Protest tegen bouw Betuwse windturbines
Het provinciebestuur van Gelderland moet de de voortdurende aanvallen op het landschappelijk karakter van de Betuwe een halt toeroepen. Dat schrijft het actiecomité De Klap van de Molen in een open brief aan Gedeputeerde Staten.
Aanleiding is de recente voltooiing van het windpark Echteld en plannen om soortgelijke turbines in de gemeente Buren neer te zetten. Volgens het comité is de streek sinds de aanleg van de Betuwelijn ten prooi gevallen aan „een vorm van planologisch vandalisme die zijn weerga niet kent.”Gemeentebesturen doen volgens de verontruste bewoners te weinig aan de bescherming van het van oudsher zo kwetsbare landschap. „Wij betreuren het dat men zich onvoldoende rekenschap geeft van de grenzen die er aan de groei moeten worden gesteld en dat deze grenzen in de Betuwe met de aanleg van de Betuwelijn zijn bereikt zo niet overschreden.”
De briefschrijvers maken bezwaar tegen de wijze waarop windparklocaties worden aangewezen „zonder dat de bevolking daarover naar behoren wordt ingelicht, laat staan geraadpleegd.” Ze stellen Denemarken, Duitsland en Frankrijk ten voorbeeld: daar mogen binnen 1,5 à 2 kilometer van bebouwing geen windparken worden aangelegd. „De geringe opbrengst van windmolenparken op land weegt niet op tegen de zeer hoge kosten, de maatschappelijke schade, de overlast en de gezondheidsrisico’s die windturbines met zich meebrengen”, stelt het comité. „Als lokale politici zich niet krachtiger verzetten tegen de vernieling van het gebied, zullen de Betuwenaren zelf in het geweer komen”, belooft voorzitter R. Foppen.
De comitéleden probeerden een halfjaar geleden de komst van windmolens -hoger dan de Utrechtse domtoren- bij Echteld te voorkomen. Ze wezen op de te verwachten geluidsoverlast, slagschaduw en weerkaatsing van zonlicht door de wieken. Huiseigenaren in de nabije omgeving moesten rekening houden met waardevermindering van hun pand. Van de locaties voor windenergie die de provincie op het oog heeft zijn er volgens De Klap van de Molen veel „volkomen ongeschikt.”