„Afstaan van DNA niet verplichten”
Grootschalig DNA-onderzoek moet vaker worden ingezet, maar de verplichte deelname van burgers aan dergelijk onderzoek is een brug te ver.
Dat stelde minister Hirsch Ballin (CDA, Justitie) dinsdag in de Tweede Kamer. De bewindsman vindt het afstaan van DNA-materiaal voor onderzoek naar de dader van een misdrijf wel een vorm van burgerplicht.In april kondigde Hirsch Ballin aan dat hij het rendement van DNA-onderzoeken wilde vergroten. Personen die in eerste instantie geen DNA-materiaal afstaan, mogen daarvoor worden benaderd, zodra het profiel van een familielid dat wel bij het onderzoek is betrokken voor een deel overeenkomt met het profiel van een spoor in een onopgeloste zaak. Ook DNA-onderzoek bij overleden, nog niet geïdentificeerde slachtoffers moet mogelijk worden, aldus Hirsch Ballin destijds.
CDA en VVD steunen de voornemens van de minister. Anders dan Hirsch Ballin zijn beide partijen bovendien voor verplichte deelname aan DNA-onderzoek. GroenLinks en de SP uitten dinsdag hun zorgen in het debat met de minister. Daarop zei Hirsch Ballin dat iemands DNA-profiel onopgemerkt in een databank belandt zolang er nooit een match is met een spoor in een onopgelost misdrijf.
Hoogleraar rechtspsychologie dr. P. J. van Koppen, die onderzoek doet naar gerechtelijke dwalingen, wijst verplichte deelname aan DNA-onderzoek af. „Het is zeker mogelijk hiervoor harde criteria op te stellen. Het probleem is echter dat de overheid met die criteria nogal eens de hand licht, zoals we ook rond de identificatieplicht hebben gezien.”
Bij vrijwillige deelname doet 99 procent van de benaderde burgers, al dan niet onder sociale druk, mee. Wie weigert, vestigt daarmee de aandacht op zich, aldus Van Koppen. „Mijn indruk is dat de huidige regeling prima voldoet.”