„Grenzen aan integratie culturen”
Het multiculturalisme, de gedachte dat in één land allerlei culturen vreedzaam naast elkaar kunnen leven, elkaar volledig respecterend, allemaal voor 100 procent gelijkwaardig, allemaal wettelijk erkend en beschermd, is een utopie. „Botsingen tussen mensen zijn onuitroeibaar. Aan het integreren van culturen zijn intrinsieke en praktische grenzen.”

Dat zei de Belgische cultuurfilosoof Herman de Dijn woensdag voor de conservatieve Edmund Burke Stichting. Prof. De Dijn was door de stichting uitgenodigd om de jaarlijkse Burke-lezing te houden. De traditie van de Burke-lezingen is vorig jaar ingezet met een referaat uitgesproken door de in Engeland woonachtige conservatief Roger Scruton.
De Dijn -onder meer bekend van zijn boek ”Hoe overleven we de vrijheid?” (1994)- probeerde woensdag een conservatieve visie te formuleren op het multiculturalisme. De Belgische hoogleraar ziet de Franse Revolutie en het liberalisme als oorsprong van het ideaal van de multiculturele samenleving. De liberale ideologie richtte zich in eerste instantie op erkenning en gelijkberechtiging van de individuele burger. Later kwam daar ook de erkenning en gelijkberechtiging van groepen mensen en van culturen bij, aldus De Dijn.
Met het streven naar erkenning is iets merkwaardigs aan de hand, meent de Belgische hoogleraar. Het is een belangrijk wezenskenmerk van de mens. Mensen kunnen alleen gelukkig zijn als ze door anderen erkend worden in hun gaven, mogelijkheden, waarden, talenten en activiteiten. Die erkenning moet altijd gemeende erkenning zijn; waarderende woorden die slechts onder dwang of als vleierij uitgesproken worden, doen bij de persoon in kwestie het gevoel van geluk meteen teniet.
De misvatting van het liberalisme is geweest dat het mensen gelukkig dacht te maken door in de wetgeving gelijkberechtiging als formeel criterium op te nemen. „Maar formeel kunnen vrijheid en gelijkberechtiging gegarandeerd zijn, terwijl in de praktijk grote verschillen in aanzien, macht en rijkdom tussen mensen blijven bestaan.”
Het verlangen van de moderne mens naar erkenning is schier eindeloos, stelt De Dijn, maar kan door de steeds verdergaande homogeniseringsdrang van de liberale democratie niet vervuld worden. „Niet weg te poetsen verschillen, hetzij genetisch (knap of lelijk, intelligent of dom), hetzij in opvoeding en opleiding, zorgen ervoor dat mensen geen gelijk aanzien hebben, en zelfs geen gelijke kansen. Bovendien: hoe groter de homogenisering, hoe gemakkelijker kleine verschillen frustraties opleveren.”
Paradoxaal genoeg willen mensen de genoemde gelijkheid enerzijds wel, anderzijds ook helemaal niet. „Ze willen juist erkenning en waardering op grond van hun unieke eigenschappen of prestaties. Die diepere vorm van erkenning kan nooit bij wet worden afgedwongen.”
Wat voor individuen geldt, geldt ook voor groepen of culturen, meent De Dijn. Sommige liberalen vinden dat alle verschillen, in religie, in taal, in etniciteit en in waarden, door de wet als gelijkwaardig moeten worden beschouwd, dus in aanmerking moeten komen voor wettelijke bescherming en zelfs promotie. Maar dat idee is onhoudbaar, aldus de conservatief. „Veel beter is het om, met de denker Charles Taylor, de liberale idee van gelijkwaardigheid voor de wet van alle burgers ongeácht hun verschillen, te vervangen door de erkenning ván de verschillen.”
In de visie van diezelfde Taylor moet het mogelijk zijn de verschillende culturen „via een open sensibiliteit voor al wat waardevol is, te harmoniseren.” De Dijn gelooft daar niet in. „Dit is een naïeve en dus politiek gevaarlijke idee. Het houdt geen rekening met hardnekkige onverenigbaarheden van waarden.” Taylors gedachte om desnoods een nieuw taalveld te ontwikkelen om de kloof tussen verschillende culturen te overbruggen, veegt hij als onhaalbaar van tafel. „Woorden veranderen de realiteit niet.”
Eerder bestaat dan het risico dat door deze terreur van politieke correctheid tegenstellingen ondergronds gaan voortwoekeren en dat subtielere vormen van onderlinge afwijzing gaan ontstaan. Voor je het weet, gaat ”woordpolitie” over in ”gedachtepolitie”, aldus De Dijn. „Wanneer men, zoals vroeger, bepaalde ideeën brandmerkt als kapitalistisch of, zoals tegenwoordig, als fundamentalistisch, verhindert men dat er nog wordt geluisterd of nagedacht, terwijl het toch om reële problemen kan gaan.”
Wie ten slotte vraagt naar het antwoord van De Dijn op het multiculturalisme, ontwaart in zijn betoog twee elementen. In de eerste plaats de stelling dat politiek en maatschappij veel gewicht toe moeten kennen aan traditionele waarden, en niet voortdurend bezig moeten zijn nieuwe waarden in de wetgeving in te brengen.
In de tweede plaats de stelling dat „de menselijke natuur onverbeterbaar is en botsingen en geweld tussen mensen onuitroeibaar zijn.” Een conservatief legt zich daar tot op zekere hoogte bij neer. „Hij huldigt de politiek van het onvolmaakte.” Zijn realisme bestaat in „vreugdevolle aanvaarding van het bestaande wanneer het min of meer genietbaar is; en van hoop wanneer het bestaande op stelten staat en onleefbaar wordt.”
Hoop, aldus De Dijn, „is een deugd die doet blijven zoeken naar oplossingen. De basis van die hoop is een overgave aan de werkelijkheid. Een overgave die niet noodzakelijk hoeft te steunen op religieus geloof, maar daarop wel kán steunen.”