Ingrijpen in Zimbabwe werkt averechts
Juridisch gezien is het mogelijk dat de internationale gemeenschap ingrijpt in Zimbabwe, stelt Willem van Genugten. De huidige situatie vraagt echter om behoedzaamheid en overleg. Ingrijpen van buitenaf kan de geweldsspiraal gemakkelijk versterken.
In de discussie over een eventuele buitenlandse ingreep in de Zimbabwaanse crisis wordt vaak gesteld dat zo’n ingreep niet zou mogen omdat het soevereiniteitsbeginsel, een van de hoekstenen van het Handvest van de Verenigde Naties (1945), dat verbiedt. De redenering is dan dat landen zelf mogen uitmaken hoe zij worden geregeerd en dat het niet aan andere landen is zich daarmee in te laten, in diplomatieke, laat staan in militaire zin.Het soevereiniteitsbeginsel is de afgelopen decennia echter veel minder absoluut geworden dan in 1945 werd beoogd. Erkend wordt dat staten nog in tal van opzichten hun eigen boontjes mogen doppen, maar ook dat zij dat recht verspelen indien dat gepaard gaat met grove schendingen van de mensenrechten.
De gedachte hierachter is dat regeringen er uiteindelijk dienen te zijn voor hun bevolkingen en dat zij mogen worden aangepakt indien zij hun macht op grove wijze misbruiken. Zo hebben de VN-lidstaten tijdens de Wereldconferentie Mensenrechten in 1993 gesteld dat de mensenrechten „een legitieme zorg zijn” van de internationale gemeenschap, een stelling die later vele malen is herhaald en die ook wordt onderschreven door bijvoorbeeld het Internationale Gerechtshof en de VN-Mensenrechtenraad.
Daar is tijdens de VN-top van 2005 nog eens de ”Responsibility to Protect” bijgekomen: de opdracht om bevolkingen te beschermen indien hun leiders zich schuldig maken aan volkerenmoord, misdrijven tegen de menselijkheid of oorlogsmisdrijven. Daarmee is gezegd dat ingrijpen in Zimbabwe juridisch gezien wel degelijk zou mogen en misschien zelfs zou moeten. De vraag is echter of het zin heeft.
Slimme sancties
Zo kan de vraag worden gesteld of sancties tegen Zimbabwe kans van slagen hebben. De VN hebben slechte ervaringen opgedaan met alomvattende sancties (denk aan Irak). Sinds een tiental jaren hebben zij zich toegelegd op het ontwikkelen van ”slimme sancties”, waarmee wordt beoogd alleen de leiders te treffen en de bevolking te ontzien. Te denken valt aan reisverboden en het bevriezen van financiële tegoeden.
In het geval van Zimbabwe zou dat echter niet werken. Mugabe zou eventuele sancties van de VN-Veiligheidsraad uitleggen als koloniale bemoeienis van staten als de VS en, vooral, het Verenigd Koninkrijk. Hij kan de door hem gecontroleerde media gebruiken om die gedachte uit te venten en weet dat hij politie en leger kan inzetten tegen mensen die het niet met hem eens zijn. Tsvangirai en zijn aanhang weten daar alles van.
Overigens is de kans klein dat er VN-sancties tegen Zimbabwe komen. Ze worden tegengehouden door minstens twee vetoleden van de Veiligheidsraad, China en Rusland, daarbij gesteund door Zuid-Afrika, op dit moment niet-permanent lid van de raad. Diezelfde staten zullen er ook voor zorgen dat er geen militaire VN-actie tegen Zimbabwe wordt ondernemen.
Elk van deze staten heeft daarvoor zijn eigen motieven, maar tezamen hebben ze mijns inziens nog gelijk ook. De harde militaire hand lijkt van buitenaf wellicht een aardig middel om in Zimbabwe een machtswisseling te bewerkstelligen, maar zou waarschijnlijk alleen maar leiden tot nog veel meer bloedvergieten. Aanzienlijke delen van de bevolking zouden zich achter Mugabe scharen, indien hij gewapenderhand wordt aangepakt. Het is zelfs aannemelijk dat Mugabes aanhang als gevolg van een dergelijke actie zou toenemen.
Jaknikkers
Zimbabwe staat weliswaar op de rand van de afgrond, maar het kan altijd nog erger, waarbij te denken valt aan een totale burgeroorlog waarin de beide politieke opponenten en hun aanhang geen enkel middel, hoe grof ook, meer zullen schuwen. De recente Afrikaanse geschiedenis heeft daarvan al vele voorbeelden laten zien.
Wat dan wel? De druk zal moeten komen van een aantal Afrikaanse leiders die Mugabe tot voor kort nog aan zijn zijde wist en die hij nu langzaam maar zeker van zich begint te vervreemden door het nog bonter te maken dan zijzelf. Daarbij kan de Zuid-Afrikaanse president, de verguisde Thabo Mbeki, nog steeds een hoofdrol voor zich opeisen door niet alleen te pleiten voor (goeddeels) stille diplomatie, maar door ook de druk fors op te voeren tot een maximum dat bij ’goede vrienden’ past.
Mugabe weet zich in eigen land en in Afrika omringd door veel jaknikkers. Iemand als Mbeki zou in staat moeten zijn de tunnelvisie van Mugabe te doorbreken en hem duidelijk te maken dat echte leiders ook het moment van gaan onderkennen.
Duidelijk is dat de internationale gemeenschap puur internationaalrechtelijk gezien veel zou mogen. Er staat in Zimbabwe echter veel op het spel, en alles wat er thans wordt ondernomen zou in het teken moeten staan van het creëren van een klimaat waarin weer kan worden gepraat en toegewerkt naar nieuwe verkiezingen, desnoods op termijn.
De behoedzaamheid die thans is geboden vraagt eerder om nog meer woorden dan om militaire en sanctieachtige daden. Deze zouden het rechtsgevoel en het gevoel van onmacht van velen in het Westen kunnen bevredigen, maar zouden tegelijkertijd de geweldsspiraal kunnen versterken, op een wijze waarbij de huidige situatie, hoe enorm schrijnend ook, verbleekt.
De auteur is hoogleraar internationaal recht aan de Universiteit van Tilburg.