Cultuur & boeken

Een taalkundig zonnestelsel

Titel:

Drs. J. M. Adriaanse-Teeuw
23 October 2002 10:17Gewijzigd op 13 November 2020 23:53

”Woorden van de wereld. Het mondiale talenstelsel”
Auteur: Abram de Swaan
Uitgeverij: Bert Bakker, Amsterdam, 2002
ISBN 90 351 2326 3
Pagina’s: 298
Prijs: € 26,55. Bij de wereldtop in Johannesburg over duurzame ontwikkeling bleek het weer eens duidelijk: de menselijke samenleving vormt een systeem op wereldschaal. In zijn boek ”Woorden van de wereld. Het mondiale talenstelsel” noemt de socioloog Abram de Swaan dit systeem het ”wereldsysteem”, met diverse dimensies, zoals de politieke, economische, ecologische, culturele en taalkundige dimensie. In deze wetenschappelijke studie verkent hij de laatstgenoemde dimensie: het wereldtalenstelsel.

Over de hele wereld worden 5000 à 6000 talen gesproken. Taalkundigen hebben de onderlinge verwantschap hiervan onderzocht en al deze talen ingedeeld in circa dertig taalfamilies. De stamboom van zo’n taalfamilie zou je een talenstelsel kunnen noemen, maar met deze term wordt in dit boek iets anders bedoeld.

De Swaan definieert het begrip talenstelsel vanuit sociologisch perspectief: als het patroon van verbindingen (door middel van meertaligheid) tussen groepen mensen die elk een andere taal spreken. Het Congolese talenstelsel bestaat bijvoorbeeld uit ten minste 300 plaatselijke talen (het perifere niveau, de moedertalen), vier verbindingstalen (het centrale niveau, de regionale voertalen), en het Frans (het supercentrale niveau, de enige officiële taal). Het wordt met andere talenstelsels verbonden door het Engels, dat het hypercentrale niveau (de alles overkoepelende taal) vormt van het wereldtalenstelsel.

De auteur maakt de vergelijking met een zonnestelsel: de perifere talen zijn als het ware satellieten die om een planeet draaien, de centrale talen zijn dan planeten die om een zon (een supercentrale taal) draaien, en de hypercentrale taal vormt de spil van dit alles.

Belangen
De Swaan verklaart vroegere en huidige ontwikkelingen in dit wereldtalenstelsel aan de hand van de politieke sociologie en de politieke economie van de taal. In Johannesburg viel op dat politieke en economische belangen het maken van veel concrete afspraken en harde doelstellingen verhinderden. Dit illustreert de grote invloed van de politieke en de economische dimensie op de ecologische dimensie. Eenzelfde invloed ondervindt de taalkundige dimensie.

Vaak verhindert of bevordert de politiek dat mensen een bepaalde taal gebruiken of leren. De auteur geeft hiervan diverse voorbeelden. Zo vond de Nederlandse regering het bijvoorbeeld niet nodig dat de Indonesische bevolking Nederlands leerde. Men was bang dat degenen die Nederlands geleerd hadden, sneller in aanraking zouden komen met het socialisme, en vervolgens in opstand zouden komen. Wel zou het dan gemakkelijker zijn om aan geschikte inlandse bestuurders te komen, maar kostenbesparing gaf voor de regering de doorslag om van onderwijs in het Nederlands af te zien. Pas rond 1930, toen het Maleis steeds meer terrein won, wilde men het Nederlands gaan propageren, maar toen was het al te laat. Zodoende koos de Indonesische regering bij de onafhankelijkheid niet het Nederlands, maar het Maleis als nationale voertaal.

Als mensen vrij kunnen kiezen welke vreemde taal ze leren, wordt hun voorkeur meestal door economische factoren bepaald. Ook dit wordt in het boek van De Swaan steeds weer duidelijk. Op het Europese vasteland is er bijvoorbeeld geen enkel land waar het Engels als moedertaal gesproken wordt. Toch leren de meeste mensen die hier wonen, Engels als eerste vreemde taal. Het investeren van kosten en moeite in het leren van deze taal, de taal van internationale communicatie, levert namelijk de grootste uitbreiding van hun communicatiemogelijkheden op.

Deze voorbeelden laten zien dat het interessant kan zijn om talen en taalgroepen niet alleen op de klassieke taalkundige manier, maar ook vanuit politiek en economisch perspectief te bestuderen. Hoe pakt de auteur deze vakgrensoverschrijdende studie aan?

Verkenning
In zijn boek beschrijft De Swaan eerst in het algemeen de structuur, de geschiedenis en de huidige toestand van het wereldtalenstelsel. Daarna reikt hij begrippen uit de theorie van politieke economie en sociologie aan, die het mogelijk maken verschillende talenstelsels met elkaar te vergelijken en hun ontwikkeling te verklaren. Met behulp van deze bagage verkent de auteur vervolgens het talenstelsel van India, van Indonesië, enkele talenstelsels in Afrika en dat van de Europese Unie. Ten slotte vat hij samen in welke opzichten deze talenstelsels overeenkomsten vertonen en waarin ze van elkaar verschillen. Ook komen er nog vragen aan de orde die zich voordoen op het gebied van het taalbeleid.

Bij het lezen van dit boek valt op hoeveel nieuwe informatie de auteur kan geven door op bestaande taalkundige gegevens theorieën uit zijn eigen vakgebied toe te passen. Wie hierin niet zo thuis is, kan zijn betoog toch goed volgen dankzij de duidelijke uitleg van de grondbegrippen. De ontdekkingsreis langs de diverse talenstelsels levert soms wel wat problemen op. Hier en daar zijn de zinnen erg lang en de redeneringen niet helemaal helder.

De conclusies aan het einde van het boek geven echter een duidelijk overzicht van de behandelde materie, met als kern de paradox: hoe meer talen, hoe meer Engels. Van duurzame ontwikkeling in de veelheid aan talen in de wereld is dus ook nog steeds geen sprake. Wie zich hier verder in wil verdiepen, kan in deze studie een schat aan informatie vinden.

De auteur studeerde algemene taalwetenschap.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer