De poppenspelers van Catania
Catania, de op een na grootste stad van Sicilië, is in architectonisch en cultureel opzicht een diamant. Het klein uitgevallen olifantenstandbeeld op het domplein verbeeldt de lokale geschiedenis. Een legende wil dat de Egyptische tovenaar Heliodorus met een olifant tussen Catania en Constantinopel vloog.
De Arabieren noemden Catania daarom de stad van de vliegende olifant. Het beest zou bijzondere krachten bezitten en was in staat de vulkaan Etna in bedwang te houden. Zou het? De olifant van zwart lavasteen ziet er log uit. Op zijn rug draagt hij een Egyptische -dát wel- obelisk. Op de punt ervan staan een wereldbol en een symbool van de heilige Agatha, de patroonheilige van Catania. Tegenwoordig is het Agatha die de Etna in toom moet houden. In de eerste week van februari wordt haar beeld uit de dom gehaald en in een processie naar de Etna gedragen. Agaat is de naam van een vulkaanmineraal. Dat zal wel geen toeval zijn.Niet desastreus
De olifant (eerste eeuw na Christus) en de obelisk (achtste eeuw voor Christus) zijn eeuwenoud, maar het standbeeld is pas in de achttiende eeuw in elkaar gezet. Bijna niets in Catania is ouder dan pakweg 300 jaar. In 1669 barstte de Etna uit, maar haar effect was niet desastreus. In Catania zeggen ze dan ook: „De Etna verwoest, maar doodt niet”, omdat de vulkaan de eilandbewoners de tijd geeft zich uit de voeten te maken. De aardbeving van 1693 had wel vergaande gevolgen. Geen woning bleef overeind.
De stad moest vanaf de grond weer worden opgebouwd. „De wederopbouw is het eerste voorbeeld van publiek-privaat bouwen, uitgaande van een omlijnd stedenbouwkundig plan. Het stadsbestuur, de kerk, de adel en de burgerij werkten samen”, aldus architect Gesualdo Campo, hoofd van monumentenzorg. „De Catanezen kozen daarbij niet voor het neoclassicisme dat in zwang was, maar voor de barok, een stijl van een eeuw eerder.” Het resultaat is een aantal rechte straten in een strak patroon en veel barokke palazzi en kerken. Er werden zelfs maatregelen genomen om de gevolgen van aardbevingen te beperken.
Van grote betekenis bij de wederopbouw waren stadsarchitect G. B. Vaccarini en de prins van Biscari. De eerste was verantwoordelijk voor onder andere de nieuwbouw van het benedictijnenklooster. Het klooster herbergt nu een bibliotheek met tienduizenden bijzondere uitgaven, manuscripten, zoals een Bijbel uit ongeveer 1300, en vroege drukken.
De Vaccarinizaal is een prachtige tempel van wijsheid uit de barok. De donkere fresco’s ademen dezelfde tijdloze sfeer als de oude banden op de rekken. De felrode brandblussers vallen wat uit de toon.
Verarmde familie
Grote financier van de bibliotheek was de prins van Biscari, die voor zichzelf een prachtig stadspaleis bij de haven liet bouwen. „We werden geïntroduceerd bij de prins, die uit eerbied zijn muntencollectie liet zien”, noteert de Duitse schrijver en dichter Johann Wolfgang von Goethe in ”Italienische Reise” over zijn ontvangst in die woning. De huidige prins van de inmiddels verarmde familie Biscari houdt ook al zo van rondleiden. Hij heet Ruggero Moncada en zegt dat de familienaam is veranderd omdat Biscari ”halvegare” zou betekenen.
Moncada toont de benedenverdieping van zijn paleis, die hij soms verhuurt voor feesten en partijen. De munten die Goethe ooit zag, zullen nu wel gespendeerd zijn om de torenhoge kosten van het in stand houden van zo’n stadspaleis te dekken. Vanaf het terras is de buitengevel van dichtbij te bewonderen: kinderfiguurtjes die kronen van laurierblad vasthouden. Honderd meter verderop verrijst de imposante domkerk.
De schilderachtige vismarkt op een hoek van het Domplein roept herinneringen aan vroeger op. Ooit hebben marktkooplieden daar hun kramen opgezet omdat ze het water van het riviertje de Amenano, dat iets verderop in zee uitmondt, goed konden gebruiken. Op deze plaats, aan de riviermond, stichtten de Grieken in 729 voor Christus de stad Katane.
Van de rivier is niets te zien, want hij is onder het plein weggewerkt. Dat geeft problemen wanneer de rivier bij zware regenval zwelt, blijkt uit een artikel in het lokale dagblad La Sicilia. Onlangs kwam een 20-jarige studente om toen tijdens een wolkbreuk de straat waarin ze met haar scooter reed in een kolkende watermassa veranderde. Op het Domplein wordt juist op deze avond een fakkeloptocht gehouden ter harer nagedachtenis om, zoals het dagblad later schrijft, „zin te geven aan een absurde dood.”
Schokkerig
Wat vrolijkere gedachten komen op in Acireale, ten noorden van Catania, waar een uniek poppentheater dagelijks voorstellingen geeft. De 74-jarige Turi Grasso, zijn zoons, schoonzoon en kleinzoons laten hun poppen middeleeuwse thema’s opvoeren, zoals de slag bij Roncesvalles, bezongen in het Roelantslied). Het bijzondere van dit theater is dat de poppen bestaan uit twee delen, boven- en onderlijf, die met twee stangen worden bewogen. Ook de armen (met zwaard of schild) kunnen op en neer. De bewegingen zijn schokkerig en er is weinig ruimte voor mimiek, maar dat is eigenlijk wel zo aardig. Je krijgt het gevoel naar iets ambachtelijks en oorspronkelijks te kijken.
Halverwege de voorstelling geven de poppenspelers een kijkje achter de schermen. Als het gordijn is opgetrokken, blijkt dat twee poppenspelers op een stellage staan die boven het podium hangt. Op grote hoogte bedienen ze de 20 kilo zware poppen, die 1,20 meter lang zijn. In de meeste poppentheaters elders ter wereld worden kleine, lichte poppen gebruikt die met draden worden bewogen. Het bedienen van de stangen is zwaar werk - na twintig minuten Roelantslied transpireren de Grasso’s als marathonlopers.
De stemmen van de poppen -ook die zijn uniek- worden gesproken door spelers onder de stellage, die uiteraard niet zichtbaar zijn. De poppenspelers op het podium hebben er letterlijk geen stem voor. Bovendien zouden anders de stemmen te veel van boven komen, wat een vreemd effect heeft op de toeschouwers. De sympathieke Grasso’s hebben er geen moeite mee hún geheim van de smid te onthullen. Maar in de schaduw van de Etna, de vriendelijke reus van Catania, blijven nog genoeg andere mysteries overeind.
De maffia bestaat niet; of toch wel?
Piazza Giovanni Verga is het centrale plein van Catania. Aan de noordzijde staat het palazzo waar de carabinieri, de militaire politie, kwartier houdt. Aan de overkant bevindt zich het justitiepaleis, daarnaast een illegale goktent waar de beau monde bijeenkomt. Aan weer een andere zijde van het plein staat een hotel waar wekelijks drugsbaronnen elkaar spreken. Op het plein bij de monumentale fontein hangen verslaafden rond.
Dat was het beeld dat de schrijver Riccardo Orioles bijna twintig jaar geleden schetste van deze metropool, met ruim 600.000 inwoners na Palermo de grootste stad van het eiland. In de tussentijd is er veel veranderd. Een moedig hoofd van de carabinieri werd aangesteld, de belangrijkste openbaar aanklager van de stad ging eindelijk doen wat hij moest doen. De afspraakjes van drugsmagnaten en het speelhuis zijn verleden tijd sinds de capo famiglia Benedetto Santapaola in 1993 werd gepakt. Hij trok in Catania en omgeving aan de touwtjes.
Achter de tralies
De poppenspeler mag dan wel achter de tralies zitten, zijn geest waart nog steeds rond in de havenstad. Zijn clan wordt beschouwd als de belangrijkste criminele organisatie. Geregeld worden clanleden van Nitto, zoals Benedetto liefkozend wordt genoemd, opgepakt. Tot voor kort controleerde zijn bende de vismarkt, die kleurrijke en gezellige markt aan het Domplein. Ze eisten van de marktlieden dat ze hun prijzen verdubbelden. Dat ging kennelijk al jaren zo. Het verschil staken ze in eigen zak.
De gemeente zegt haar best te doen om van dat negatieve beeld af te komen. Het gaat ook beter met de stad. Catania is vrij productief, hoewel het voor niet meer dan 0,52 procent bijdraagt aan het bruto binnenlands product. De stad wordt wel eens het ”Milaan van het Zuiden” genoemd, maar dan wel een heel klein Milaantje waar het jaarlijks inkomen per hoofd van de bevolking maar liefst 23.000 euro lager is dan in de Lombardijse hoofdstad.
Catania heeft, zoals elke grote stad, nog wel een drugsprobleem en bij het benedictijnenklooster staat aan de openbare weg een machine voor het omruilen van drugsspuiten. Het apparaat is volgeklad met graffiti en lijkt niet te werken.
Niet verslagen
De georganiseerde misdraad is natuurlijk niet verslagen, maar hoe dan ook spreekt niemand graag over de maffia. Dat blijkt onder meer bij een diner op het landgoed van de baron en barones Grimaldi di Serravalle, bij Catania. De zuster van een bekende vrouwelijke minister uit het kabinet-Berlusconi is er present. De familie van beide zussen komt uit Syracuse, niet ver van Catania, en heeft een goedlopende onderneming in elektrotechnische toepassingen voor de bouw. Dat is een sector die sterk onder invloed staat van de georganiseerde misdaad.
Haar man is de voormalige Catanese wethouder van Toerisme, een gladde man die als parlementariër afgelopen voorjaar het nieuws haalde door in het Huis van Afgevaardigden een champagnefles te ontkurken toen het kabinet-Prodi ten val kwam. Als de ministerszus wordt gevraagd hoe het staat met de maffia, ontkent ze het bestaan ervan. „Er bestaan verkeerde ideeën over de maffia”, zegt ze, om er cryptisch op te laten volgen: „Er zijn warme en koude gebieden. Catania is koud.”
Misschien is het er in Acireale, een dorp ten noorden van Catania waar nogal wat Catanezen een tweede huis hebben, warmer. Het schijnt dat Acireale een roversnest is. Maar natuurlijk merkt een toerist daar niets van, als het allemaal waar is. Acireale is een prachtig barokke plaats, en gebouwd op een rots met uitzicht over de Ionische Zee.
Beneden aan zee ligt een lelijk, verwaarloosd dorp met de sprekende naam Riposto, ofwel ”Afgelegen”. Er is recent een complete jachthaven uit de grond gestampt. Dit moet de nieuwe haven voor pleziervaartuigen van Catania worden. De met een zwarte zonnebril getooide directeur mag vertellen hoe bijzonder zijn haven is. In de havendirecteur lijken cliché en werkelijkheid van een maffiabons bij elkaar te komen. Maar wat cosa nostra, zoals de Sicilianen de maffia noemen, werkelijk betekent, gaat aan fantasietekeningen voorbij.
Tentakels
Een Catanees in het gevolg van de wethouder die anoniem wil blijven, vertelt in een café wat de maffia betekent. „Maffia is gunstenverlening. Zodra je maar één keer om een gunst vraagt, zit je in hun tentakels. En de eerste gunst is het vragen om bescherming tegen de maffia. Dat klinkt bizar, niet?” Als we het café uitstappen, zegt de Catanees: „Leuke tent, niet? De uitbater is een zetbaas van de zoon van Santapaola.”