Kerk & religie

De teloorgang van de dominicanen

Ooit waren ze gedreven orthodox-roomse predikers, nu vormen ze een beweging van kritische intellectuelen in de Rooms-Katholieke Kerk. De recent verschenen studie van Marit Monteiro laat zien hoe de dominicanen in Nederland zich tussen 1795 en 2000 ontwikkelden. De gemiddelde leeftijd van de nog geen honderd ordeleden is 75 jaar. In het klooster van Zwolle is pater C. F. J. Brakkee (80) een van de laatsten der Mohikanen. „We zien wel waar het schip strandt.”

K. van der Zwaag
25 July 2008 19:15Gewijzigd op 14 November 2020 06:09
Het monumentale dominicanenklooster in het hartje van Zwolle.
Het monumentale dominicanenklooster in het hartje van Zwolle.

De ordestichter Dominicus (1172-1221) was doordrongen van het belang van de prediking. Hij koos als naam voor zijn beweging ”predikers” (praedicatores) of ”predikbroeders” (fratres praedicatores). De ordedoelstelling kent een contemplatieve en een actieve pijler, die nauw met elkaar verbonden zijn.„Het studeren en mediteren over God stond deels in dienst van de prediking, die gericht was op het heil van de naaste”, aldus Monteiro, hoogleraar geschiedenis van het Nederlands katholicisme aan de Radboud Universiteit Nijmegen. In haar lijvige studie ”Gods predikers. Dominicanen in Nederland” (uitg. Verloren, Hilversum) van bijna duizend pagina’s beschrijft zij de bestuurlijke verhoudingen, de werkvelden, de interne gemeenschapsbanden en de missie van de dominicanen.

Studieus
Dominicanen onderscheidden zich vanouds van andere orden door hun studieuze inslag en hun geleerde uitstraling. „Dominicanen waren ”viri fortes”, dappere, krachtige mannen die de strijd aanbonden met het ongeloof”, aldus Monteiro. Door hun rationele en intellectualistische houding maakten ze op de buitenwacht soms een trots en arrogante indruk. Van een tamelijk ongeorganiseerde groep priesterreligieuzen, die in de eerste helft van de negentiende eeuw uitsluitend parochies bedienden, ontwikkelden de dominicanen zich tot een vooraanstaande, intellectueel gezichtsbepalende religieuze gemeenschap in de Nederlandse samenleving.

Hun (neo)thomisme vormde tot de jaren veertig van de vorige eeuw hun voornaamste troef, aldus Monteiro, omdat dit ook niet-rooms-katholieke denkers aansprak als een soort wijsgerige barricade tegen moderniteit en secularisering. Daarna kwamen er scheuren in het bolwerk. Sinds begin jaren zestig wendden de dominicanen zich categorisch af van het thomisme. „Waarheid werd in de jaren zestig verruild voor waarachtigheid, om vervolgens in de jaren tachtig verruild te worden voor echtheid.”

Dominicanen wilden, gestimuleerd door de vernieuwingen in het tweede Vaticaans concilie (1962-1965), vooral de functie van luis in de kerkelijke pels vervullen. Zij zien hun kerk als een (democratische) geloofsgemeenschap die aan de kerkelijke hiërarchie en de ambtskerk van Rome dienstbaar moet zijn.

Kritische trouw
Kritische trouw, dat kenmerkte de dominicanen; hoewel ze volgens sommigen meer kritisch dan trouw waren. De orde der Nederlandse dominicanen kwam vorig jaar augustus in het nieuws door de brochure ”Kerk en ambt” die hij naar alle parochies stuurde. In dat boekje pleiten de dominicanen voor meer ruimte voor leken als voorgangers, zodat de lokale geloofsgemeenschappen ondanks het priestertekort kunnen doorgaan.

Het boekje werd zowel door de Nederlandse bisschoppen als door de magister van de wereldwijde orde der dominicanen zeer kritisch ontvangen. In dit opzicht blijft de Nederlandse orde uit de pas lopen met de wereldkerk en volgt hij een eigen koers binnen zijn gemeenschap.

De dominicanen in Nederland hebben inmiddels flink last van de vergrijzing. In de periode van ongekende kerkelijke bloei die bekendstaat als het ”rijke roomse leven” (ongeveer tussen 1848 en 1958) hadden priesterreligieuzen ongeveer de helft van alle parochies in handen. In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw traden veel religieuzen uit - van de dominicanen zelfs een derde: ruim 200 mannen. Zij verruilden het celibataire bestaan voor een relatie of een huwelijks- en gezinsleven.

Inmiddels zijn er minder dan honderd Nederlandse dominicanen, met een gemiddelde leeftijd van ruim boven de 75. „Dat de provincie zal ophouden te bestaan is voor velen geen vraag meer, maar een zekerheid”, schrijft Monteiro.

Zwolle
Pater Brakkee woont met nog zeven ordeleden in het monumentale dominicanenklooster in het hartje van de stad Zwolle. Er leven daar vijf paters en drie lekenbroeders. „Vroeger bestond er een grote kloof tussen hen, maar dergelijke standsverschillen zijn gelukkig voorbij. We leven nu in één gemeenschap. Kenmerkend voor de dominicanen is dat ze elkaar nooit laten vallen.”

Brakkee is in 1948 naar Zwolle gekomen. Hij vertrok in 1951 naar het befaamde dominicanenklooster Albertinium in Nijmegen, waar Edward Schillebeeckx vele decennia heeft gewoond. Albertinium moest echter in 1994 worden afgestoten, zodat niet alleen de 93-jarige Schillebeeckx verplicht was te verhuizen, maar ook Brakkee moest vertrekken. Hij ging opnieuw naar Zwolle.

Hoe het komt dat het aantal leden terugloopt? Brakkee: „Ik denk dat onder meer de welvaart ermee te maken heeft. De vermindering van het aantal roepingen begon in feite al in de periode tussen de beide wereldoorlogen. Kerkelijke bestuurders van vooral missionaire organisaties gingen de scholen langs met dia’s en films om kinderen warm te maken voor de zending. Ik denk ook dat het leven in een orde niet meer van deze tijd is. Het verplichte celibaat heeft zijn voordelen, maar voor velen ook zijn nadelen.”

Monumentaal
Het monumentale pand annex kerk kan alleen bestaan dankzij de verhuur van een groot gedeelte aan de rechtbank die in het klooster inpandig is, stelt Brakkee. Verder zijn er tal van vrijwilligers werkzaam: een onderhoudsploeg en lekenbroeders die de functie van koster en handige klusser vervullen of die voor de huishouding en voor de zieken zorgen.

De Zwolse pater beaamt dat dominicanen te boek staan als een intellectuele voorhoede. „De nadruk lag vanouds op de prediking tegen onder anderen ketters. Helaas was het gevolg dat dominicanen door Rome vaak werden ingeschakeld bij de inquisitie, omdat ze als geschoolde theologen zo veel van ketterijen wisten. Dat heeft hun een slechte naam bezorgd. Schillebeeckx zelf is er het slachtoffer van geworden. Juist hij moest zich in Rome herhaaldelijk verantwoorden vanwege zijn opvattingen. Voor veel ordeleden was zijn visie echter juist datgene waar de kerk behoefte aan had.”

Brakkee is blij met Monteiro’s monumentale studie - hij was lid van de begeleidingscommissie. „Monteiro zei, mede door de lange onderzoekstijd, iets in deze trant: Ik hoop dat er straks nog dominicanen zijn om mijn boek te lezen. Er komt een moment dat ook de laatste verdwijnt. Elders in de wereld groeit de orde nog wel, maar hier in Nederland niet meer. Het is jammer, maar ook wel weer begrijpelijk. We zien wel waar het schip strandt.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer