Jubileum Raad van Kerken
De Raad van Kerken bestaat veertig jaar. De viering van het jubileum heeft zaterdag in de Utrechtse Jacobikerk plaats, in het bijzijn van prinses Máxima. De nieuwe secretaris van de raad, ds. K. van der Kamp, noemt het getal veertig een „Bijbels getal.” Daarmee verwijst hij naar de woestijnreis van het volk Israël. En om de vergelijking door te trekken, spreekt hij van een woestijntocht met oases.
De kleinere reformatorische kerken hebben zich nooit bij de Raad van Kerken aangesloten. Zeker in de vorige decennia werd de raad vanuit de orthodoxie vooral gezien als een progressieve actiegroep. En het moet gezegd: de Raad van Kerken heeft het daar ook vaak naar gemaakt.De laatste tijd is er wel wat veranderd. Zo kan de recente benoeming van ds. Van der Kamp tot secretaris van de raad moeilijk een teken van verdere verlinksing worden genoemd; integendeel. De reserves ten opzichte van de Raad van Kerken zijn bij confessionelen en evangelischen echter niet verdwenen. Dat heeft natuurlijk alles te maken met de vraag wat mag worden verstaan onder eenheid. Als vertegenwoordigers van de Raad van Kerken zeggen dat de Bijbelse belijdenis dat de Heere onze God één is, richtinggevend is voor de oecumene, dan is het wel erg snel doorgeredeneerd om vanuit dat credo bij een samenwerkingsorgaan als deze raad uit te komen. Ook Christus’ gebed „opdat zij allen één zijn” leidt natuurlijk niet automatisch tot de opdracht om te participeren in de Raad van Kerken.
Hoe dan ook, werken vanuit de lofprijzing dat de Heere één is, kan nooit leiden tot een oecumene van kerken die onderling van mening verschillen over elementaire onderdelen van de geloofsleer. Want daar ligt het diepste bezwaar tegen het meegaan in een oecumenische beweging waar, ter wille van de eenheid, niet zelden wezenlijke verschillen worden weggemasseerd.
Zeker, er zijn toenaderingen, ook vanuit Rome. De deze week benoemde bisschop van Groningen-Leeuwarden, De Korte, zei de banden met protestanten te willen aanhalen. Het is natuurlijk als positief te duiden dat hij hen ziet als „bondgenoten in een liberale cultuur waarin veel mensen afscheid nemen van het Evangelie.” Maar laten we ons niet verkijken op een rooms-katholieke kerkleiding, die nog steeds blijft beweren dat protestantse kerken niet voluit kerk zijn in de eigenlijke zin van het woord. De stelling dat Rome de enig ware kerk is, staat nog steeds als een huis. En daarbij kan het ook niet anders of een protestant botst op tegen de leer van deze kerk. Uiteindelijk gaat het toch om de vraag of Christus’ middelaarswerk werkelijk genoeg is om zalig te worden, of dat er toch nog iets van ons bij moet. Het geding van de Reformatie is onverminderd actueel.
De bede van de Heere Jezus om eenheid van Zijn volgelingen zal ons in de eerste plaats moeten verootmoedigen. Wie dat gebed enigszins verstaat, zal wars zijn van arrogantie. De verscheurdheid van de kerk is een grote zonde. Te wensen is dat kerken in de gereformeerde gezindte dit ook meer als zodanig gaan ervaren. Dat besef zal in ieder geval kerkelijke samensprekingen ten goede komen. Zulke ontmoetingen zouden zomaar oases tijdens de woestijnreis kunnen worden.