een energiehaven. Olie is de kurk waar de haven op drijft.”

Opstelten ziet vijf factoren voor het succes van het jubilerende bedrijf. „De locatie dicht bij de havenmond, een veilig en efficiënt pijpleidingennet, eigen opslagfaciliteiten voor de vijf deelnemende partijen en de joint venture-vorm van het bedrijf.” Toch hoort de buitenwacht nooit veel over het olieopslagbedrijf. Ook daarvoor heeft de burgemeester een verklaring. „De MOT is de stille kracht van Rotterdam.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer