Homoseksualiteit en reformatorisch onderwijs
De visienota (homo)seksualiteit die de Vereniging Gereformeerd Schoolonderwijs (VGS) maandag aan minister Plasterk heeft aangeboden, is in goede aarde gevallen. Dat is niet vanzelfsprekend, want de opstellers van de nota schrikken er niet voor terug om Bijbelse noties over seksualiteit en homoseksualiteit onverkort op te nemen. De norm voor seksueel gedrag wordt ontleend aan het scheppingsgegeven dat het huwelijk een onverbrekelijke verbintenis is tussen één man en één vrouw. De nota noemt homoseksualiteit een gevolg van de seksuele gebrokenheid sinds de zondeval en schuwt niet om de homoseksuele praxis een zonde te noemen.
Met deze notitie heeft de VGS klare wijn geschonken. Terecht. Recent veroorzaakte een notitie van de ChristenUnie verwarring, omdat de vraag of leden met een homoseksuele relatie de partij kunnen vertegenwoordigen min of meer werd ontweken.Die duidelijkheid heeft ook een keerzijde. Het siert de minister dat hij desondanks positief gestemd is over de nota en vaststelt dat er geen sprake is van homohaat. Andersom heeft het initiatief van de VGS op homosites tot felle reacties geleid. Een van de websites plaatst een recept voor ”Christenhond met botersaus”, vergelijkt christenen met nazi’s en zegt dat die „geloofsgestoorden” aan het gas moeten. Misschien moet de coördinerend minister voor homo-emancipatiebeleid ook elders wat uit gaan leggen, in dit geval over christenen en christenhaat.
Toch mag de druk uit de samenleving geen reden zijn om vergoelijkend te spreken over homoseksualiteit. De Bijbel waarschuwt daarvoor: Wee degenen die het kwade goed heten en het goede kwaad. Als God een seksuele relatie tussen twee mannen een gruwel noemt, biedt dat geen enkele ruimte.
Tegelijkertijd dienen christenen te beseffen dat de Bijbel even duidelijk is over andere zonden. Is een homoseksuele relatie zondiger dan een onjuist ingevuld belastingformulier of de begeerte naar een glimmende auto en een chic huis? Dezelfde Paulus die homoseksualiteit veroordeelt, gispt het verlangen naar rijkdom en noemt liefde tot het geld de wortel van alle kwaad. Terecht zegt de VGS dat de homoseksuele praxis niet zwaarder aangezet moet worden dan de zonden van de heteroseksuele praxis.
Wat betekent deze notitie nu voor de praktijk in het reformatorisch onderwijs? Dat er open over dit onderwerp gesproken kan worden, is een goede zaak. Jongeren die worstelen met homoseksuele gevoelens mogen niet stuiten op een muur van ontkenning of onbegrip. Zij groeien op in een samenleving waarin nauwelijks nog drempels zijn om aan die gevoelens toe te geven.
Een vergeten groep vormen de ouders van deze jongeren. Vaak hebben ze het gevoel dat ze in de kerk of in hun omgeving met de nek worden aangekeken. Hopelijk leidt meer openheid over homoseksualiteit ook tot meer begrip voor deze ouders.
Het wegnemen van taboes heeft wel een keerzijde. Tijdens de woelige puberteit zijn gevoelens van jongeren vaak nog onbestemd. Meer openheid verlaagt ook de drempel tot experimenteergedrag en kan daarmee een uitlokkende werking hebben. Voorzichtigheid bij seksuele opvoeding, ook op school, is daarom geboden.