Bureaucratie overschaduwt wijkverpleging
De wijkverpleging in Nederland is sterk bureaucratisch geworden, aldus Hannerieke van der Boom. Procedures en protocollen kennen voordelen, maar hebben ook geleid tot een situatie die voor zowel cliënten als verpleegkundigen niet ideaal is. In Denemarken blijkt dat het ook anders kan.
Uit een vergelijking met Denemarken, Duitsland en Frankrijk blijkt dat de thuiszorg in Nederland -waar de wijkverpleging deel van uitmaakt- goed georganiseerd is. Gedurende de twintigste eeuw is een dicht landelijk netwerk van lokale kruis- en gezinszorgorganisaties ontstaan, zodat overal in Nederland thuiszorg beschikbaar is.Ook heeft de wijkverpleging een zelfstandige taak, terwijl verpleegkundige zorg in Frankrijk en Duitsland meer als ondersteuning van medische activiteiten wordt gezien. Daar heeft een cliënt een verwijzing van een arts nodig om in aanmerking te komen voor thuiszorg.
In Nederland wordt het beroep echter niet zozeer overschaduwd door medici, maar door bureaucratisering en managementdenken. Er is een cultuur ontstaan waarin zaken bij voorkeur geregeld worden middels formulieren, regels, gestandaardiseerde procedures en protocollen.
Daardoor is het karakter van de thuiszorg erg veranderd. Was de wijkzuster tot in de jaren tachtig nog een lokale autoriteit naast de huisarts die de gezinnen in haar buurt kende, nu is zij slechts een van de professionals die vanuit een grootschalige thuiszorgorganisatie haar werk verricht.
Aan deze ontwikkeling zitten op zich goede kanten. Cliënten met een vergelijkbare zorgbehoefte die in verschillende delen van Nederland wonen, krijgen zo immers een vergelijkbare hoeveelheid zorg, die bovendien volgens de laatste wetenschappelijke inzichten wordt verleend. Er is dan geen sprake van willekeur of een onrechtvaardige verdeling van zorg.
Dit was dan ook een van de belangrijkste overwegingen om de indicatie van de thuiszorg in 1997 over te hevelen naar de RIO’s (Regionale Indicatie Organen). Sinds januari 2005 is dit overgegaan naar het CIZ (Centrum Indicatiestelling Zorg). De huishoudelijke hulp wordt sinds de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) door de gemeenten bepaald.
Schaduwzijde
Deze instanties berekenen de zorg die een cliënt toegekend krijgt aan de hand van een gestandaardiseerde lijst van zorgtaken; voor het aantrekken van steunkousen, wondverzorging, het bepalen van de medicijnen voor de komende week en voor het toedienen van oogdruppels staat een vast aantal minuten. Vervolgens worden deze minuten over professionals met een verschillend opleidingsniveau verdeeld.
Het kan dus gebeuren dat een wijkverpleegkundige ’s ochtends komt voor de wondverzorging, terwijl een verzorgende of helpende ’s middags een van de andere taken uitvoert. Ook is het zeker geen uitzondering als de volgende dag een andere professional op de stoep staat, omdat dat beter uitkomt voor de thuiszorgorganisatie.
Hier blijkt de schaduwzijde van de bureaucratisering. Voor cliënten, zeker als het kwetsbare ouderen of chronisch zieken betreft, is dit uiteraard geen ideale situatie. Voor wijkverpleegkundigen betekent deze ontwikkeling in feite deprofessionalisering, omdat een belangrijk aspect van hun professionele expertise, namelijk de diagnose van de zorgbehoefte, losgekoppeld is van de daadwerkelijke zorgverlening.
Dat het ook anders kan laat men zien in Denemarken, waar nauwelijks inmenging is door managers en bureaucratie door het vertrouwen in de specifieke expertise en vaardigheden van zorgprofessionals.
De auteur promoveert woensdag aan de Universiteit Maastricht op het proefschrift ”Home Nursing in Europe”.