Kloof tussen blank en zwart in Amerika
Titel:
”Hardnekkig wantrouwen. De relatie tussen blank en zwart in de VS”
Auteur: Chris Quispel
Uitgeverij: Amsterdam University Press, Amsterdam, 2002
ISBN 9053565566
Pagina’s: 392
Prijs: € 23,50. Van Engeland wordt gezegd dat de kloof tussen de klassen onoverbrugbaar is, voor Canada en België geldt een soortgelijke kloof door de taal en de Verenigde Staten ervaren een forse kloof tussen blank en zwart. Is die kloof echt permanent? Of zal het recht zegevieren over het onrecht, zoals in Zuid-Afrika gebeurd is? Chris Quispel, historicus aan de Universiteit Leiden, formuleert met zijn boek ”Hardnekkig wantrouwen” een antwoord op deze vragen, waarbij de titel al een sombere conclusie voorspelt.
De lijn die dr. Quispel uitzet, is aanvankelijk hoopgevend: geografische spreiding, integratie van zwarten in allerlei sectoren in de samenleving, ontmaskering en afwijzing van racistische (pseudo-)wetenschap en een slagvaardige burgerrechtenbeweging met de daaruit voortvloeiende wetgeving na 1960 hebben de zwarten geholpen om meer rechten en bescherming te krijgen. Dit proces, de tweede emancipatie genoemd, na de eerste bevrijding van de slaven in 1865, vormt de kern van het boek.
De pogingen om zwarten meer gelijkheid te geven zijn maar zeer ten dele gelukt. Bij alle waardering voor individuele prestaties van zwarten blijft het stigma voor de groep bestaan. Dat het onderscheid tussen blank en zwart een politiek/culturele constructie is (en beslist geen natuurlijke verdeling), blijkt uit de breed geaccepteerde definitie van ”zwart”, namelijk iedereen die een druppel ’zwart’ bloed heeft. Die beschrijving maakt overduidelijk dat er geen inherente eigenschappen ten grondslag liggen aan dit begrip, maar een oppervlaktekenmerk, dat bovendien gelijk negatief is: zwart is donker, duister, onbetrouwbaar. Die gedachte vormt de lijn in Quispels boek: zwart zijn werd een nadeel en zal dat hoogstwaarschijnlijk nog lang blijven.
Lynchen
Zoals vaker in de Amerikaanse geschiedenis wisselen periodes van vrijheid en onderdrukking elkaar af. Na de Burgeroorlog (1861-1865) kregen de zwarten stemrecht en onderwijs. Een uitspraak van het hooggerechtshof bepaalde dat zwart en blank gescheiden voorzieningen mochten hebben als ze maar gelijk waren (wat in praktijk onmogelijk bleek). De rechten van de zwarten werden er echter meer door uitgehold. Na 1890 verminderde het persoonlijk contact tussen voormalige meester en vroegere slaaf en gingen de zwarten steeds meer op pad om aan werk te komen, omdat ze door de landbouwcrisis hun oorspronkelijke werkkring hadden verloren.
Blanken vreesden de onrust die hiermee gepaard ging en concludeerden dat ze de greep op de zwarten hadden verloren. Ze demoniseerden de rondtrekkende zwarte en lynchten honderden van hen, zogenaamd om de blanke vrouw te beschermen.
Blanken lieten de zwarte kerk met rust, waardoor die een vluchtheuvel werd en later de bakermat van het zelfbewustzijn van de zwarten. Predikanten kregen daardoor een unieke plaats als leiders en bemiddelaars. Martin Luther King zou de bekendste worden.
In de eerste helft van de twintigste eeuw was door het verbeterde onderwijs een zwarte intellectuele elite ontstaan, die in de late jaren ’50 de leiding nam om gelijke burgerrechten te verwerven. Veel zwarte arbeiders waren onafhankelijker geworden van hun werkgevers en vormden daardoor een krachtige achterban. De erkenning door het hooggerechtshof in 1954 dat gescheiden faciliteiten verhinderden dat bijvoorbeeld zwarte kinderen gelijke kansen kregen, zette een reeks van confrontaties in werking die de aandacht van het hele land op de burgerrechtenkwestie richtte. De gruwelijke confrontaties waarbij blanke agenten zich te buiten gingen aan geweld deden de publieke opinie omslaan.
De kroon op het werk waren de garanties dat zwarten hun stemrecht onbelemmerd zouden kunnen uitoefenen (1965), waardoor de onweersproken macht van het zuidelijke blok in het Congres doorbroken werd. Voor veel zwarten ging het proces te langzaam, jongeren werden radicaler en minachtten de geweldloze houding van King en zijn medestanders. Nieuwe resultaten bleven uit en het wantrouwen tegen de blanken werd groter. Stokely Carmichael en Malcolm X riepen op tot zelfgekozen segregatie om zo de controle over de zwarte gemeenschappen terug te krijgen en het zelfbeeld te verbeteren, vooral de Black Culture droeg daaraan bij. Deze culturele strategie en de rassenrellen in veel steden versterkten de blanke angstgevoelens.
Isolement
De vertrouwensbreuk tussen vooruitstrevende actievoerders en de overheid in de laatste fase van de Vietnamoorlog verzwakte de burgerrechtenbeweging en in de jaren ’70 trokken conservatieve kiezers hun steun voor de binnenlandse hervormingen in. In toenemende mate verzetten de blanken zich tegen overheidsingrijpen, vooral als sociale maatregelen werden opgevat als ”blank geld steken in zwarte doelen”. Positieve discriminatie werd opgedoekt, sociale voorzieningen uitgekleed en ”ras” deed (op al dan niet verhulde wijze) weer zijn intrede in de politieke campagnes.
De tegenstellingen tussen blank en zwart namen toe. De moeiten van zwarten om werk te vinden in de steden verklaart Quispel uit het relatief late tijdstip dat ze naar de steden kwamen. De etnische netwerken hadden zich gevormd en waren toegetreden tot de blanke gemeenschap, die de zwarten buiten sloot. De verarmde onderklasse en de ontmanteling van het gezin in de zwarte gemeenschap bleek desastreus te werken, waardoor ”zwart” nog steeds identiek is aan ”problematisch”, ondanks de vele individuele zwarte sport- en muziekhelden. Zwart wantrouwen uitte zich in zelfgekozen isolement.
De titel lijkt te wijzen op wederzijds wantrouwen en dat is correct. Toch moet de lezer concluderen dat dat wantrouwen begon bij de blanken waarna het een zwarte reactie opriep. De schrijver stelt vast dat er veel op economisch en sociaal gebied verbeterd is, maar dat een harmonieuze oplossing niet snel te verwachten is.
Quispels uitstekend gedocumenteerde en elegant geschreven boek stemt nog somberder dan de conclusie die hij zelf trekt. De groepsbelangen lijken te sterk om de verhoudingen tussen blank en zwart te overbruggen en Quispel ziet weinig lichtpuntjes. Tegelijkertijd mag men verwachten dat in het christelijke Amerika de kerken de kracht moeten kunnen en willen opbrengen om de kloof te dichten. Die inspanning is in het verleden vaak genoeg geleverd en ik hoop dat de auteur in een volgend historisch onderbouwd boek de kansen op succes wil analyseren.
”Hardnekkig wantrouwen” is verplichte leesstof voor ieder die het probleem van de rassentegenstelling in Amerika (en daarmee Amerika zelf) wil leren doorgronden.