Na het vertrek van Musharraf
Moeten we blij zijn met het vertrek van de Pakistaanse president Musharraf? Enerzijds moet op die vraag een volmondig ja klinken. Want eindelijk is er een kans voor de politieke partijen in het land om te werken aan de opbouw van een volwaardige democratie. Dat is een politiek bestel waarin niet autocratische bestuurders, maar een democratisch gekozen regering de koers van het land bepaalt.
In eerste instantie leek het erop dat ook president Musharraf na zijn aantreden zou werken aan zo’n stabiel democratisch bestel. Maar algauw bleek zijn voorkeur uit te gaan naar het versterken van zijn eigen positie, ten koste van zo’n burgerregering.Met name de Verenigde Staten hebben deze gemiste kans van Musharraf lange tijd voor lief genomen en hem de handen boven het hoofd gehouden, omdat ze hem goed konden gebruiken in hun strijd tegen de taliban en het islamitisch terrorisme in buurland Afghanistan.
Dat een volwaardige democratie het beste middel is om moslimextremisten op afstand te houden, weten de Amerikanen natuurlijk ook wel - ze verkondigen het zelfs luidkeels in tal van andere delen van de wereld. Tegenover Musharraf bleef het echter grotendeels beperkt tot lippendienst. Terwijl juist daar iedere keer weer bleek dat bij verkiezingen radicale moslimpartijen geen schijn van kans hadden om aan de macht te komen. En het juist moesten hebben van machtsspelletjes van autocraten om wél meer zeggenschap te krijgen.
Is er onder leiding van de politieke leiders die nu staan te juichen om het vertrek van Musharraf kans op zo’n stabiele regering? Absoluut niet. De Pakistaanse burgerpolitiek wordt al decennialang gedomineerd door een kleine elite van families die elkaar naar het leven staan, en die het regeringspluche telkenmale gebruiken om vetes uit te vechten en corrupt en incompetent beleid te voeren. Daarin lijkt met het vertrek van Musharraf geen verandering te komen.
Zo heeft de PPP, de partij van wijlen Benazir Bhutto, haar echtgenoot Zardari naar voren geschoven als politiek kopstuk, en met hem is voortzetting van de oude politiek van corruptie en wanbeleid gegarandeerd. Datzelfde geldt voor zijn rivaal (en huidige coalitiegenoot) Nawaz Sharif, die als premier er destijds een ongelofelijk potje van maakte.
Daar komt bij dat het Pakistaanse leger mede vanwege deze incompetentie van burgerpolitici niet van plan is zich definitief van de landelijke politiek af te keren. Daarvoor zijn er te grote strategische belangen in het geding - niet het minst vanwege aartsrivaal India. Juist in onderling gekissebis van burgerpolitici zagen de generaals in het verleden meermalen een uitnodiging om in te grijpen. En wat nog belangrijker is: incompetent regeringsbeleid was en is een belangrijke voedingsbodem voor moslimextremisme. Een verder verpauperende bevolking zal haar heil -figuurlijk maar ook letterlijk- vrijwel zeker bij moslimradicalen gaan zoeken.
Juist de aanpak van het moslimextremisme is het belangrijkste criterium waarmee de in februari aangetreden burgerregering moet worden beoordeeld. Niet in de eerste plaats omdat de westerse veiligheid in het geding is, maar omdat het voortbestaan van de kleine groep christenen in Pakistan gevaar loopt wanneer deze radicalen niet worden bestreden.
Als het goed is, kijken christenen nu eenmaal met andere ogen naar de wereldpolitiek. Hun broeders en zusters in Pakistan zijn naar wereldse maatstaven maar een onbelangrijk groepje. Maar voor de Kerk zijn ze de voorlopers van de grote pelgrimsschare die aan de einder opdoemt en de definitieve komst van Gods Koninkrijk aankondigt. En daarom kijkt de Kerk des te gretiger uit naar wat zich op het wereldtoneel voltrekt. En maken christenen zich des te meer zorgen over de vraag of de burgerpolitici in Pakistan zich als werktuig van God of van Zijn grote tegenstrever zullen laten gebruiken.