Experimenteren met het geloof
Titel:
”Kansen in de gevarenzone. Kanttekeningen bij de variatie in spiritualiteit na de secularisatie”
Auteur: Peter Sloterdijk, met essays van Hans Achterhuis, Erik Borgman en Marjolein Drenth von Februar
Uitgeverij: Agora, Kampen, 2001
ISBN 90 391 0857 9
Pagina’s: 96
Prijs: € 9,95. Wanneer een moderne gelovige merkt dat zijn geloof onvoldoende werkt, probeert hij een ander uit, signaleert Peter Sloterdijk. Daarmee staat volgens hem de weg naar de postmoderne religiesupermarkten open.
„Maar omdat de Amerikaanse religie direct op de zoektocht naar levenssucces wordt aangesloten, wordt het geloof een experimentele aangelegenheid. Pas nu geldt zonder enige restrictie de these dat waar is, wat werkt. (…) Je begrijpt heel goed hoe het komt dat er zowel aan deze als aan de andere kant van de Atlantische Oceaan winkels zijn die op de ene plank het hele spectrum van oosterse en westerse religieuze publicistiek en esoteriek en op de andere het hele spectrum van vitamines in pillenflesjes uitstallen. In beider aanbod werkt hetzelfde dieetpragmatisme.”
Deze opvallende uitspraken van Peter Sloterdijk maken deel uit van zijn Thomas More Lezing 2001, getiteld ”Kansen in de gevarenzone”. De lezing is nu, voorzien van kritisch commentaar en een algemene inleiding, in de boekhandel verkrijgbaar. Sloterdijk is hoogleraar filosofie en esthetica aan de Hochschule Gestaltung in Karlsruhe. Hij werd geboren in 1947 als zoon van een Nederlandse vader en een Duitse moeder. Hij publiceerde verschillende geruchtmakende en succesvolle boeken, zoals ”Kritiek van de cynische rede”, ”Eurotaoïsme”, en ”Regels voor het mensenpark”.
In zijn lezing bespreekt hij de lotgevallen van de religie en van het religieuze bij de opkomst van de moderne wereldverhoudingen. Hij signaleert dat, waar de dingen die we doen overal vanzelf lopen, „de betekenis van God afneemt tot een nutteloze hypothese -en dat is op veruit de meeste gebieden van de moderne levensorganisatie beslist het geval- of Hij moet een gedaanteverwisseling ondergaan waaruit Hij als transcendente sponsor van immanente successen te voorschijn komt.”
In dit verband wijst hij op de amerikanisering van de religie, met William James (1842-1910) als een van de belangrijkste en meest informatieve getuigen. De filosoof en psycholoog James deed onderzoek naar varianten van religieuze beleving. Hij ontdekte dat wie het eigen bestaan alleen bezag vanuit natuurwetenschappelijk perspectief, het risico liep van psychische depressie. Bij zelfanalyse volgens louter mechanistische begrippen dreigde het gevaar van het verlies van motivering. Wat zou je mensen bij wie de bronnen van het zelfvertrouwen zijn opgedroogd, nog kunnen aanraden? Naar James’ overtuiging was dat het advies verder te zoeken in zichzelf, net zolang tot men op dieptekrachten stuitte.
Sloterdijk noemt deze overtuiging „amerikanisme op religieus terrein - de verbinding van oliezoekersmentaliteit en succesvroomheid. Wie zoekt, die vindt. Ieder heeft onder zich een vibrerende zee van motiveringen.” Dan volgen de citaten waarmee deze bespreking begint, waarna de schrijver verdergaat: „Zo worden voor het moderne geloofsleven de wissels op het eclecticisme getrokken: zou blijken dat een geloof niet voldoende werkzaam werd, dan mag en moet er een ander uitgeprobeerd worden. Van hieruit staat de weg naar de postmoderne religiesupermarkten open. (…)
In deze situatie heeft de moderne en postmoderne enkeling tegenover zichzelf de plicht zijn levensmotor met het onmiskenbaar eigen optimale brandstofmengsel aan te drijven. Geloofsbevestigingen en vitaminen - die vormen het nabije heil waar de individuen als piloten van hun religieuze immuunsystemen op aansturen.”
Sloterdijk noemt deze spiritueel ondersteunde wereldse zucht naar succes een verwereldlijkte religie een blijk van radicale secularisatie. Hij legt de vinger bij de pragmatisering van het religieuze en geeft daarmee een louter functionalistische verklaring van de religie. Voor hem is het menselijk bestaan niet open naar een bovennatuurlijke dimensie. De mogelijkheid van een nieuwe en betere werkelijkheid bevindt zich volledig binnen de grenzen van het menselijke doen en laten.
In de commentaren wordt de vraag gesteld of Sloterdijk daarmee wel voldoende recht doet aan het geheel van ervaringen die mensen vanouds als religieus omschrijven. Ook wordt hem verweten dat hij James’ werk weliswaar intensief maar ook eenzijdig gebruikt.
Het is niet aan te raden de analyse van Sloterdijk af te doen als de verabsolutering van een aspect. Van belang is het waarheidselement daarvan eerlijk onder ogen te zien. De christelijke geloofspraktijk komt niet ongeschonden door de tijd. Ontdekking aan risico’s en ontsporingen is nodig. Daartoe kan ook het werk van Sloterdijk een waardevolle bijdrage leveren.