Gekmakend circus
Ze kwam in het gezin van Sandra en André toen ze drie maanden oud was. Vijf jaar later groeide bij de ouders het besef dat er iets met Lia was. Ze maakten zich zorgen en namen contact op met het adoptieteam van het Bureau Jeugdzorg. Dat leidde uiteindelijk tot een onderzoek door een kinderpsycholoog, die tot de conclusie kwam dat het meisje behoorlijk met zichzelf overhoop lag.
Toen Lia nog maar kort op het voortgezet onderwijs zat, werd de situatie onhoudbaar. Ze kon de vrijheid niet aan, spijbelde, manipuleerde, verzon een verkrachting en sloeg andere kinderen in elkaar. Uithuisplaatsing was nodig. Lia kon terecht in een crisisopvang. Het werd voor haar ouders een ware nachtmerrie. Het gebouw bevond zich in een verpauperde buurt waar het krioelde van de loverboys en drugshandelaars. Wanhopig zochten Sandra en André naar een alternatief. Ze zagen hun dochter haar ondergang tegemoet gaan zonder dat er iemand was om te helpen.Na de nodige aandrang van haar ouders stemde Bureau Jeugdzorg in met een psychiatrisch onderzoek. De diagnose: ODD, een agressieve gedragsstoornis. Om erger te voorkomen, was behandeling dringend noodzakelijk. De ouders voelden zich voor het eerst serieus genomen. De psychiater bevestigde wat ze zelf al jaren vermoedden. Wel jammer, dachten ze, dat het zo lang moest duren. Anders had de behandeling al veel eerder kunnen worden ingezet.
Voor alle partijen was duidelijk dat het meisje uit de crisisopvang moest en een behandeling nodig had. Maar waren er instellingen die therapie combineerden met onderdak en scholing? Haar vader zocht naar een christelijk behandelcentrum maar dat was er niet. Na een lange zoektocht kwamen ze uit bij een instelling in Vught, maar daar oordeelde een dame na bestudering van het dossier: „Hier doen we niets mee.” Ook het Bureau Jeugdzorg liet het afweten. Ten einde raad schakelden de ouders een advocaat in. Dat hielp. Nadat zij hadden gedreigd met een kort geding, bleek er plotseling plaats te zijn in een instelling in de buurt van Den Haag, ondanks de lange wachtlijst. Daar verblijft Lia nu een jaar en dat gaat erg goed. Ze krijgt therapie, ze gaat naar school en ze verkeert in een veilige omgeving. Eind goed, al goed zou je zeggen. Toch niet.
Kort geleden kregen de ouders te horen dat Lia maar een jaar in de instelling mag blijven, ondanks dat ze nog niet eens de helft van het interne programma heeft doorlopen. Jammer, maar de instelling moet aan haar doorstromingsopdracht voldoen en zet het meisje gewoon op straat als er geen andere instelling is gevonden.
Opnieuw op zoek dus. Dat is lastig, heel lastig, omdat er niet eens een fatsoenlijk overzicht bestaat van alle betreffende internaten. Bovendien kennen ze allemaal een wachtlijst van minimaal een jaar. Het alternatief is plaatsing in een jeugdgevangenis, wat ook op vrij grote schaal gebeurt. Deze jongeren komen daardoor van de regen in de drup, want zo’n jeugdgevangenis is een ware misdaadacademie. Tot in de Tweede Kamer toe is deze misstand aan de orde geweest en er gebeurt ook wel wat aan, maar de ouders uit dit verhaal hebben daar op dit moment niets aan.
Lia’s ouders, de wanhoop nabij, klopten kort geleden aan bij een internaat op de Veluwe. Op de website hadden ze al gezien dat die instelling meer dan 400 kinderen herbergt. Een vergaarbak dus. Maar ja, ze moesten iets. Ze wilden een kennismakingsgesprek, wat maar amper werd toegestaan. „Zeer ongebruikelijk”, kregen zij te horen. Dat was meer iets voor Bureau Jeugdzorg, „want die kennen Lia het beste.” Sandra en André wisten niet wat zij hoorden. De contactpersoon bij Bureau Jeugdzorg is een meisje van in de twintig die het zo druk heeft dat ze nauwelijks tijd heeft voor Lia.
Het aangevraagde gesprek liep op een teleurstelling uit. De mogelijkheden voor behandeling waren minimaal. Er kwam bij dat de sfeer niet bepaald aangenaam was. De man die hen te woord stond, zei ronduit dat hij geen trek had in het onderhoud. Dat was in ieder geval duidelijk, bedachten ze cynisch. Meestal kostte het zeeën van tijd om uit te zoeken waar ze aan toe waren.
André zit sinds een tijdje in de Ziektewet. Hij trekt het niet meer. Hij heeft het gevoel dat hij tegen de bekende bierkaai vecht. Het liefst hebben ze dat je je kind onder toezicht laat stellen, het bij de poort aflevert en je nergens meer mee bemoeit, zo is zijn ervaring. Er zijn wachtlijsten, er is overal een tekort aan deskundig personeel en er moeten doorstromingscijfers worden gehaald. „Een gekmakend circus dat iedereen murw maakt”, noemt hij het.
De namen van deze ouders en hun dochter zijn gefingeerd, maar hun verhaal is ontleend aan de harde realiteit. Wat ze hebben meegemaakt, is abnormaal. Of beter: Dat zou abnormaal moeten zijn, maar het is helaas geen uitzondering. Daarover volgende week.