Pluistrui verhuist naar Pakistan
Ik hoef je niet meer, dacht iemand ooit, en hij of zij gooide zijn felrood gelakte sneaker in een bak voor afgedankt schoeisel. Nu ligt hij bovenop een berg bruine, zwarte en witte exemplaren in een loods van Ple4 in Oud Gastel. Binnenkort reist hij, met een elastiekje vastgebonden aan zijn tweelingschoen, naar Afrika.
Behalve de rode sneakers liggen er stapels pluizige truien en spijkerbroeken-met-gat in de loodsen van Ple4. Het Brabantse sorteerbedrijf koopt textiel van inzamelaars -het Leger des Heils, KICI, Humana en andere liefdadigheidsinstellingen- en verkoopt de kleding aan handelaars in Afrika, Oost-Europa en Azië. Een deel komt terecht op de markt in Rotterdam.Dat is dus waar afdankertjes, gedumpt in een dichtgebonden zak in zo’n speciale bak bij de supermarkt, heen gaan: naar een textielsorteerbedrijf. Als de inzameling tenminste niet gebeurde door een kringloopwinkel, die de inhoud zelf uitzoekt. Gemeenten zijn verplicht afgedankt textiel gescheiden in te zamelen, meldt het ministerie van VROM, en 80 procent van de gemeenten besteedt de inzameling uit aan commerciële inzamelbedrijven, kringloopwinkels of charitatieve instellingen. In het eerste en laatste geval wordt de inhoud van de kledingbak verkocht aan een sorteerbedrijf.
Poetslappen
Ple4 noemt zich met de 3,5 miljoen kilo kleding die vorig jaar binnenkwam een middelgrote speler op de markt. Van half april tot half juni en van half september tot half oktober is het de drukste tijd: dan komt er tussen de 60 en de 100 procent meer kleding binnen dan in de rest van het jaar.
Eigenaars van de zaak zijn Ger (62) en Jack (44) den Haan. Hun (groot)vader zat ook al in het vak, maar deed het wat kleinschaliger: hij reed met een kar langs de deur om lompen op te halen.
De 27 mensen die in het bedrijf werken, sorteren binnengekomen kleding naar eerste, tweede en derde kwaliteit. De beste kwaliteit gaat naar Oost-Europa of naar de marktkraam van Ple4 in Rotterdam. Van de tweede soort gaat het meeste naar Oost-Europa en Afrika - de sorteerders letten erop dat er geen warme truien naar Afrika gaan. De derde kwaliteit reist naar Pakistan of verandert in poetslappen.
Zijn Pakistani minder kritisch? Ja, knikt Den Haan jr. Hij geeft een rondleiding door de loodsen en laat zien wat er naar het Aziatische land gaat: korte broeken die iets zijn verkleurd, of die uitgerekt elastiek in de band hebben. Schoenen met gaten, die de koper van nieuwe zolen gaat voorzien. En oude truien: „In Pakistan en India rafelen ze zo’n hele trui uit en maken ze wat nieuws van de wol.”
Het ruikt vaag naar wasmiddel in de hal waar de uitgaande kleding ligt. In nette zakken met 25 of 30 kilo wacht alles op transport. De stapels die naar Afrika gaan, zijn geperst om het volume te reduceren. Den Haan werpt een korte blik op de inhoud en wijst: „Dit is een zak met rokken. Hier heb je een damesmix. Jassen. Moderne damesbroeken. T-shirts.” Rechts liggen massa’s knuffels, in plastic gehuld. „Die komen binnen via een softtoysactie, die basisscholen vaak op touw zetten.” Ergens ver weg zal het pluche konijn met zijn kale neus opnieuw in de watten worden gelegd.
In de loods waar medewerkers de kleding uitzoeken, ruikt het eveneens naar wasmiddel - met een extra, minder prettig luchtje erbij. Komen kleren schoon binnen? Jawel, zegt Den Haan. De kleding ligt meestal al langer in de kast. „Mensen zeggen niet: ik trek dit nog snel een keer aan en gooi het dan weg.”
Twee dode geiten
In de sorteerruimte leggen de medewerkers alles in aparte manden: shirts bij shirts, kostuums bij kostuums, ondergoed bij ondergoed, tassen bij tassen, moderne bloesjes bij moderne bloesjes. Middenin ligt een stapel blauwe spijkerbroeken. Allemaal kapot. Den Haan: „Ze gaan naar een klant in Duitsland die er korte broeken van maakt.” De resten werden in vroeger tijden gebruikt voor carbonpapier, vertelt hij. Ongeveer een kwart van alle kleding die binnenkomt is alleen geschikt voor poetslappen.
Een heel klein deel van het binnenkomende textiel bevat iets wat zelfs niet lijkt op kleding of schoeisel. Ooit visten de werknemers twee dode geiten uit de zakken. En soms zitten er lege flessen tussen de balen.
„Dit werk blijft boeiend”, vinden de eigenaren van het sorteerbedrijf, die beiden volop meewerken in de zaak. „Het is een beetje een sport, dit uitzoeken. Wat kom je tegen? Misschien zit er vandaag wel wat moois tussen. We vinden hier goede ringen en kettingen. Niet elke week, maar het gebeurt. Jaren geleden vonden we dik 10.000 gulden tussen de kleding.”
Een kledingstuk gaat gemiddeld vijf jaar mee
In 2005 gooiden consumenten en bedrijven 216 kiloton of kton (1 kton is 1.000.000 kilo) textiel weg, meldt het ministerie van VROM. Daarvan werd 59 kiloton gescheiden ingezameld voor hergebruik. De rest kwam op de vuilstort terecht of is verbrand (www.vrom.nl).
Nederlanders kopen jaarlijks voor gemiddeld 470 euro aan kleding. We hebben per persoon al gauw zo’n zeventig stuks (boven)kleding in de kast hangen en we kopen er jaarlijks bijna dertig stuks bij. De gemiddelde levensduur van een kledingstuk is vijf jaar (www.milieucentraal.nl). „We willen in het Westen graag in mooie en, als het even kan, goedkope kleding lopen. Deze kleding komt vaak uit fabrieken waar er meestal nogal wat schort aan de arbeidsomstandigheden. Ik vind het een prachtige taak om me vol overgave in te zetten voor het verbeteren van deze arbeidsomstandigheden” (Erica van Doorn, directeur van Fair Wear Foundation, op www.fairwear.nl). Allesduurzaam.nl is „de grootste groene gids van Nederland.” Via de site zijn ruim 14.000 winkels te vinden die duurzame producten of diensten aanbieden.