Een Afrikaanse jas voor het bedrijfsleven
Al voor het einde van de apartheid dacht een groep ondernemers, academici en leiders van de Zuid-Afrikaanse bevrijdingsbeweging in het geheim na over de vorm die een nieuw Zuid-Afrika zonder rassendiscriminatie zou moeten krijgen. Daarbij hoorde ook een nieuwe, meer Afrikaanse, vorm van bedrijfsvoering: Afrikaans management. Het bracht niet de hemel op aarde, maar schiep wel de ruimte voor broodnodige dialoog.

In de jaren tachtig ging bij Peter Christie, manager bij het Fordconcern in Zuid-Afrika, een knop om. Het waren de jaren dat in de Verenigde Staten een Japanse managementstrategie in zwang kwam. Centrale waarden daarin waren verbondenheid met het bedrijf, de wil om het product voortdurend te verbeteren en steeds efficiënter werken. In het oosten bestond ook een nauwe band tussen familie en bedrijf.Ook bij de Forddirectie in de Verenigde Staten was deze bedrijfsfilosofie aangeslagen en zo toog een commissie vanuit Amerika naar de nevenvestigingen om ook daar de gelederen te onderwijzen in Japans management. Christie, een Engelssprekende Zuid-Afrikaan met Joodse wortels, kreeg een wat vreemd gevoel toen de delegatie ook zijn fabriek aandeed. Hij realiseerde zich opeens wat een vreemde situatie dat opleverde: een Amerikaans bedrijf in Zuid-Afrika met een Japanse managementstrategie. Maar wat was er eigenlijk Afrikaans aan het bedrijf?
„Je zou kunnen zeggen dat Christie de aanstichter is geweest van wat Afrikaans management is gaan heten”, zegt Henk van den Heuvel, die onlangs aan de Vrije Universiteit in Amsterdam promoveerde op de opkomst en doorwerking van Afrikaans management in Zuid-Afrika. Christie ging eens praten aan de Wits Business School van de Witwatersranduniversiteit in Johannesburg, waar zijn gedachten weerklank vonden en wat uiteindelijk leidde tot een tweedaags seminar in 1992. Dit seminar, de Theory of the African Firm workshop, plaatst Van den Heuvel aan de wieg van het denken over Afrikaans management.
Broederstroom
Het seminar was geen volstrekt geïsoleerd eilandje van progressief denken. Al in de nadagen van de apartheid waren er meer mensen die zich met vraagstukken rond Afrikaanse bedrijfsvoering bezighielden. Zo vonden eind jaren tachtig in het geheim Doorbraakbewegingachtige ontmoetingen plaats tussen leiders van de Afrikaanse bevrijdingsbeweging en verlichte vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en universiteiten. Zij gingen ervan uit dat het apartheidsregime een keer het onderspit moest delven en vroegen zich af hoe de weg na afschaffing van apartheid eruit moest zien. De eerste ontmoeting ging de geschiedenis in als de Broederstroombijeenkomst, naar de plaats waar het overleg plaatsvond.
Behalve politieke toenadering stond het ontwikkelen van een nieuwe managementstrategie hoog op de agenda. Wat betekende het concreet wanneer de werkplek meer gedemocratiseerd zou worden? Het bedrijfsleven kon wel beslissen geen zogenoemde white donkeys, blanken zonder goede opleiding, meer op hoge functies te plaatsen, maar waren er dan wel zwarten beschikbaar met de juiste achtergrond? En wat betekende het dat de ”inheemse Afrikaanse cultuur” een plek zou krijgen binnen het bedrijfsleven?
Vanuit de Broederstroombijeenkomst verschenen eind jaren tachtig en begin jaren negentig diverse optimistisch getoonzette publicaties waarin met tromgeroffel nieuwe paradigma’s op het gebied van management en organisatie werden aangekondigd.
Ubuntu
De term Afrikaans management vestigde zich in Zuid-Afrika echter pas werkelijk met de publicatie van een boek onder redactie van Peter Christie en de Zimbabwanen Ronnie Lessem en Lovemore Mbigi, in de slipstream van het seminar aan de Wits Business School. Lovemore Mbigi zou zich ontpoppen als een van de belangrijkste boegbeelden van de Afrikaans managementbeweging.
Centraal in het denken rond Afrikaans management staat het begrip ”ubuntu”, wat zoveel betekent als ”ik ben omdat wij zijn” en verbonden is met waarden als onderlinge verbondenheid en medemenselijkheid. De leidende gedachte is dat het management menselijker moet worden en er meer aandacht moet zijn voor overleg en het streven naar consensus.
Maar hoe exclusief Afrikaans is dat? Van den Heuvel zegt het na jaren onderzoek nog altijd moeilijk te vinden het eigene van Afrikaans management precies te vatten. Het gaat volgens hem vooral om een algemeen gevoel. „In een westers georiënteerd bedrijf voelen veel Afrikaanse mensen zich niet helemaal op hun gemak. Kleine, symbolische, dingen kunnen dat al veranderen, zoals ruimte voor dans en gevoel bij een vergadering.”
Wat de goeroe van de beweging, Mbigi, betreft krijgt ook voorouderverering een plaats binnen de bedrijfsvoering. Voorouderverering leeft enorm sterk bij veel Afrikaanse mensen, ook al zijn ze al generaties lang christen. Laat er daarom ruimte zijn om de voorouders aan te roepen om een goede vergadering, stelt Mbigi.
Glocalisering
Van den Heuvel erkent dat dergelijke voorstellingen bij blanken juist weer gevoelens van vervreemding kunnen oproepen. „Daarvoor is soms te weinig oog binnen de Afrikaans managementfilosofie”, zegt hij. Het hangt ook een beetje af van de interpretatie van de filosofie, die uiteenloopt van uiterst normatief tot meer opportunistisch. Volgens Van den Heuvel liggen veel zaken bij Mbigi minder absoluut dan deze soms doet voorkomen.
Op een besloten symposium in Amsterdam, waarbij Mbigi ook aanwezig was, ervoer Van den Heuvel dat onlangs zelf. Mbigi had aan het begin van de sessie aangegeven de zaal te verlaten als de setting van de bijeenkomst niet zou worden gewijzigd. Alle tafels moesten aan de kant en er moest een lossere programmering komen. Zo gebeurde en er werd een drumritme ingezet. Totdat er een blanke deelnemer opstond die duidelijk ontdaan te kennen gaf dat hij dit niet kon meemaken. Hij had een referaat voorbereid en wilde ruimte dat gewoon op de ’Nederlandse’ manier te presenteren. „Het opmerkelijke was dat Mbigi en de zijnen zijn kritiek welwillend oppakten. De oude opstelling kwam terug en we hebben het programma gewoon afgewerkt. Waar het Mbigi uiteindelijk om gaat is dat er ruimte is voor dialoog. Laat iedereen zeggen wat hij of zij anders wil zien.”
Hoewel het Afrikaans management een variant is van het bredere Afrocentrisme dat zich sterk afzet tegen het dominante westerse denken, benadrukt Van den Heuvel dat het geen algehele afwijzing van westerse of oosterse bedrijfsfilosofie inhoudt. „Het gaat in de meest gangbare vorm om een meer geïntegreerde aanpak, waarin alle tradities een plaats kunnen hebben. De Europese ratio, het Amerikaanse ondernemerschap, het oosterse progressieve denken en de Afrikaanse warmte en medemenselijkheid kunnen prima samen opgaan.”
Van den Heuvel ziet twee tendensen in de Afrikaans managementfilosofie: globalisering en glocalisering. „Aan de ene kant doen we overal op de wereld steeds meer hetzelfde, maar dat roept ook een lokale reactie op, een zoeken naar de eigen culturele wortels. Je ziet dat globale ontwikkelingen overgezet worden naar een lokale context: glocalisering. Neem een Congolees die in Parijs een colbertje koopt, maar dat in Kinshasa achterstevoren gaat dragen zodat het merkje goed zichtbaar is. Het Parijse pak krijgt daardoor een typisch Congolese inkadering. Westerse bedrijfsfilosofie kan zo bijvoorbeeld een Afrikaans jasje krijgen. Andersom kan het Afrikaans managementdenken ook ingang vinden in het westen.”
Dialoog
Van den Heuvel staat niet kritiekloos tegenover Mbigi en het Afrikaans managementdenken. „In het discours wordt soms een tegenstelling tussen Afrocentrisme en Eurocentrisme gecreëerd die onwezenlijk aandoet en ook niet overeenkomt met de praktijk. Soms fungeert het Afrikaans management enkel als vernislaagje voor een harde, neoliberale bedrijfsvoering. En het ubuntuprincipe blijkt in de praktijk soms toch meer voor de een te gelden dan voor de ander. De meest schokkende illustratie daarvan was wel de recente volkswoede tegen Zimbabwanen, Mozambikanen en andere Afrikaanse buitenlanders in Johannesburg. Op een cartoon was de door foto’s bekende in brand gestoken Mozambikaan afgebeeld met daarbij een lachende omstander die een T-shirt aanhad met daarop in grote letters: ubuntu.”
De grote verdienste van het Afrikaans management is echter dat het de dialoog op gang heeft gebracht, zegt Van den Heuvel. „Binnen bedrijven komen gesprekken op gang, waardoor soms diepgeworteld zeer naar boven komt. Zo was ik bij een workshop in een mijnbouwbedrijf ergens in Zuid-Afrika waar opeens een zwarte werknemer opstond en aan de blanke ondernemer vroeg of het waar was dat de bedrijfsleiding achter de verdwijning van een zwarte vakbondsleider had gezeten. De ondernemer schrok aanvankelijk van de vraag, maar gaf eerlijk toe dat het management daar een rol in had gespeeld. Die erkenning haalde veel kou uit de lucht.”
Er valt nog veel uit te praten in Zuid-Afrika, is de overtuiging van Van den Heuvel. „Wat is uitgesproken tijdens de bijeenkomsten van de Waarheids- en Verzoeningscommissie in de tijd na de apartheid is nog maar het topje van de ijsberg. De dialoogstructuur van het Afrikaans managementdenken biedt de mogelijkheid werkelijk met elkaar in gesprek te raken, ook over de minder mooie kanten van het bedrijfsverleden.”