Geen titel
Titel: ”Zelf koranlezen”
Auteur: Hans Jansen
Uitgeverij: De Arbeiderspers, Amsterdam & Antwerpen, 2008
ISBN 978 90 295 6628 5
Pagina’s: 226
Prijs: € 16,95.
Dat arabist en vertaler Hans Jansen kritisch is over de islam en de wijze waarop moslims hier invulling aan geven, is bekend. Niettemin biedt zijn boekje ”Zelf koranlezen” tal van verhelderende en onverwachte details: een leuke opstap voor niet-moslims, die de Koran nu eenmaal op een andere manier lezen dan moslims.
Een grootvader en zijn kleinzoon wonen op een oude boerderij aan de rivier. Op een dag vraagt het kind: „Opa, waarom moet ik de Koran lezen als ik er toch niets van begrijp?” „Jongen, neem deze kolenmand en vul hem met water uit de rivier”, antwoordt de grijsaard. De knaap doet wat hem gevraagd is en komt terug met een lege mand. „Opa, dit is toch onzin, het water loopt er zo weer uit!” „Denk je dat werkelijk?” vraagt de oude man. „Kijk eens naar de mand.” De jongen kijkt naar de kolenmand en ziet dat het rivierwater de mand van binnen en buiten gereinigd heeft. „Precies, jongen, dat gebeurt er wanneer je de Koran leest.”
Deze stichtelijke parabel die we vaak tegenkomen in de islamitische basisschoolboekjes laat zien dat Koranlezen voor moslims een andere zaak is dan voor niet-moslims. Voor deze laatste categorie is het boek van Hans Jansen, ”Zelf koranlezen”, een leuke opstap.
Stokpaardjes
In acht hoofdstukken maakt de lezer kennis met de Koran en de plaats daarvan binnen de islam. Jansens boek illustreert de complexiteit van de Koran en attendeert de niet-gelovige lezer op een aantal problemen bij het duiden van een oude tekst. Bijvoorbeeld die van de taal. Volgens minimaal elf verzen is de Koran in het Arabisch geopenbaard en bovendien ook nog eens in een onnavolgbaar schone stijl, aldus moslims. Toch komen er wel degelijk vreemde woorden voor in de Koran, zelfs erg veel. Ook treffen we 1 op de 25 woorden slechts eenmaal aan (in de Hebreeuwse Bijbel is dit 1 op de 40). Daarom zijn veel Koranplaatsen (mogelijk een vijfde deel) onbegrijpelijk zonder de lange islamitische uitlegtraditie erbij te betrekken die de lacune tussen onze tijd en de verloren gegane historische context poogt te dichten.
Het eerste hoofdstuk en de laatste 22 hoofdstukken van de Koran worden door Jansen vers voor vers besproken. De verdienste van zijn boekje is dat hij hierbij een grote plaats inruimt voor de visie van Luxenberg. Deze onder pseudoniem publicerende wetenschapper schreef in 2000 een boek waarin hij beweert dat de Koran geen Arabisch, maar een soort gearabiseerd Syrisch-Aramees bevat. Met deze hypothese, die de vakgenoten in toenemende mate verdeelt, worden opeens tal van duistere passages helderder. Bijvoorbeeld het theologisch en historisch lastig te duiden vers: „Bid dan tot jouw Heer en breng offers” (108:2) -waarop het offerfeest is gebaseerd- wordt bij Luxenberg veel logischer vertaald als „Bid dan tot jouw Heer en wees standvastig.”
Jansens kritische visie op de islam en op de wijze waarop moslims hier invulling aan geven is duidelijk: volgens hem staat de islam een respectvolle houding ten opzichte van andersgelovigen in de weg. Het gebod om de wapens op te nemen in naam van de islam, de talrijke verzen die zich onverdraagzaam uitlaten over andersgelovigen, de inferieure positie van de vrouw en de harde straffen die Koran en sharia voorschrijven voor tal van vergrijpen zijn bekende stokpaardjes voor wie het oeuvre van Jansen volgt.
Maagden of druiven
Leuker zijn de hoofdstukken waarin taalkundige kwesties de revue passeren: de uitleg hoe de maagden in het hiernamaals toch druiven blijken te zijn; hoe een titel van Gerard van het Reve ook al in de Koran voorkomt; dat de duivelsverzen niet door de duivel maar door moslims zelf verzonnen zijn. En dat Jezus in de Koran eigenlijk Ezau is.
Hans Jansen is bekend als arabist en Koranvertaler en publiceerde de afgelopen jaren twee delen met verhalen over Mohammed. Een logisch vervolg lijkt deze populaire verhandeling over de Koran omdat dit boek binnen de islamitische traditie onlosmakelijk verbonden wordt aan het leven van Mohammed. De auteur is zelf wel godsdienstig maar niet gelovig. Zelf zei hij hierover in een interview: „Op een gegeven moment krijg je kleine kinderen, die gun ik eigenlijk wel dat ze gewoon in een godsdienst worden opgevoed (…) en toen ben ik katholiek geworden.” Op de vraag of hij zelf gelooft antwoordde hij in 2005: „Iemand die gelooft is in de 21e eeuw natuurlijk volkomen belachelijk.” Het is mogelijk deze persoonlijke achtergrond die maakt dat Jansens toon af en toe bijna neerbuigend is.
Zijn boekje leest erg makkelijk, maar is niet te populair geschreven. Tal van onverwachte details houden de aandacht gevangen (bijvoorbeeld dat volgens de synode van Genève in 1678 calvinistische predikanten de goddelijke inspiratie van Hebreeuwse klinkertekens dienden te erkennen). Vooral voor lezers die bekend zijn met de Bijbel biedt het boekje veel vergelijkingen die in een aantal gevallen ook verduidelijkend werken.
De heldere beschrijving van de islamitische gezaghebbende literatuur in amper dertig pagina’s dwingt respect af. De auteur biedt verwijzingen naar een aantal sleutelpublicaties in het vakgebied die te raadplegen zijn voor mensen die Duits of Engels beheersen. Vreemd genoeg richt het boek zich op de „gewone Nederlandse lezer”, maar wie dus in de bibliografie „gewone Nederlandse boeken” verwacht, komt bedrogen uit. Behalve de Koranvertaling van Leemhuis zijn alle Nederlandstalige boeken in de bibliografie van de hand van de heer J. J. G. Jansen zelf. Wie een meer doorsneebeeld van de Koran wil hebben kan ook terecht bij Nederlandse publicaties van bijvoorbeeld D. S. Attema of Anton Wessels. Maar ja, dat is geen strandlectuur en Jansens boek wel.