Beurswaakhond Pitt ongeloofwaardig
Een gekwalificeerd en intelligent man, dat was Harvey Pitt zeker. De voorzitter van de belangrijkste beurswaakhond in de wereld, de Amerikaanse Securities and Exchange Commission (SEC), kon echter niet aarden in de politieke jungle van Washington. Pitt stapte woensdag op, na aanhoudende kritiek op zijn functioneren.
De 57-jarige Pitt was slechts vijftien maanden in functie. President George Bush had hem vorig jaar nog met veel vertrouwen geïntroduceerd. Pitt kon toen niet vermoeden wat hem zou overkomen. Boekhoudschandalen in het bedrijfsleven trokken een zware wissel op het functioneren van de SEC en daarmee ook op de advocaat, die in het verleden veel opkwam voor de geplaagde accountancysector.
Pitt was degene die ten tijde van het bewind van president Bill Clinton wist te voorkomen dat de accountantsconcerns hun traditionele taak van het controleren van de boekhouding moesten scheiden van de lucratieve advisering van ondernemingen. Als SEC-voorzitter moest hij opeens hervorming van dezelfde sector bepleiten. Een man had een dubbele pet op, en dat ging Pitt niet gemakkelijk af. Telkens moest hij schipperen tussen zijn verleden en zijn heden. In vele SEC-vergaderingen kon hij vaak niet eens zijn stem uitbrengen gezien de banden met voormalige cliënten.
Toch was zijn vorige carrière niet het grootste struikelblok. Zoals The Economist vorige week opmerkte zijn indringers vaak de beste toezichthouders. Waar het Pitt echter aan ontbrak, was geloofwaardigheid. Die was vorige week ernstig in het geding gekomen met de benoeming van William Webster tot voorzitter van de Public Company Accounting Oversight Board, een nieuw orgaan dat het werk van de accountancysector onder de loep gaat nemen.
De benoeming leidde tot een grote ruzie tussen de vijf SEC-bestuurders, tot groot vermaak van de pers, die door het openbare karakter van de bestuurszitting getuige kon zijn van de onenigheid tussen de Republikeinse en de Democratische leden van de SEC. Pitt, een Republikein, drukte uiteindelijk de aanstelling van Webster door met een beslissende stem. Dit was hoogst ongebruikelijk gezien de eenstemmigheid waarmee de beurscommissie gewoonlijk besluiten neemt.
Pitt had met zijn confronterende strategie misschien nog kunnen wegkomen als hij daarnaast niet een aantal grote fouten had gemaakt. In de eerste plaats leek opnieuw belangenverstrengeling hem parten te spelen. Pitt leek zijn steun te willen geven aan John Biggs, een alom gerespecteerde topman van een groot pensioenfonds, maar toen accountants vreesden voor diens hervormingsdrift sloeg Pitt om als een blad aan een boom.
Onvergeeflijk was verder zijn fout om medebestuursleden niet in te lichten over de activiteiten van Webster bij een technologiebedrijfje dat van fraude wordt verdacht. De voormalige FBI- en CIA-directeur Webster vertelde dit kort voor de inmiddels beruchte SEC-vergadering aan Pitt, maar die verzuimde dit aan zijn collega’s en aan het Witte Huis te vertellen. Dat was een politieke blunder van de eerste orde, zeker gezien de grote gevoeligheid waarmee de benoeming was omgeven.
De affaire-Webster bleek de doodsteek voor Pitt. Ze moet voor president Bush, die Pitt tot voor kort nog door dik en dun steunde, de aanleiding zijn geweest om de topbestuurder te laten vallen. Democratische en Republikeinse Congresleden riepen de afgelopen dagen luid om Pitts aftreden. In het Congres had zich eerder al diens ondergang afgetekend. Bij de opstelling van wetgeving voor strengere bestraffing van bedrijfsfraude, de zogenoemde Sarbanes-Oxley-wet, werd de SEC amper betrokken. Ook dat had te maken met de zwalkende houding van Pitt.