In China weet de keizer van geen wijken
Waarom blijft China zo’n dictatoriaal bestuurd land, nu het communisme er als ideologie heeft afgedaan? Omdat niet deze ideologie, maar een diepgewortelde traditie er garant staat voor blijvende onvrijheid van burgers. Het is een van de opmerkelijke standpunten van Jan van der Putten in zijn boek ”Chinese tekens”. Zijn collega-journalist Garrie van Pinxteren suggereert in haar boek ”China, centrum van de wereld”, dat achter die autocratische traditie wel eens meer zendingsdrang zou kunnen schuilen dan wij westerlingen denken.
Dit jaar verschenen er twee boeken van Nederlandse journalisten die jarenlang als correspondent in China woonden en werkten, of dat nog doen: ”Chinese tekens” van Jan van der Putten en ”China, centrum van de wereld”, van Garrie van Pinxteren, die nog in China werkt als correspondente. De boeken verschenen aan de vooravond van de Olympische Spelen in Peking, en waren vast bedoeld om mee te deinen op de hausse aan interesse in China als gevolg van dit megasportfestijn.Boeken over China die zijn geschreven door journalisten hebben zo hun sterke en zwakke kanten. Sterk is natuurlijk dat ze ingaan op actuele ontwikkelingen in China, en allerlei publieke ideeën en misverstanden over dit land kunnen bevestigen of juist ontkrachten. Zwak is dat journalisten nogal eens de neiging hebben mening tegenover mening te stellen, in plaats van inhoudelijk -dat wil zeggen met behulp van wetenschappelijke studies- aan te tonen dat een bepaalde opvatting geen enkele of juist wel realtiteitswaarde heeft.
Neem Jan van der Putten, die komt met een eigen versie van Kiplings ”East is East and West is West”. „Nog altijd wordt in het Westen gedacht dat de Chinezen steeds meer verwesteren en op de duur ook wel democratie zullen binnenhalen.” Van der Putten gelooft er niets van. „De Chinezen pikken uit de hele wereld op wat ze leuk, vet, mooi, aardig en trendy of lekker vinden, maar ze worden er niet minder Chinees door. (…) Wij (westerlingen) worden nog eerder confucianistisch dan de Chinezen ooit democratisch.” Lekker stellig geformuleerd natuurlijk, maar wel onzin. Van der Putten moet maar eens op Taiwan gaan kijken. Daar wonen toch ook rasechte Chinezen, maar ze hebben daar wel de parlementaire democratie omarmd.
Een alternatieve manier -die ook uitstekend past bij een journalistieke aanpak- is Chinezen zelf bevragen over bepaalde thema’s. Ook dan blijft de waarde beperkt, want de ene Chinees is de andere niet. Toch kom je tijdens zo’n ontmoeting dichter bij de werkelijkheid - en dus bij de waarheid over die werkelijkheid.
Van Pinxteren wint het wat dat betreft van Van der Putten. In het boek van de laatste mis je interviews met Chinezen. Het is een verzameling weetjes, opvattingen, ervaringen en standpunten. Van der Putten was correspondent in Frankrijk, in Latijns Amerika, Italië en China. Hij is nu directeur van Eyes on China, een bedrijf dat ondernemers helpt bij het leggen van contacten in China.
Van Pinxteren is van origine sinologe, spreekt dus de taal en dat merk je in haar boek. In diverse hoofdstukken vertelt ze over concrete ontmoetingen met Chinezen.
Windmolens
Zoals met ”de koning van het Hollanddorp”, Yang Bin. Bij de Noord-Chinese stad Shenyang heeft deze steenrijke Nederlands-Chinese zakenman een heus Hollanddorp neergezet. „Met name voor een Nederlander”, schrijft Van Pinxteren, „is het een onwerkelijke, bijna hallucinerende ervaring om door het dorp te lopen. Midden op het 184 hectare grote terrein ligt een immens pretpark annex kwekerij annex woonwijk in Hollandse stijl (…) „Overal staan windmolens, je ziet ophaalbruggen en grachtenpanden met trapgevels. De pittoreske namaakgrachten zijn volgens geruchten gegraven door dwangarbeiders.” Zodra Van Pinxteren de levensgrote replica van het Centraal Station binnenloopt, staat ze „tussen marmeren zuilen met gouden kronen.” (…) „Rechts zitten mannen en vrouwen in witte jassen onder kristallen kroonluchters. Ze kweken kleine orchideeën in glazen distilleerkolven. Even verder ligt een zee van bloeiende orchideeën in een tropisch warme kas. De Nederlandse kweker Arie Hartman geeft er les aan Chinese kwekers (…).”
Van Pinxteren kwam meer Nederlanders tegen op het landgoed van Yang Bin. Lydia Chen bijvoorbeeld, echtgenote van de eigenaar van Van Vliet Trucks uit Nieuwerkerk aan de IJssel. Overigens kan Yang Bin zelf niet meer zo genieten van zijn Hollanddorp: hij zit in China een gevangenisstraf uit wegens corruptie…
Van der Putten draagt in zijn voorwoord het boek op aan… de dief die in zijn huis de laptop stal waarop al het materiaal voor zijn boek was opgeslagen. Daardoor duurde het langer voordat het kon uitkomen, maar, voegt de schrijver eraan toe, het is er wel beter op geworden. Vandaar zijn eerbetoon aan de inbreker.
Zijn boek is even divers als de Chinese samenleving. In negen hoofdstukken komen zo’n beetje alle thema’s aan de orde die je bij China denkt zodra dat land ter sprake komt: eenkindbeleid, afbraak van historische gebouwen, de huidige verering van Mao Zedong, de afkeer van (baby)meisjes, enzovoort. Aardig zijn de hoofdstukken over dieren(leed), en over de Chinese ziel (het innerlijk van de Chinese mens). Ook de moeilijke positie van niet-geregistreerde christenen komt, net als bij Van Pinxteren, aan de orde. Tegenstrijdig is dat Van der Putten eerst stelt dat religie vooral sterk in opkomst is omdat het helpt tegen vrees voor ziekte en rampspoed, om vervolgens te constateren dat meer dan 60 procent van de gelovigen uit gegoede, hoogopgeleide stedelingen bestaat. Niet echt de groep die met ziekte en rampspoed te maken heeft, zou je denken.
Beledigend
Ronduit beledigend voor de christelijke kerk is zijn vergelijking van de communistische partijleden met kerkleden. Ze bezitten ook heilige teksten (van Marx), schrijft Van der Putten, en hun partijkantoor zou zijn te vergelijken met de Sint Pieter in Rome. Dat communisten in de mens en in eigen macht geloven, en christenen die macht juist uit handen geven aan de Almachtige, is kennelijk een te subtiele nuancering voor een populair boek over China.
Moedig is wel dat Van der Putten zichzelf heldere vragen stelt over zaken die hij waarneemt: waarom is de Chinees zus, waarom doet hij zo? Al wandelend door de Chinese samenleving, staat hij af en toe stil om zich dingen af te vragen. Zoals gezegd, bevredigen de antwoorden lang niet altijd.
Een rode draad in veel van de hoofdstukken is de hardnekkige voortzetting van oeroude traditionele praktijken en denkwijzen ondanks alle ideologische (communistische) en kapitalistische vernieuwingen. Van der Putten ziet zelfs de communistische partijleiders als typische nazaten van de keizers, die China ook met harde hand regeerden. Waarom houdt het autocratische machtsbolwerk in Peking niet van persvrijheid? vraagt Van der Putten zich af. Omdat slecht nieuws -over hongersnood, een opstand of oorlog- in de tijd van de keizers tot gevolg had dat zijn hemels mandaat werd ingetrokken, en hij dus mocht worden verjaagd.
Als het gaat om andere thema’s zit de traditie bij het volk, en de vernieuwingsdrang bij het regime. De idee van de maakbare samenleving bijvoorbeeld, en van de massamens, allebei typisch communistische opvattingen, die stukliepen op de werkelijkheid van de vanouds anarchistische aard van de Chinese bevolking.
Biografie van Mao
Intussen kun je je de vraag stellen welk effect al die traditioneel of cultureel ingebedde verklaringen hebben op het bestaansrecht van kwalijke praktijken. Komen ze niet neer op een rationalisering of zelfs vergoelijking van iets wat gewoon kwaad of duivels genoemd moet worden? Het lijkt erop dat Van der Putten daar niet zo’n raad mee weet. Dat komt vooral tot uitdrukking in het hoofdstuk dat onder meer gaat over de biografie van Mao, geschreven door Jung Chang en haar echtgenoot Jon Halliday (”Mao, het onbekende verhaal”, De Boekerij, 2005). Van der Putten veegt de vloer aan met dit tweetal. Zo zouden ze eenzijdig te werk zijn gegaan, en Mao bewust hebben willen neerzetten als een machtswellusteling die enkel slechte dingen deed. Waarom het volk massaal achter hem aanliep, aldus Van der Putten, vertellen ze niet. Deze razernij tegen Chang en Halliday slaat nergens op, wordt ook niet onderbouwd, en blijft daarom een vreemd staaltje van woede-uitbarsting, waar de lezer ogenknipperend bij staat te kijken. Bovendien ondergraaft Van der Putten een hoofdstuk verder zijn eigen suggestie - namelijk dat de bevolking vanwege goede dingen achter Mao aanliep. Lees maar mee: „Spontaan waren die blijken van revolutionaire eensgezindheid tijdens de Culturele Revolutie dan ook zeker niet. Wie niet meezwaaide, meezong, of meeschold, liep het risico te worden ontmaskerd als een contrarevolutionair en navenant te worden behandeld.”
Deze en andere kritische kanttekeningen nemen niet weg dat Van der Putten een leuke, vlot lezende introductie heeft geschreven van de Chinese samenleving. Voor een eerste kennismaking met China zeker de moeite waard. Wie vervolgens wat dieper wil afsteken, leze het boek van Van Pinxteren.
N.a.v. ”Chinese tekens”, door Jan van der Putten; uitg. Mets & Schilt, Amsterdam, 2008; ISBN 978 90 5330 3412; 290 blz.; € 18,-;
”China, centrum van de wereld”, door Garrie van Pinxteren; uitg. Balans, Amsterdam, 2008; ISBN 978 90 50189491; 280 blz.; € 17,95.
Chinezen spijkeren wél een drilpuddinkje aan de muur
China heeft afgedwongen dat buitenlandse bedrijven hun eigen principes compromitteren om in China actief te mogen zijn. Het geeft aan dat China op weg is om niet alleen op economisch, maar ook op normatief gebied een exporterende natie te worden. Ziehier een van de meest opmerkelijke zinnen uit ”China, centrum van de wereld”, het boek van de Nederlandse journaliste Garrie van Pinxteren.
De rol van ondernemers in de Chinese samenleving komt regelmatig ter sprake in haar boek. In het hoofdstuk over internet bijvoorbeeld, dat als titel heeft ”Internet, of hoe spijker je een drilpuddinkje tegen de muur?”. De uitspraak over dat puddinkje is van de Amerikaanse oud-president Bill Clinton, die in 2000 stelde dat het onmogelijk is voor autocratische regimes om internet te beheersen, net zoals het onmogelijk is een drilpuddinkje aan de muur te spijkeren.
Heeft hij voor wat betreft China gelijk gekregen? Van Pinxteren beantwoordt die vraag niet met ja of nee, maar stelt wel dat „China, geholpen door buitenlandse internetbedrijven als Yahoo, Google, Microsoft en Cisco, daar in elk geval veel verder mee is gekomen dan welk ander land ook ter wereld.
Enerzijds is het waar: internet is in handen van de vrije ondernemers het meest vrije medium van China geworden. Er kan op internet veel meer gezegd worden dan in de kranten en op radio en tv. Maar er is ook een andere kant: China beschikt over het meest verfijnde systeem van internetcensuur ter wereld. Een systeem dat zich, vaak met behulp van technologische innovaties die door westerse bedrijven worden geleverd, voortdurend aanpast aan de nieuwste manieren waarop internet gebruikt wordt.
Van Pinxteren geeft toe dat privéondernemers de drive waren achter de opbouw van internet in China, omdat het goed was voor de economische ontwikkeling. Maar diezelfde ondernemers waren ook bereid de overheid een handje te helpen bij het censureren van het web. De Nederlandse journaliste ziet op dit punt een bewijs dat China ook als het gaat om normen en waarden een exporterende natie is geworden.
Of de Nederlandse zakenwereld daartegen een dam opwerpt? Als we Van Pinxteren mogen geloven is dat niet het geval: „De Nederlandse zakenmensen die ik in China heb gesproken, zijn doodmoe van mensenrechtenactivisten die maar blijven volhouden dat China het op dat gebied nog even beroerd doet als vroeger.”
In zichzelf gekeerd land
Nederland heeft nog meer te vrezen van deze ontwakende reus uit het Oosten. Van Pinxteren typeert haar vaderland als een in zichzelf gekeerd land, waar nieuws voornamelijk uit eigen land komt. En daarom, zo stelt ze, kan het Centraal Planbureau beweren dat China’s invloed op Nederland vooral positief is, namelijk als leverancier van goedkope producten.
Van Pinxteren gelooft er niets van. China zal steeds meer concurrerend in plaats van complementair (aanvullend) zijn. Het stijgt immers steeds hoger op de technologische ladder, en dat is wel degelijk een regelrechte bedreiging voor onze werkgelegenheid, omdat dan hoogontwikkelde industrie en dienstverlening vanhier naar China zal verhuizen.
Zal Nederland die wedloop met China winnen? Nee, stelt Van Pinxteren. „Nederland is nu eenmaal veel minder hongerig dan China, dat wel moet innoveren omdat het banen moet scheppen.” Nederland is een veel stabieler land dan China, maar daarom ook veel minder bereid om snel veranderingen door te voeren.