De beste leerlingen verdienen meer aandacht
„Jongelui, van harte gefeliciteerd met jullie diploma. We wensen je Gods zegen toe op je verdere levensweg.” Woorden van deze strekking hebben in de achterliggende maand in veel aula’s en klaslokalen geklonken.
Leerlingen en studenten hebben in aanwezigheid van hun ouders, vrienden en vriendinnen het begeerde diploma in ontvangst genomen. Dat papiertje is in veel gevallen een voorwaarde voor verdere studie of werk. Het is inderdaad een zaak van vreugde en reden tot dankbaarheid dat zo veel jongeren hun schoolloopbaan met succes afronden.Bij het diploma hoort een cijferlijstje. Het is geen zeldzaamheid dat gediplomeerden daar iets minder enthousiast mee rondzwaaien dan met hun diploma. Zo hier en daar is een vijf of een vier te zien, die dan gelukkig weer wordt gecompenseerd door een paar zevens. Voor andere vakken is een zes behaald. „Och ja, die cijfers vergeet je, maar het diploma houdt z’n waarde”, wordt dan vaak vergoelijkend gezegd.
Gelijkmatig
Toch valt het op dat met name in Nederland de gelijkmatigheid van schoolresultaten zo groot is. In het beleidsdocument Kwaliteitsagenda voortgezet onderwijs waarin afspraken voor een beter voortgezet onderwijs zijn vermeld die tussen 2008 en 2011 gerealiseerd moeten zijn, is te lezen dat het Nederlandse voortgezet onderwijs goed tot uitstekend presteert ten aanzien van zwakke en gemiddelde leerlingen. In dat opzicht kan Nederland de vergelijkende toets met andere landen goed doorstaan. Er is veel aandacht voor leerlingen die leerachterstanden hebben of extra zorg vragen in verband met gedragsproblemen. Het is een goede zaak dat de leerlingenzorg op zo’n hoog niveau staat. Omdat docenten en andere bij de school betrokkenen zich inspannen om de groep als geheel mee te nemen, zijn de verschillen tussen leerlingen op een school niet groot. Dit streven past in de traditie van ons onderwijsbestel. In de Kwaliteitsagenda staat: „Het Nederlandse onderwijs richt zich van oudsher op het verkleinen van verschillen.”
De andere kant is dat bovengemiddelde leerlingen in een bepaalde schoolsoort in vergelijking met internationaal onderzoek achterblijven. Staatssecretaris Van Bijsterveldt en de VO-raad constateren dat Nederland achterblijft wat de top betreft. Als een van de oorzaken noemen ze het stelsel waarbij kinderen al bij het verlaten van de basisschool ingedeeld worden naar het niveau dat bij hen past.
In de Scandinavische landen zitten leerlingen langer, namelijk tot hun zestiende, in hetzelfde schooltype. Juist in de leeftijdsperiode van 12 tot 16 gebeurt er in het leven van kinderen heel veel. Als ze langer bij elkaar zitten in hetzelfde schooltype wordt er een sterk beroep gedaan op hun creativiteit, op wat ze willen en kunnen. Daardoor kunnen de verschillen tussen leerlingen daar groter zijn dan in Nederland. Bovengemiddelde leerlingen krijgen in deze redenering meer kansen om te laten zien dat ze bij de top van de school behoren.
Een ander aspect dat hierbij hoort, betreft het stimuleren van presteren. In ons land kennen we het systeem van stimuleren en belonen nauwelijks. Een leerling die met een 8,5 gemiddeld slaagt, krijgt dezelfde aandacht als zijn leeftijdsgenoot die net met de hakken over de sloot komt. Een speciale aantekening of een eervolle kwalificatie wordt al snel overdreven gevonden. De mentaliteit van ”doe maar gewoon” en ”niet boven het maaiveld uitkomen” past bij de gerichtheid op het verkleinen van verschillen.
Als aandacht voor bovengemiddeld presteren geen onderdeel is van de onderwijscultuur, dan is het risico groot dat veel aandacht van jongeren uitgaat naar andere zaken. Het past in die cultuur dat een begaafde vwo-leerling drie avonden per week doorbrengt in de supermarkt, daar 5 euro per uur verdient en ten slotte met zesjes slaagt.
Natuurlijk, ik realiseer me dat het in sociaal opzicht heel goed is dat zo’n knaap leert wat werken met de handen is en dat hij voor zichzelf leert zorgen. Dat zijn inderdaad belangrijke vaardigheden waar iedereen het belang van inziet. Als het leren van die vaardigheden echter leidt tot een zesjescultuur, moeten we ons wel de vraag stellen of we de juiste prioriteiten kiezen.
Gewillig
Het kan geen kwaad dat we als ouders, docenten en schoolleiders eens kijken naar dit aspect van het leren. Daarbij gaat het nadrukkelijk om het presteren op alle niveaus. Het is belangrijk voor een jongen of een meisje dat geslaagd is voor het diploma vmbo-basisberoepsgerichte leerweg dat hij of zij zich inschrijft voor een vervolgopleiding om de startkwalificatie op het mbo te halen. Een baantje kiezen omdat werken gezond is en het in deze tijd van krapte op de arbeidsmarkt veel geld oplevert, is een uiting van kortetermijndenken. Het is niet elitair of hoogmoedig om goed te presteren. Integendeel.
Laten we bedenken dat iemand die blijft hangen in het middelmatige terwijl hij of zij talenten heeft om beter te presteren, niet handelt volgens de norm die de Heidelbergse Catechismus hanteert. Die spreekt immers over het uitvoeren van een ambt en beroep (daar hoort ook de schoolloopbaan bij) met dezelfde trouw en gewilligheid als de engelen in de hemel hun werk doen.
De auteur is lid van het college van bestuur van het Hoornbeeck College en van het Van Lodensteincollege. Reageren aan scribent? goedbekeken@refdag.nl.