Kerk & religie

Herder over het vee van Veen

Ds. S. H. Buytendijk had het niet zo erg op zijn eerste gemeente, Veen. Hij liep steeds op tegen een wat lijdelijke geest in de gemeente. Volgens hem had dat ook weerslag op de gemeente. Vooral bij het jongere geslacht. Natuurlijk las men de Bijbel, bad men voor het eten en ging men elke zondag naar de kerk. Maar verder… de gemeente had volgens hem eigenlijk een ”n” te veel in de naam. Het moest geen Veen zijn maar Vee. Hij hield het er dan ook maar drie jaar uit. Maar dan dr. Gerrit Tjalma.

Ds. M. van Kooten
3 July 2008 15:09Gewijzigd op 14 November 2020 06:03
Dr. Gerrit Tjalma diende 51 jaar de hervormde gemeente van Veen. Foto Frank Trommelen
Dr. Gerrit Tjalma diende 51 jaar de hervormde gemeente van Veen. Foto Frank Trommelen

Eenenvijftig jaar diende deze predikant de gemeente, ondanks het feit dat hij een tiental beroepen naar elders kreeg. Op 2 oktober 1892 werd hij als kandidaat bevestigd door dr. F. Oberman uit Leiden en op 26 december 1943 preekte hij afscheid.Tjalma was een actief man. Hij promoveerde, zonder nog bekend te zijn met studieverlof en vrije zondagen, op Marnix van Sint-Aldegonde. Daarnaast publiceerde hij regelmatig, onder andere in het Kerkblaadje, het blad van de vrienden van Kohlbrugge. Want kohlbruggiaan was hij op en top, net als zijn Wijkse buurman Jacob Cornelis Guilelmus Gobius du Sart, die daar stond van 1897 tot 1936.

Preken
Al vroeg werd Tjalma weduwnaar. Zijn vrouw overleed op 38-jarige leeftijd in het kraambed. Ze ligt, samen met het meisje dat ze ter wereld bracht en haarmoeder enkele weken overleefde, begraven aan de voet van de Veense toren. Hij had het daar niet altijd gemakkelijk mee.

Trouwens, in de gemeente was men ook niet altijd mals met het oordeel. Iemand zei hem eens onomwonden: „Van uw preek deugt niets dan de eerste woorden.” Dat is niet bepaald bemoedigend. Al kan het nog bonter. Ooit hoorde ik van een bepaald predikant zeggen dat er van zijn preek maar één woord goed was, namelijk het woordje amen en dat had dan een uur eerder moeten klinken.

Alles bij elkaar had Tjalma het wel eens heel erg moeilijk. Bij zijn vijfentwintigste ambtsjubileum zei hij:

„Ik heb geleerd hoe verlegen wij kunnen staan voor onze arbeid ondanks alles wat onze geest uit Gods Woord en na behoorlijke studie in zich opgenomen heeft. Terwijl ik eens alle moed voor mijzelve en voor mijn werk verloren had, hief mijn jongste dienstbode, zonder mijn ellende te kennen, Psalm 84:3 aan: Welzalig hij die al zijn kracht en hulp alleen van U verwacht. Waarop ik mijn arbeid met nieuwe moed hervatte. Een dienstbode die haar heer steunt met Gods levend en krachtig Woord; een predikant die met dat zelfde Woord zijn moedeloze gemeenteleden helpt; zo lost ge in geloof het hele sociale op.

Hoeveel behoefte wij hebben aan de versterkende kracht van Christus tegen de pijlen des satans die niets onbeproefd laat om de dienaars des Woord in zelfverheffing of wanhoop te doen neerstorten of ook bij anderen verachtelijk te maken, blijke uit een ander voorbeeld. Op een vrijdagmiddag van huis- of ziekenbezoek terugkomend, hoorde ik dicht bij de pastorie op een dertig pas voor mij uit, een uit u, een jonge deerne de bekende schimpwoorden op ons, predikanten, zingen: „De dominee van Takkebos die wist niet wat hij preken mos.” Ik was te arm om daarvan te schrikken en dacht bij mezelf: Wist ge eens hoe waar het is! Geen ogenblik heb ik bij dat kind boos opzicht verondersteld; ook ben ik haar naam vergeten. Toch heeft die arme dominee de volgende zondag tweemaal gepredikt.”

Vergaderen
Op vergaderen had Tjalma het niet voorzien. Doorgaans werd er slechts tweemaal per jaar vergaderd door de kerkenraad, in april en in december. In april ging het om de diaconierekening en in december om de verkiezing van ambtsdragers. Incidenteel was er daarnaast een kerkenraadsvergadering vanwege een tuchtzaak.

Tjalma was een gedegen Schriftuitlegger. Daarbij was hij wel enigszins monotoon. Toen er eens gezegd werd dat hij wat vuriger moest zijn op de kansel, antwoordde hij: „Het Woord moet het doen!”

De gemeente bleef evenwel trouw opkomen. Toen Tjalma veertig jaar in Veen stond, werd bij de toespraak aan zijn adres zelfs gezegd dat in de laatste twintig jaren de kerkgang verdubbeld was.

Dr. Tjalma zal ongetwijfeld de woordspeling hebben gekend waar zijn voorganger Buytendijk op doelde. Maar hij kon goed met de gemeente overweg. Ook met de jeugd. Zo gebeurde het bij Koninginnedag, destijds de verjaardag van koningin Wilhelmina, dat hij samen met de schoolmeester de jeugd in bedwang hield als zij hun spelen hadden op het feestterrein. Een politie was niet nodig. Kom daar vandaag eens om.

Eens leek het toch echt wel dat Veen vee was. Zijn zoon Jetze, die burgemeester werd van Genemuiden, bracht het jaren later in herinnering: Op een februariavond in 1898 liep er een groot aantal raddraaiers onder aanvoering van ene ”Tijger” door het dorp. Op vele plaatsen gooiden ze de ruiten in. Behalve bij de dokter, de dominee en de koster. De dokter moest hen ’repareren’ als er gewonden zouden vallen, de dominee moest voor hen bidden en de koster moest hen begraven wanneer ze stierven.

Bakkes
Tjalma maakte dagelijks een wandeling door het dorp. Menigmaal maakte hij dan ook van de gelegenheid gebruik om hier of daar een kort bezoek te brengen. Bij kerkgangers maar ook bij niet-kerkgangers, wat toen ook al voorkwam.

Op zekere dag stapte hij zomaar binnen bij een huishouden waar men het met de godsdienst niet al te nauw nam. Het was tegen etenstijd. De pannen stonden op tafel en daar de moeder wat in de kleine keuken bleef dralen, begonnen een paar kinderen reeds zonder te bidden te eten. Tjalma vroeg daarop aan de kinderen of moeder nooit iets zei voor ze gingen eten. Een van de kinderen reageerde: „Jawel!” Tjalma vroeg: „Wat dan?” Het kind antwoordde: „Brand je bakkes niet!”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer