Predikant fiscaal minder goed af
Over de vakantie van de dominee is vanuit het arbeidsrecht het nodige te zeggen, aldus prof. Wijnand Zondag (RD van 21 augustus). Prof. dr. T. Blokland wijst als aanvulling op enkele fiscale aspecten van het predikantschap.
De regeling van en voor heffing van inkomstenbelasting is neergelegd in de Wet inkomstenbelasting 2001. De premieheffing (volksverzekeringen) volgt dat inkomensbegrip. Inkomsten uit arbeid zijn altijd belastbaar en vallen onder de paraplu van „belastbaar inkomen uit werk en woning”, die ook wel aangeduid wordt als box 1.Daarbij geldt voor arbeidsinkomen een indeling in drie categorieën, elk met zijn eigen fiscale plussen en minnen. Die indeling, die in de wet een soort aftelvolgorde heeft, is eerst winst uit onderneming, dan loon uit dienstbetrekking en ten slotte resultaat uit overige werkzaamheden.
Winst uit onderneming omvat ook het zelfstandig uitgeoefende beroep. Een heel belangrijk punt bij de winst uit onderneming is dat op die winst nog aanzienlijke aftrekposten mogen worden toegepast. De belangrijkste daarvan zijn de zelfstandigenaftrek (van 9096 euro afdalend tot 4412 euro), de startersaftrek (drie jaar lang 2035 euro) en de mkb-winstvrijstelling ter grootte van 10 procent van de winst.
De kosten van loon uit dienstbetrekking zijn niet aftrekbaar, behoudens wat reiskosten. Wel mag de werkgever nogal wat belastingvrije kostenvergoedingen geven. Een heel belangrijk punt ten gunste van de sfeer van loon uit dienstbetrekking is de mogelijkheid van belastingvrije pensioenopbouw.
Het belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden is de laatste van de drie categorieën arbeidsinkomen. Technisch loopt de inkomensberekening hier ongeveer als bij winst uit onderneming, maar de genoemde bijzondere aftrekken gelden hier niet.
Traktement
Hoe ligt dat alles nu voor een predikant? Van winst uit onderneming/vrij beroep kan en zal eigenlijk geen sprake zijn. Er is geen deelname aan het maatschappelijk verkeer -inschrijving Kamer van Koophandel, cliënten, facturen en debiteuren- zoals dat bij een ondernemer wel het geval is. Ook is er geen financiële en economische zelfstandigheid, maar eerder economische afhankelijkheid, namelijk van één zeer belangrijke inkomensbron, te weten het traktement.
Van loon uit dienstbetrekking zal als regel evenmin sprake zijn. Hoewel het vaste traktement daarvoor pleit, ontbreekt het daarentegen aan de -voor het bestaan van een dienstbetrekking vereiste- gezagsverhouding. De relatie van een kerkenraad met de predikant is niet die van een gezagsverhouding.
Artikel 4f van de Wet loonbelasting biedt overigens wel de mogelijkheid om de arbeidsrelatie van een predikant fiscaal als dienstbetrekking aangemerkt te krijgen, namelijk op een gezamenlijk verzoek van de predikant en de kerkenraad.
Voor de predikant blijft dan de categorie resultaat uit overige werkzaamheden over. Belast wordt het saldo van baten en lasten, zoals bij de sfeer van winst uit onderneming; echter zonder de genoemde winstverminderingen wegens ondernemersaftrek; en ook zonder de royale mogelijkheden tot pensioenopbouw die de dienstbetrekking biedt.
Fiscaal komt een predikant er dus in vergelijking met de onderneming en met de dienstbetrekking minder goed van af.
De auteur is emeritus hoogleraar belastingrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen en oud-raadsheer aan het gerechtshof in ’s-Hertogenbosch.