Duisternis
Van het omgekeerde van onze tekst zou men in waarheid mogen zeggen: duisternis is voor de goddelozen gezaaid en ellende voor de huichelaars en alle onbekeerden van hart. Want God verbergt voor hen het licht van Zijn aanschijn en bedreigt hen met de tijdelijke en de eeuwige straf.Wij zeggen in Gods naam tot de rechtvaardigen dat het hen zal welgaan en tot de goddelozen dat het hen kwalijk zal gaan, want het zaad dat in hun hart ligt, is niets anders dan onkruid der verdorvenheid dat de boze daarin heeft gestrooid. Het draagt er vruchten, ja vruchten die alleen geofferd worden op het altaar van de satan. Laat dan de goddelozen zich verblijden en laat ze in het licht van tijdelijke voorspoed wandelen. Laat ze zich tot opspringens toe verheugen over eer, rijkdom en wellust die zij boven de rechtvaardigen in dit leven hebben. Laat zij zich in duizend hersenschimmen verlustigen en hier op aarde zo voorspoedig zijn dat zij zelfs geen banden hebben tot de dood toe. Het is maar een ijdel geluk. Hun lamp zal eens in zwarte duisternis uitgeblust worden. Hier wandelen ze in het akelige donker van hun natuurstaat, als kinderen der duisternis.
Valt u dit op het hart? Ziet u de grootheid van uw ellende? Erken en betreur de zonde van uw hart en al de werken van de duisternis, waardoor u van God, de Vader der lichten, gescheiden bent, en ga met uw duistere ziel naar de Heere Jezus.
Wilhelmus Themmen, predikant te Arnhem (”Vaste Troostgronden der Heiligen”, 1750)