Altijd frisse lucht in de stal
Het silhouet van de stal heeft wel wat van een fabriek uit de jaren twintig weg. Van een constructie als deze staan er inmiddels een handjevol in Nederland. Vanbinnen is het een ander verhaal. „Ik weet haast zeker dat er nergens in Europa zo eentje is te vinden", lacht Koob Visscher. Nog even, en zijn melkkoeien kunnen de nieuwbouw betrekken.
Een „ondernemend type", beschrijft hij zichzelf. Visscher (56) begon zijn loopbaan in de veehandel. Daarnaast hield hij samen met zijn schoonvader Van der Horst een veehouderij draaiend. Van lieverlee groeide het boeren. Grondruil en -koop vergrootten het bedrijf. De veestapel groeide vooral door aankopen op diverse markten. „Fokken met eigen vee duurde mij te lang. Ik houd van lang nadenken en snel handelen."
Vandaar dat het nooit lang rustig bleef op de boerderij. In 1978 legde een felle brand de oude zaak in as. Visscher en zijn schoonvader besloten daarop een ligboxenstal op te trekken. Zonder slag of stoot ging dat niet, want Van der Horst vond zo’n ingrijpende vernieuwing een haast te grote stap. Wat een handje hielp bij de beslissing, was dat zijn schoonzoon overwoog naar Canada te emigreren.
Het vooruitzicht zijn enige dochter uit het zicht te verliezen, gaf wellicht de doorslag. Het nieuwe bedrijf zou op een andere locatie worden voortgezet. Dat gebeurde aan de Oude Rijksweg, in samenwerking met een oom die daar een bescheiden boerderij had. Vanaf 1990 kreeg Visscher de touwtjes in handen. Allengs werd de stal groter. Inmiddels waren Alie –die twaalf jaar heeft meegewerkt in het bedrijf–, Klazien en Klaas –die het bedrijf hoopt voort te zetten– geboren.
Ruimtebeslag
In 1983 reisde Visscher met een groepje boeren alsnog eens naar Canada, om te zien of boeren daar nu werkelijk beter mogelijk was dan hier. „Ik heb veel gezien en geleerd, maar was tevreden dat we in Nederland waren gebleven." De voornaamste verschillen tussen beide landen, bevond Visscher, waren de grotere schaal en de grotere ondernemingszin aan de andere kant van de Atlantische Oceaan.
Nu is ondernemingszin niet grondgebonden. Wat de schaalgrootte betreft, bood ook Rouveen mogelijkheden. In 1987 kocht Visscher een oude boerderij met 6 hectare grond. Stukje bij beetje zorgde hij ervoor dat zijn grond, ongeveer 50 hectare, er in een aaneengesloten gebied omheen kwam.
Vanaf 1998 kreeg het voornemen van Visscher zijn bedrijf ooit te verplaatsen concreet gestalte. In gedachten waren voorgaande jaren al verschillende soorten stallen verrezen. „Je spreekt met mensen, leest vakbladen, hoort wat de minister zegt. Op basis daarvan probeer je in te schatten welke kant het met de veehouderij op gaat. Een nieuwe stal moet daarop inspelen."
Om zich een goed oordeel te kunnen vormen, reisden Visscher en zijn zoon Klaas van hot naar her. Nauwkeurig bekeken zij hoe met zaken als ventilatie, licht en ruimte werd omgesprongen. Het meest in de smaak viel ten slotte het proefbedrijf “Waiboerhoeve” in Lelystad. „Ik weet nog best. Ik leup daor een kwartiertie rond, zoe eêmn. Ik zegge: Dát is 'ie! Daor moe’w vanuut!" Als uitgangspunt, want het kennersoog van Visscher bespeurde meteen een aantal mogelijke verbeteringen aan het concept.
Met ontwerptekeningen van het proefbedrijf in de hand begon hij de buitenbouw van zijn eigen stal te tekenen. De binnenbouw kreeg echter een heel eigen karakter. Zoals iedere bouwer stuitte hij op het gegeven dat de financiering een knellend keurslijf kan vormen. Enige vorm van overheidssubsidie zat er niet in, want Den Haag zet liever geld opzij voor boeren die ermee kappen. Na drie jaar balanceren tussen de grenzen van wensen en mogelijkheden is het resultaat dan toch zichtbaar.
Een stal die niet alleen nieuw is omdat de cement nog moet drogen, maar omdat de achterliggende gedachte verfrissend is. „Belangrijkste kenmerk is dat het welzijn van dieren vooropstaat. Goede ventilatie is een van de belangrijkste voorwaarden voor een gezonde veestapel. Vooral de uier is een uiterst kwetsbaar lichaamsdeel. Door de goede luchtcirculatie in de stal (door middel van sensoren volautomatisch geregeld, SdJ.) heeft een koe het hele jaar door verse lucht, zonder dat het daarbij tocht. De temperatuur in de stal schommelt rond hetzelfde niveau."
Van wezenlijk belang in het ontwerp is de carrouselgedachte. Zo loopt een koe door een melkrobot (DeLaval), daarna langs een drinkbakje, daarop passeert ze de voersleuf, vervolgens kan ze –na onder een rugborstel te zijn doorgelopen– in een ligbox gaan rusten. Volgende ronde. De indeling is bewust compact gehouden. Zo kunnen de koeien de melkrobot snel in de peiling krijgen. Visscher stipt aan dat de stal niet rond de melkrobot is ontworpen, zoals momenteel nog wel eens het geval is. De melkrobot is daarentegen in het totaalconcept ingebed.
Vanuit het hooggelegen kantoor in het midden van de stal is de hele ruimte van bovenaf zichtbaar. Bovendien is het mogelijk langs alle wanden te lopen, zodat de veestapel ook op de begane grond van alle kanten in de gaten kan worden gehouden. Visscher: „Als ons ontwerp goed uitpakt, kun je dat zelfs in je nette kleren doen, zonder dat daarin de stallucht blijft hangen." De machinerie staat in de kelder, wat het ruimtebeslag vermindert. Afvoer van mest vindt plaats op klassieke wijze, via een gierkelder.
Om ziekten te verminderen, is het overige vee van de melkkoeien gescheiden. Kalveren en jongvee staan apart gestald. Visscher benadrukt dat de nieuwe stal is bedoeld als kwaliteitssprong, niet als middel om zoveel mogelijk stuks melkvee, 150 in totaal, in een zo klein mogelijke ruimte te persen. Aan de kwaliteit draagt verder bij het voornemen de koeien in de zomer buiten te laten grazen. Als het warm is, kunnen ze binnen de koelte opzoeken.
Hoe een en ander met het gebruik van de melkrobot valt te combineren, is een lastig vraagstuk, dat vader en zoon Visscher straks in de praktijk gaan uitpuzzelen. Er is al diep over nagedacht. „We moeten een manier vinden om er sturing aan te geven", zegt Visscher. „We moeten de carrouselgedachte ook in de weide toepassen." Klaas suggereert de koeien te dwingen binnen hun drinkwater op te zoeken, zodat ze vanzelf de melkrobot passeren.
Drijfveer
Trokken boeren in de omgeving aanvankelijk een bedenkelijk gezicht, de laatste tijd bespeurt Visscher wat meer toeschietelijkheid. „Velen zijn wat uit het veld geslagen. Men denkt nog vooral in de oude traditie. Voor wie zoiets nog nooit heeft gezien, is alles ook wat moeilijk aan elkaar te breien." Een afwachtende stilte is de meest genoteerde reactie.
Zijn streekgenoten zijn goede boeren, stelt Visscher vast, maar velen betonen zich tegelijkertijd weinig ondernemend. „Wil men in de toekomst blijven boeren, dan zal er zachtjes aan toch wat van de grond moeten komen. Iedereen hoeft het echt niet te doen zoals wij hebben gedaan. In ieder geval moeten jonge veehouders meer dan nu aan samenwerking denken."
Over zijn motivatie wil Visscher nog graag één ding kwijt. „Het werk op de boerderij slokt steeds meer tijd op. Ook van de zondagsrust blijft weinig over. Dat zit mij dwars. Het ombuigen van die ontwikkeling is een belangrijke drijfveer. In afhankelijkheid van de Heere probeer ik daarbij mijn talenten aan te wenden. Met die verwachting durf ik de toekomst in."