Samen sterker in de zorg
Als christelijke zorginstellingen op termijn willen overleven, moeten ze nu de handen ineenslaan, meent mr. W. Bos. Daarbij moet de identiteit van de instelling voortdurend in het oog worden gehouden, schrijft hij.
Christelijke zorginstellingen worden in hun voortbestaan bedreigd. Door algemeen maatschappelijke ontwikkelingen en ontwikkelingen in de zorg raken zij geïsoleerd. Als een christelijke zorginstelling zelfstandig wil blijven, zal zij op den duur verdwijnen of concessies moeten doen aan de identiteit. En juist aan die identiteit ontleent zij haar meerwaarde en bestaansrecht. Hebben christelijke zorginstellingen hun langste tijd gehad? Of is het tijd voor herbezinning? Zes zorginstellingen en één opleidingsinstelling slaan de handen ineen op de gezinsbeurs Wegwijs (zie Reformatorisch Dagblad dinsdag 8 oktober 2002). Samenwerking moet.
Nog maar kortgeleden was het voor christenen die gehandicapten-, kraam- of verpleegzorg nodig hadden haast vanzelfsprekend te gaan naar een instelling van de eigen levensovertuiging. Uit NIPO-onderzoek (augustus 2001) blijkt dat die vanzelfsprekendheid niet meer bestaat. Aan de levensovertuiging wordt weliswaar grote waarde gehecht, maar bij de keuze blijken het blijven wonen in de eigen sociale omgeving en de reisafstand doorslaggevend te zijn. Als iemand jaren achter elkaar in dezelfde plaats heeft gewoond, heeft hij daar hechte banden opgebouwd met familie, buren en mensen van de kerk. Het loslaten van dit netwerk zal alleen gebeuren indien zwaarwegende omstandigheden daartoe dwingen, zoals een intensieve 24-uursverzorging.
Dichter bij huis
Hoe krijgt de levensovertuiging in de praktijk gestalte? De geloofsovertuiging, de Bijbel als het onfeilbaar Woord van God, de belijdenisgeschriften en de visie op leven en dood krijgen gestalte in goede tradities zoals bijbellezing, psalmen zingen, gebed voor en na de maaltijd en trouwe kerkgang. Deze tradities komen onder druk te staan als de zorgverlener de levensovertuiging niet deelt. Want wie leest er thuis dan met de kinderen uit de Bijbel of bidt met hen? En wat als een oudere niet wil deelnemen aan een bingoavond?
Is er reden voor verontrusting? Op -niet al te lange- termijn wel. Ontwikkelingen in de zorg nopen tot herbezinning. De zorgvrager gaat hogere eisen stellen en wil zelf zo lang mogelijk de regie over zijn of haar eigen leven houden. De zorgvrager wil zorg bij voorkeur in de thuissituatie, laat de zorg ”aan huis” komen. Kan een christelijke instelling daar niet in voorzien, dan zoekt hij het dichter bij huis, desnoods met concessies aan de identiteit.
Afspraken maken
Een tweede tendens is dat de zorgvrager zijn vraag graag steeds op één plaats neerlegt, bij een centraal loket. Dat is een van de redenen waarom veel zorginstellingen intensief samenwerken.
Een derde ontwikkeling is dat afspraken over zorgaanbod binnen de regio moeten worden gemaakt. Christelijke zorginstellingen vormen een minderheid binnen een regio. Als zij toegeven aan de druk om toe te treden tot een groot samenwerkingsverband, leidt dit tot verlies of verwatering van identiteit. De invulling van de identiteit hangt dan af van de directeur van de instelling, en dat is een wankele basis. Identiteit vraagt om continuïteit. Een vierde belangrijke factor is dat de zorgvraag niet geïsoleerd kan worden beantwoord door de instelling. Naast de verzorging worden allerlei vormen van aanvullende zorg verleend door de huisarts, de verpleeghuisarts of de palliatieve deskundige. In vaktermen heet dit de ”zorgketen”.
Christelijke zorginstellingen moeten hun eigen koers bepalen, ze moeten de zorg aanbieden op de juiste plaats, mét behoud van de identiteit. Sommige instellingen van de gereformeerde gezindte hebben de keuze al gemaakt (Eleos, Siloah en de verzorgingshuizen van de Gereformeerde Gemeenten), maar kunnen daarmee niet volstaan. Andere staan nog voor die keuze.
Personeel
De arbeidsmarkt in de zorgsector is, zoals bekend, erg krap. Voor christelijke zorginstellingen klemt dit probleem te meer, omdat deze behalve kwaliteitseisen ook eisen aan de identiteit van de medewerkers stellen. Medewerkers moeten gemotiveerd zijn om zorg te verlenen vanuit de levensovertuiging; dat geluid wordt in de kerken en de media onvoldoende gehoord.
De stuurgroep Zicht op Zorg in de gereformeerde gezindte werkt hier op twee manieren aan. Deze ongeveer zeventig instellingen ontwikkelen met de reformatorische opleidingsinstituten een programma om medewerkers uit de eigen achterban te motiveren om bewust te kiezen voor de eigen instellingen. Identiteit krijgt een expliciete plaats onder de kwaliteitseisen: geen kwaliteit zonder identiteit.
Christelijke zorginstellingen kunnen de keuze voor personeel aantrekkelijker maken als zij samenwerken en als schotten tussen sectoren en instellingsmuren wegvallen. Een verhuizende medewerker kan dan op een andere plaats zijn werk oppakken. De loopbaan krijgt een natuurlijk verloop.
Vaak blijft de rol van vrijwilligers onderbelicht. Al jaren geldt dat, dankzij de voortgaande bezuinigingen, goede zorg alleen kan worden geboden als er vrijwilligers zijn, veel vrijwilligers zelfs. Ook ten opzichte van hen zullen de zorginstellingen van de gereformeerde gezindte zich moeten profileren. Een dankbare taak lijkt daarbij weggelegd voor de Nederlandse Patiëntenvereniging.
Christelijke zorginstellingen ontlenen hun bestaansrecht aan de identiteit die in de praktijk gestalte krijgt. Zorg en levensovertuiging zijn met elkaar verweven. Worden keuzes gemaakt vanuit een negatieve, afwachtende houding: wij vormen de bedreigde underdog? Of worden kansen gezien en benut?
Vraag en aanbod
Uitgangspunt zal moeten zijn het behoud van de christelijke identiteit, ten behoeve van de zorgvrager. Die zorgvrager staat centraal. Vanuit hem bezien wordt de zorg thuis verleend. Dat betekent dat de zorgverlener op pad moet, naar hem toe.
De zorgverlener van de gereformeerde gezindte zal ook duidelijk herkenbaar moeten zijn en moeten weten waar zijn zorgvragers zich bevinden. In commerciële termen: vraag en aanbod moeten bij elkaar worden gebracht.
Strategische allianties met andere zorgverleners uit de gereformeerde gezindte zullen moeten worden gesloten om tegemoet te komen aan de hoge eisen die de overheid op allerlei gebieden stelt. Te denken valt aan kwaliteitseisen voor de zorg, de voeding en de arbeidsomstandigheden. Ook het wegvallen van de schotten tussen de sectoren en het vrijgeven van de zorgfuncties met ingang van 1 januari 2003 zijn redenen om de handen ineen te slaan. Samenwerking leidt tot een effectieve en efficiënte inzet van mensen en middelen. Concurrentie daarentegen leidt tot versnippering en verspilling.
Pastorale zorg
De kerken vormen een belangrijke schakel in het geheel. Veel mensen kiezen voor zorg in de eigen omgeving. De kerken behoren tot die sociale omgeving en zijn wezenlijk voor de zorgvrager. Zorgverleners zullen naar de kerken toe moeten. Enerzijds omdat de zorgvrager zich in de nabijheid van de kerk bevindt. Anderzijds omdat de identiteit mede door de kerken kan worden ingevuld: geen identiteit zonder geestelijke verzorging en pastorale zorg. Bovendien kunnen de kerken een sterk appèl laten uitgaan aan potentiële zorgvragers en medewerkers.
Vormen kerkmuren geen beletsel voor samenwerking? Zonder voorbij te gaan aan de verschillen tussen kerkverbanden is het toch van wezenlijk belang om de gemeenschappelijke basis te benadrukken en vooral te kijken naar wat bindt.
Maatschappij en zorgsector zijn in beweging. Doordenking vanuit de christelijke identiteit vraagt om herbezinning op je positie. Zorgvragers staan over het algemeen heel anders tegenover de kerkelijke verschillen dan de kerkelijke leiders. Zorginstellingen blijken heel goed in staat om, met inachtneming van de kerkelijke achtergrond, kwaliteit en identiteit bij elkaar te brengen.
Alleen gaat het nog even goed - samen kan dit veel beter.
De auteur is algemeen directeur van de Stichting Gereformeerde Zorgcentra Zuid-Holland.