Vechter op veel fronten
Aan zijn geboorteplaats Rijssen bewaart hij warme herinneringen, maar Zuid-Holland heeft zijn hart gestolen. Gedeputeerde Asje van Dijk won met ’zijn’ CDA de Provinciale Statenverkiezingen in maart 2007. Twee maanden later stond hij aan de rand van het graf na complicaties bij een hartoperatie. Ondanks een amputatie van zijn rechterbeen is Van Dijk weer meer dan fulltime aan het werk. „Een van mijn motto’s is: het verleden kun je niet veranderen, de toekomst wel.”
Superdruk is de Zuid-Hollands gedeputeerde voor Verkeer(&(Vervoer en Economie. Voor het interview is hij niet meer dan een uur beschikbaar. Op het afgesproken tijdstip is Van Dijk nog in overleg. Op de gang in het riante provinciehuis in Den Haag wil een ambtenaar wat vragen. „Geen tijd”, is het resolute antwoord. „Kom over een uurtje maar terug.” Na een gesprek van vijftig minuten is de rij met wachtende ambtenaren gegroeid tot vijf.„Vlak voor de zomervakantie en voor de Kerst is de drukte het grootst”, verklaart Van Dijk glimlachend. „Er moet nog van alles af. Ik wil dat ook graag, want ik heb voor bepaalde projecten de zomer als deadline gesteld. Neem bijvoorbeeld de RijnGouwelijn in Leiden. Ik heb beloofd de Provinciale Staten voor 1 juli een voorstel te doen over het lightrailproject van Gouda naar de kust. Dat geeft enorme druk op de ketel.”
De lightrailverbinding door Leiden is voor Van Dijk een uitdaging. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat de lightrailvoertuigen in 2012 zouden rijden. Maar de bevolking van Leiden gooide roet in het eten door in maart 2007 massaal nee tegen het project te zeggen. Het college van Leiden had beloofd de uitslag van het referendum te volgen en zo stonden de provincie en de gemeente Leiden lijnrecht tegenover elkaar.
U heeft een mooi plan met strakke doelstellingen. Leiden haalde er een streep doorheen. Hoe gaat u daarmee om?
„Ik zit niet snel bij de pakken neer. Als ik iets wil bereiken, dan ga ik door. Toegegeven, het was een forse tegenvaller. Maar als ik in deze baan niet met tegenslagen zou kunnen omgaan, dan zou ik niet weten hoe ik overeind moet blijven. Ik vraag me in zo’n geval af: moeten we het doel bijstellen, de weg aanpassen of onze ambitie laten varen? Dat laatste doe ik niet zo snel, het doel aanpassen nog minder vaak, de weg aanpassen regelmatig.”
Het plan is aangepast. U hebt een knieval gemaakt voor de Leidse bevolking.
„Zo ervaar ik dat niet. Wat is er nu slechter dan twee ruziënde overheden die tegenover elkaar staan? Dat is mooi voor de pers, maar slecht voor de burger. Er moet een oplossing komen. Soms is die er niet omdat een gemeente een bepaalde weg of een bedrijventerrein niet op haar grondgebied wil. Dat begrijp ik best, want de bewoners komen in actie, de gemeenteraad luistert naar de bevolking en zegt nee. Maar die weg of dat bedrijventerrein moet er wel komen. Dan is er gelukkig nog een provincie die knopen doorhakt. Dat is de rol die ons is toegewezen.”
Bent u een streber?
„Ik ben wel ambitieus. Ik heb goed voor ogen wat ik wil bereiken en koppel daar heel nadrukkelijk tijden aan vast. Je komt er niet in deze baan als je het allemaal een beetje op je af laat komen. Ik heb eerst goed geluisterd, daarna een politiek programma gemaakt en nu wil ik dat programma ook uitvoeren. Er moeten dingen worden gerealiseerd.”
Het harde werken, het ambitieuze en het doorvechten na tegenvallers is tekenend voor Van Dijk. Het heeft volgens hem te maken met zijn Rijssense bakermat. Rijssenaren staan bekend als een nijver volk dat niet van fratsen houdt. Van Dijk is er geboren, getogen en getrouwd met een vrouw uit het naburige Enter.
Wel eens heimwee naar de Poort van Twente?
„Niet direct. Maar het is wel fijn om er regelmatig te komen, voor een verjaardag bijvoorbeeld. Ik kan nooit echt afscheid nemen van Rijssen. Ik ben er wel weggegaan, maar elke keer als ik terugkom, voel ik mij weer thuis. Als ik dan weer naar mijn woonplaats, Sassenheim, rijd, voelt dat ook weer heel goed.
Ik heb bijzonder goede herinneringen aan mijn geboorteplaats. Ik heb er veel rondgedwaald in de natuur. De bossen, de heidevelden, de vennen: schitterend. Maar ook de Rijssense bevolking heb ik hoog staan. Het ondernemende, het aanpakken, het niet bij de pakken neerzitten.”
Rijssen kent een strenge sociale controle. Hoe ervaart u dat?
„Het zogenaamde ”noaberschap” van Rijssen heeft twee kanten. Er is een sterke onderlinge betrokkenheid op elkaar, dat is de mooie kant. Voor elkaar klaarstaan, elkaar helpen. De andere kant is dat er een sterke, strakke sociale controle is. Dat kan beknellend zijn. Zelf heb ik dat niet zo ervaren, want ik ben op mijn negentiende in Amsterdam gaan studeren.
Ik heb vooral de onderlinge betrokkenheid gewaardeerd. Een van de eerste dingen die ik in Sassenheim deed, was het oprichten van een wijkvereniging, waarvan ik enkele jaren voorzitter ben geweest. Ik heb gemerkt dat er ook in de Randstad een vorm van noaberschap is. Tijdens mijn ziekte werd de tuin gewoon door de buren bijgehouden.”
De familie Van Dijk is geen onbekende in Rijssen. Van Dijks vader was Daaf (David) van Dijk, een gerespecteerd ouderling in de gereformeerde gemeente van Rijssen-Zuid. Zijn moeder was een ”Duusker”, een echte Rijssense. Zijn overgrootmoeder was ”Duuskersdieka”, een vrouw die een grote plaats innam in het gereformeerde gezelschapsleven.
Welke invloed hebben die mensen op u gehad?
„Hun invloed was groot. Ik zag hoe zij met hun geloof bezig waren, wat dat voor hen persoonlijk betekende en hoe ze op God vertrouwden. Ik hoorde hoe ze dat overdroegen, hoe ze mij daarop wezen. Dat ik niet voor mezelf leefde, maar dat er meer was tussen hemel en aarde. Dat ik een kind van God moest worden. Er groeide bij mij een diep, geestelijk besef dat ik als mens gekend ben, er op deze aarde mag zijn, maar uiteindelijk mijn verantwoordelijkheid heb naar Boven toe.
Ik heb belijdenis gedaan toen ik 25 was. Dat was in Rijssen ongebruikelijk, want de meeste jongelui deden het toen ze 18 waren. Ik was er toen nog niet aan toe. Nadat ik mijn vader vertelde dat ik belijdenis zou doen in de Hervormde Kerk, zei hij: Ik vind het fijn dat je belijdenis doet, maar je zult begrijpen dat ik het heel jammer vind dat je het niet bij ons doet. Het belangrijkste van alles is dat je het geloof hebt gevonden en dat je dat ergens met anderen kunt delen.
Dat was een teken van openheid. Hij aanvaardde dat mensen zelf verantwoordelijk zijn voor de keuzes die zij maken. Hij had een open mind: onderzoek alle dingen, en behoud het goede. Hij stond altijd open voor een gesprek, liet duidelijk merken wat hij ervan vond, maar accepteerde het ook als ik andere keuzes maakte.”
„In die tijd voelde ik mij niet thuis in de Gereformeerde Gemeenten. Als je belijdenis wilde doen, moest je van voetbal af. Als je kinderen wilde laten dopen en je had televisie, kon dat niet. Dat had volgens mij niets meer met geloof te maken. Daar was een wetticisme ingeslopen waarmee ik niet meer kon omgaan. Dus ben ik op zoek gegaan naar een andere kring, waar ik het geloof kon behouden en uitbouwen en tegelijkertijd niet tegen het dogmatisme aanliep.
De positie van vrouwen speelde daarbij ook mee. Mijn overgrootmoeder had grote invloed in de Rijssense maatschappij. Ze was een heel wijze vrouw. Het feit dat er bij de SGP en de reformatorische kerken geen plek is voor vrouwen in ambtelijke of bestuurlijke functies, stuit mij tegen de borst. De vrouwen uit de Bijbel zijn voor mij juist belangrijke figuren.
Toch voel ik op geen enkele manier rancune zoals dat bij veel Nederlandse schrijvers het geval is. Ik heb nog steeds diep respect voor alle mensen uit de kring waar ik vandaan kom. Maar de kerk moet zich niet al te veel bemoeien met wat een mens wel en niet mag. Daarin moet hij individueel keuzes maken. De kerk heeft als belangrijkste taak dat ze het geloof doorgeeft en mensen elke keer weer in contact brengt met God.”
Wat merken de mensen hier in het provinciehuis van uw geloof?
„Ik loop hier niet met mijn geloof te koop. Dat hoeft ook niet, vind ik. De mensen zien mij hier bidden voor het eten. Maar als er een weg van A naar B moet worden aangelegd, speelt het niet mee of je christen bent of niet. Ik moet een verkeers- en vervoersprobleem oplossen, ik moet zorgen voor economische ontwikkeling in deze provincie. Dat zijn onderwerpen die voor 99 procent bestaan uit goed analyseren van de problemen en goede, technisch-rationele oplossingen vinden die bovendien worden gedragen door de bevolking en effectief zijn.
Misschien dat mensen daar af en toe een vleugje van christelijke bevlogenheid in opmerken, maar ik ben daar niet bewust naar op zoek. Ik vind dat een christen een luisterende houding moet hebben, niet zijn eigen wil door moet zetten. Zaken als solidariteit, gerechtigheid en rentmeesterschap zijn heel belangrijk voor mij.”
Hoe rijmt u dat dan met een bedrijventerrein in de Hoeksche Waard dat u koste wat het kost wilt aanleggen? De plaatselijke bevolking is fel tegen en er gaat een stuk groen verloren. Gaat het geld dan voor het principe?
„Ik kan niet vanuit het principe van groen rentmeesterschap concluderen dat ik helemaal niet meer aan de groene ruimte mag komen. We moeten zoeken naar een goede balans tussen economie en ecologie. We hebben niets aan een stuk verrommelde natuur. We hebben ook niets aan een economie die de natuur verpest. Maar we hebben ontzettend veel aan een economie die duurzaam is. Die zo veel mogelijk probeert het groen te sparen, maar tegelijkertijd ook opbrengsten genereert waarmee je kunt investeren in bijvoorbeeld natuurontwikkelingen. Als ik in de Hoeksche Waard een bedrijventerrein moet aanleggen, dan denk ik ook aan die 40.000 werklozen in Rotterdam die op vijf minuten afstand wonen. Dan gaat het om de vraag hoe we zo’n bedrijventerrein zo goed mogelijk kunnen inpassen in het gebied. In mijn beleving hebben we de aarde gekregen om die te bewaren én te bewerken.”
U hebt vele bestuursfuncties vervuld binnen het CDA. Wat stelt de C van uw partij nog voor?
„Het CDA is nog steeds een christelijke partij. De C heeft een grote betekenis. We zijn niet zomaar een grote middenpartij. Het gaat wel degelijk om de christelijke waarden en normen binnen onze partij. Als die niet meer de basis zouden zijn voor ons politieke handelen dan zou die partij voor mij geen waarde hebben.
In de meer dan dertig jaar dat ik lid ben van de partij ervaar ik keer op keer dat we bij het bepalen van ons politieke programma elkaar daarop bevragen. Kan dit wel, mag dit wel, is dit ethisch verantwoord? Hoe verhoudt zich dit met onze uitgangspunten, die zijn ontleend aan de Bijbel?”
Toch zijn er steeds meer geluiden dat het CDA verwatert.
„Die kritiek komt natuurlijk van mensen die daar belang bij hebben. Zij zeggen dat het CDA niet meer christelijk is, in de hoop dat mensen dan gaan stemmen op de ChristenUnie of de SGP. Als je dat vindt, moet je dat zeggen. Maar laat het me dan zien. Claim nu niet dat alleen de CU of de SGP echt christelijk is. Dan kom ik weer terug bij mijn kritiek op de Gereformeerde Gemeenten dat men daar geloofde dat alleen die kerk de waarheid leerde. Het belangrijkste in dit soort kwesties is dat mensen op basis van hun christelijk geloof proberen tot een verantwoorde keuze te komen. Zeg dan niet dat de ene keuze christelijk is en de ander niet. Want ik denk dat wij dat oordeel niet kunnen uitspreken.”
Na de Statenverkiezingen in 2007 was u formateur. Waarom haalde u de ChristenUnie/SGP-fractie het provinciebestuur binnen terwijl dat getalsmatig niet nodig was?
„Dat is heel simpel. De PvdA en de ChristenUnie/SGP hadden na de verkiezingen een akkoord gesloten dat ze het niet zonder elkaar zouden doen. Ik had dat liever voor de verkiezingen geweten want dan had ik tegen de kiezers van de ChristenUnie en de SGP kunnen zeggen dat het blijkbaar niet uitmaakte of je op de PvdA stemde of op de ChristenUnie en de SGP. Dan had ik met het CDA een nog grotere overwinning kunnen halen.”
Hoewel de verkiezingen voor het CDA met Van Dijk als lijsttrekker goed uitpakten, ging het een week na de formatie fout met de CDA-voorman. Van Dijk meldde zich na hartklachten bij het Onze Lieve Vrouwegasthuis in Amsterdam voor een operatie. De gedeputeerde kwam niet terug uit de narcose. Hij bleek het zogenoemde compartimentsyndroom te hebben. Daarbij drukten spieren de bloedvaten dicht waardoor er geen zuurstof meer in zijn been kwam.
Binnen zes uur moest hij daarvoor worden geopereerd, anders zou Van Dijk overlijden. Zijn vrouw en twee kinderen stonden aan zijn bed. „Het was zeer kritisch. Ik vocht voor mijn leven. Vanuit de wens: er is nog zo veel om voor te leven en ik wil nog zo graag. Tegelijkertijd wist ik dat ik maar één toevlucht had: ik kon mij alleen nog maar naar Boven richten en bidden om hulp, om troost. Mijn gebed was uitermate kort: Heere God, help me alstublieft, want ik red het niet. Dat gaf rust, ik kon dingen loslaten, want ik wist dat ik in goede handen was. Niet mijn wil, maar Uw wil geschiede.”
Emotioneel: „Vanuit mijn geloof wist ik dat ik er niet alleen voor stond. Bij mijn doop had ik al meegekregen: uw ingang en uitgang zal Ik bewaren. Daar mag je dan ook een beroep op doen. Dat is een groot goed.”
Van Dijk kwam erdoorheen. „Ik mocht weer opstaan, ik mocht aan mijn tweede leven beginnen. Ik leef nu in gegeven tijd.”
Uw rechterbeen moest worden geamputeerd. Bent u daarover nooit opstandig geweest?
„Opstandige momenten heb ik nooit gekend. Wel veel verdrietige. Mijn been is in drie keer geamputeerd. Dat ging met veel pijn gepaard. Ik dacht: hoe moet dit verder? Mijn levensmotto is: het verleden kan ik niet bepalen. De feiten kan ik niet veranderen, die moet ik nemen zoals ze zijn. De toekomst kan ik wel beïnvloeden. Dus toen mijn prothese in zicht kwam, heb ik niets anders gedaan dan trainen om weer te kunnen lopen. Daarvoor wilde ik vechten.
Het is een wonder dat ik nu weer fulltime aan het werk ben. Dat wonder begon al in het ziekenhuis, toen ik na de derde amputatie binnen een dag helemaal koortsvrij was.”
U bent 53. Welke ambities hebt u nog?
„Ik zeg altijd: Houd je vooral niet bezig met de volgende baan, maar doe je huidige baan goed. Er komen vanzelf weer dingen op mijn pad. Zo is dat met mijn huidige functie ook gegaan. Ik zal in ieder geval niet tot mijn pensioen gedeputeerde blijven. In mijn levensloop is wel te zien dat ik meestal na een jaar of acht wat anders ga doen. Dat kan in het bestuur zijn, in maatschappelijke organisaties, of ik ga weer terug naar de wetenschap. Daar ben ik mijn loopbaan begonnen en dat trekt nog steeds.”
En dan na uw pensioen terug naar Rijssen?
„Of voor mijn pensioen. Ik sluit niets uit, maar de kans dat ik nog naar Rijssen terugga is erg klein.”