Jeugd en gezin
In 2011 moeten alle gemeenten een centrum voor jeugd en gezin hebben, een plek waar kinderen, jongeren en ouders terechtkunnen voor alles wat met opgroeien en opvoeden te maken heeft. De basistaken van deze centra zijn: informatie en advies, signalering, toegang tot het hulpaanbod en lichte pedagogische hulp. Gaat het hierbij om een stelselwijziging, of zit er meer achter? Recent verschenen in drie tijdschriften artikelen over de nieuwe centra.
In Tilburg bestaat al langer een loket voor laagdrempelige hulp. De pedagoog Bas Levering sprak met de projectleider en doet daar verslag van in Pedagogiek in Praktijk Magazine van juni 2008. Het Loket Vroeghulp in Tilburg bestaat sinds 2002. Er komen kinderen terecht die op meerdere vlakken achterstanden hebben. De hulpverleners bezien hoe deze kinderen gedragsmatig reageren op die achterstanden. Het loket is een samenwerkingsverband van zeventien organisaties die met jonge kinderen van doen hebben.Het loket is een virtueel loket. De ouders komen bij een vrij klein team. Daarachter zitten al die organisaties met hun aanbod. Het loket bekijkt welke van deze organisaties gemobiliseerd moeten worden om voor deze ouders en dit kind een goed arrangement te maken.
De deelnemers aan het samenwerkingsverband komen nagenoeg overeen met de partners die het centrum voor jeugd en gezin vormen. Daardoor is Tilburg een van de voorlopers. Zij willen snel met de opzet van het centrum beginnen. De kracht van het loket ligt in de kleinschalige opzet en de korte lijnen.
In Jeugd en Co (juni 2008) beschrijft Maria van Rooyen onder de kop Driestromenland, hoe gemeenten werken aan de opdracht tot het vormen van centra voor jeugd en gezin (CJG). Minister Rouvoet heeft aangegeven dat deze centra geen nieuwe bureaucratische laag worden, maar instanties waarin alle ondersteuning gebundeld wordt aangeboden.
Inmiddels zijn in zo’n tien gemeenten centra opgericht en een kleine tachtig zitten in de ontwikkelingsfase. Volgens een recent rapport van het Nederlands Jeugdinstituut zijn bij de vorming van jeugdcentra drie stromingen te onderscheiden. Van elk van deze stromingen geeft het artikel een voorbeeld.
In Almere is sprake van een brede preventieve aanpak. De centra zijn daar aangehaakt bij de gezondheidscentra in de wijken. Er is bewust voor gekozen niet met een nieuw instituut te komen, maar de manier van samenwerken te verbeteren. Alle wijken in Almere hebben gezondheidscentra en daar bevinden zich de loketten voor jeugd en gezin.
In Rotterdam kan de wijze van werken gekarakteriseerd worden als zorggerelateerde aanpak. In het in de wijk Feijenoord opgezette centrum voor jeugd en gezin zijn vrijwel alle voorzieningen voor opvoedondersteuning gebundeld, inclusief Bureau Jeugdzorg. De nadruk ligt op het opsporen van risicokinderen. Het centrum is verantwoordelijk voor de afstemming van het zorgaanbod. Gezamenlijk stellen de betrokkenen een hulpverleningsplan vast. De jeugdgezondheidszorg is er de basis. Bij het consultatiebureau en de GGD komt immers 95 procent van de ouders. In Rotterdam is dus wel een nieuw instituut opgebouwd, maar vanuit bestaande voorzieningen.
De derde stroming vinden we in Eindhoven. Deze wordt de educatieve aanpak genoemd. Hier is de school de basis voor het CJG. Het is een variant van de brede school. Ouders kunnen binnen de brede school aankloppen bij opvoedondersteuners en het zorgteam.
Prof. Pauline Meurs, bijzonder hoogleraar management en organisatie in de gezondheidszorg te Rotterdam, schreef in Jeugdbeleid (juni 2008) een artikel over ”De samenhang tussen structuurdenken en professionaliteit”. Zij citeert James Kennedy, hoogleraar geschiedenis aan de Vrije Universiteit. Kennedy stelt dat hem de vernieuwingsdrang in Nederland opvalt. Nederlanders zijn -zo is zijn stelling- altijd bezig met vernieuwing. Bij nadere beschouwing blijkt die vernieuwing vooral de vorm te krijgen van reorganisaties en stelselwijzigingen. De onderliggende gedachte is de maakbaarheid van de samenleving.
Meurs ziet de jeugdzorg bij uitstek als een sector waar onder het mom van vernieuwing reorganisaties en stelselwijzigingen aan de orde van de dag zijn. Het ontstaan van de Bureaus Jeugdzorg is een voorbeeld van dit mechanisme: problemen in de jeugdzorg worden gedefinieerd als gebrek aan samenwerking en samenhang en er moeten dus voorzieningen komen om die samenwerking en samenhang te bevorderen. Die voorzieningen geven overigens weer nieuwe samenwerkings- en afstemmingsproblemen enzovoort. Meurs stelt: „Mijn grote vrees is dat de centra voor jeugd en gezin langs hetzelfde recept tot stand komen: hoge verwachtingen, maar ook weer een organisatiestructuur als antwoord op een inhoudelijk vraagstuk.”
Na lezing van deze artikelen luidt de vraag: zijn de centra voor jeugd en gezin het product van de drang tot vernieuwing of komen ze tegemoet aan de wens om opvoedingsondersteuning en hulp aan kinderen daadwerkelijk te verbeteren?
Drs. M. Burggraaf, voormalig voorzitter van het college van bestuurvan de Christelijke Hogeschool EdeReageren aan scribent? focus@refdag.nl.