Ontmoetingen met de Ander
De bekende Poolse journalist Ryszard Kapuscinski reisde vrijwel zijn hele leven en schreef daarover fascinerende boeken, waarmee hij miljoenen lezers wereldwijd inwijdde in de geheimen van derdewereldlanden waar ze vaak nog nooit van hadden gehoord. In een zestal lezingen legde hij verantwoording af over zijn diepste drijfveer: de ontmoeting met de Ander.
De vorig jaar overleden Kapuscinski omschreef zichzelf als een „onderzoeker van de andersheid.” Voortdurend moest hij zich zien te verhouden tot de ander, de mens die op zijn weg kwam. En dat waren er velen. Als correspondent voor het Poolse persbureau PAP was hij verantwoordelijk voor de berichtgeving vanuit maar liefst drie continenten: Latijns-Amerika, Azië en Afrika.Een jaar voor zijn dood bundelde hij zes lezingen met als centraal thema de ontmoeting met ”de Ander”, door Kapuscinski in navolging van Emmanuel Levinas consequent met een hoofdletter geschreven. Het denken over de Ander bij Kapuscinski is gestempeld door deze Joods-Franse filosoof, naar wie hij in zijn lezingen dan ook herhaaldelijk verwijst.
Levinas schreef de Ander met een hoofdletter om het intrinsiek anders-zijn van de naaste te benadrukken. Dat betekent ook dat de medemens nooit is te vangen in een door onszelf ontworpen systeem. De ontmoeting met de Ander is voor Levinas de grootste belevenis die je kunt meemaken. Door zijn gezicht te tonen geeft de Ander zich bloot, meer nog: hij brengt je dichter bij God. Bij Levinas openbaart ”de Oneindige” zich zelfs uitsluitend in het gelaat van de Ander.
Wat Kapuscinski er bij Levinas met name uitlicht, is de grote betekenis die de filosoof toedicht aan het verschil met de naaste. We accepteren hem ondanks zijn anders-zijn, omdat we ontdekken dat de verscheidenheid een enorme rijkdom herbergt. De andersheid van de Ander hoeft geen onoverkomelijke drempel te zijn, omdat ik zelf ook een Ander ben. ”Ik” is bij Levinas niet los verkrijgbaar: ik kan nooit een eenzame enkeling zijn, maar moet altijd een alliantie aangaan met een Ander om zo een soort nieuwe entiteit te vormen. Dat is voor Levinas een noodzakelijkheid: alleen als we de Ander leren kennen, kunnen we onszelf leren kennen.
Huidskleur
Levinas’ werk is een reactie op de volstrekte dwaasheid van twee wereldoorlogen, een pleidooi tegen de onverschilligheid tegenover vreemden dichtbij, en daarom ligt zijn focus bij de relatie tot de anderen met dezelfde huidskleur. Kapuscinski werkt dit concept vanuit de praktijk uit voor de ontmoeting met de volstrekt andere Ander in derdewereldlanden.
In alle ontmoetingen was Kapuscinski zich er allereerst van bewust dat hij voor zijn gesprekspartner ook een volstrekt andere is, die met name getaxeerd werd op drie kenmerken: huidskleur, nationalisme en godsdienst.
Daar schrijft hij interessante dingen over. In Polen was hij zich nooit bewust van zijn huidskleur, maar op reis voelde hij zich terstond een Ander, „omringd door andere Anderen. Hoe vaak werd ik niet aangeraakt door de kinderen in Oeganda, die vervolgens lange tijd naar hun eigen vingers staarden om te zien of die niet toevallig wit waren geworden!” Hij herkent „dezelfde reflex van het identificeren en oordelen naar huidskleur” echter ook bij zichzelf. Zo vloog hij een keer in de rimboe van Zaïre, het huidige Congo, uit pure vreugde in de armen van een blanke, die in Europa -Kapuscinski was lange tijd lid van de communistische partij- tot zijn tegenstanders zou hebben behoord: een klassenvijand, een imperialist. „Moet ik hier nog aan toevoegen hoe ik me voor deze zwakte schaam, en hoe ik tegelijkertijd niet in staat was me ertegen te verzetten?”
Over het nationalisme schrijft hij: „In de ogen van een nationalist bezit de Ander slechts één kenmerk, namelijk zijn nationaliteit. Het maakt niet uit of iemand jong of oud is, wijs of dom, goed of slecht. Het gaat er slechts om of iemand een Armeniër of een Turk is, een Engelsman of een Ier, een Marokkaan of een Algerijn. Wanneer ik in die wereld van oplaaiende nationalismen leef, dan heb ik geen naam, geen beroep, geen leeftijd - ik ben enkel en alleen een Pool.”
De ontmoeting
In de eerste drie lezingen in het boekje, de zogenoemde Weense voordrachten, geeft Kapuscinski een overzicht van de wijze waarop de ontmoeting met de Ander ruwweg sinds de Griekse historicus Herodotus (490-425 voor Chr.) verlopen is. Hij schrijft met name over de tijd sinds de Europese expedities, over de „ongekende bruutheid en wreedheid van de blanken” die de Ander versmalde tot „een naakte wilde, een kannibaal en een heiden”, een rigide beeld dat later onder invloed van de Verlichting geleidelijk veranderde.
Hij concludeert dat een diepere belangstelling voor de wereld beslist geen algemeen verschijnsel is. Volgens Kapuscinski heeft Afrika bijvoorbeeld nooit een schip gebouwd om ergens heen te varen en te zien wat er voorbij de zeeën lag die dit continent omringen. China bouwde zelfs een muur om zich af te schermen van de buitenwereld.
Wellicht doelde Kapuscinski specifiek op sub-Sahara-Afrika, omdat er vanuit Noord-Afrika wel degelijk belangstelling was voor Europa. De Egyptische vorst Senusret I (die ook een Griekse naam had: Sesostris) overleed in 1916 voor Christus in Griekenland. Vanuit onder meer de Bijbelse verhalen kennen we ook al vroege activiteiten vanuit Egypte in het Midden-Oosten. En in 711 na Chr. werd Spanje veroverd door islamitische troepen, waaronder Noord- en West-Afrikanen. Maar dat de mate van nieuwsgierigheid tussen Afrika en Europa uiteenliep (en loopt?) is een boeiend gegeven om nog eens langer bij stil te staan.
Wat je je afvraagt bij het lezen van de lezingen is of het concept van de Ander zoals Kapuscinski dat in navolging van Levinas schetst, ons ook vandaag kan helpen in de omgang met de vreemdeling die tegenwoordig tussen ons woont. Voert Kapuscinski geen utopisch achterhoedegevecht, omdat de multiculturele samenleving allang op een echec is uitgelopen en we ons inmiddels veel meer thuis lijken te voelen bij gezwollen taal en ferme oneliners tegenover de andere Ander? En: valt er met elke Ander tot een werkelijke ontmoeting te komen?
Koninklijke weg
In essentie zijn er drie mogelijkheden in de verhouding tot de Ander, schrijft Kapuscinski ergens. Je verjaagt of vernietigt de Ander, je negeert hem of je gaat de ontmoeting aan. Alleen in het laatste geval gedraag je je als een volwaardig mens. Werkelijke nieuwsgierigheid bant zelfs oorlog en conflict uit. Nieuw is die gedachte natuurlijk niet en ontmoetingsplatforms als de Volkenbond en de Verenigde Naties brachten het einde van het fenomeen oorlog niet. Maar daarmee blijft de weg die Kapuscinski wijst een koninklijke. Onmiskenbaar kunnen werkelijke ontmoetingen als dynamiet werken voor (latente) wrok en haat.
N.a.v. ”De Ander. Essays van de reporter van de eeuw”, door Ryszard Kapuscinski (vert. Ewa van den Bergen-Makala); uitg. De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen, 2008; ISBN 978 90 295 6632 2; 115 blz.; € 9,95.