Kerk overleefde dankzij de zuil
Dankzij de (hernieuwde) zuilvorming heeft het protestantisme in Nederland in de 20e eeuw kunnen overleven, stelt Andries Knevel . Een nieuwe generatie christenen neemt nu echter een andere houding aan. De wisselwerking tussen reformatorische kerken en de evangelische beweging wordt daarbij steeds belangrijker.
Ooit heb ik eens geschreven dat de Evangelische Omroep ondenkbaar geweest zou zijn zonder Abraham Kuyper. Zonder dat ik dit zou willen beweren voor de Protestantse Kerk in Nederland, denk ik dat er gemakkelijk parallellen aan te wijzen zijn. Dankzij de filosofie van Kuyper over de kerk als organisme en dankzij zijn vermogen tot organisatie heeft het protestantisme aan het begin van de 20e eeuw een enorme emancipatieslag gemaakt waarvan we nu nog de vruchten plukken.Hoe komt het dat in Nederland, in onderscheid van zo veel andere landen in Europa, het christendom nog springlevend is en de invloed van christenen via maatschappelijke organisaties nog zo groot? Ik wil de stelling lanceren dat dit mede te danken is aan het bestaan van christelijke maatschappelijke organisaties naast de kerk.
Het begon dus bij de kerk -liever: bij het Evangelie- maar al snel speelden de maatschappelijke organisaties een rol, die op hun beurt invloed kregen op het kerkelijke leven, aanvankelijk in conservatief-behoudende zin. En met de verdere vormgeving van de zuil nam de invloed van het georganiseerde christendom alleen maar toe.
Aldus kreeg het protestantisme in de 20e eeuw een gezicht, waarbij geldt dat de vormgeving van dit gezicht eerder werd bepaald door de maatschappelijke organisaties dan door de kerk, vanwege het feit dat die organisaties naar hun aard beter in staat waren in het publieke domein te acteren.
Iconen
De zuilvorming met behulp van deze organisaties en de inspiratie vanuit de zuil tot het vormen van nieuwe organisaties lijken van beslissende betekenis te zijn geweest voor het overleven van het protestantisme in de 20e eeuw. De gelovige, althans de kerkganger, hoorde ergens bij, ontleende identiteit daaraan, voelde zich geborgen en ontving de energie en inspiratie om maatschappelijk betrokken te zijn. Aldus kon hij zijn geloof ook in de week vormgeven.
Dit samenspel van geloof, kerk en organisatie heeft een deel van het protestantisme door de woelige eeuw heen getrokken. Want na de eerste golf van zuilvorming in de decennia voor de Tweede Wereldoorlog ontstond er een tweede golf vanaf het einde van de jaren 60. De iconen van de eerste generatie waren naar de mening van een aantal gelovigen van binnenuit uitgehold, zodat er opnieuw georganiseerd moest worden.
En met groot succes. De jaren 70 hebben het ontstaan van een groot aantal nieuwe organisaties laten zien, met dezelfde doelstelling als de eerdere broertjes. Ook nu waren doelstellingen geformuleerd in termen van isolatie, identificatie, confrontatie en presentatie, waarbij Kuyper kennelijk bewust of onbewust inspireerde tot een zeer actief acteren op het terrein van oude en nieuwe media.
De panelen waren binnen een halve eeuw tijd fors verschoven. Dat blijkt ook wel uit de naamgevingen. Twee nieuwe adjectieve deden vanaf het einde van de jaren 60 hun intrede, namelijk ”reformatorisch” en ”evangelisch”. De twee meest welbekende voorbeelden zijn uiteraard het Reformatorisch Dagblad en de Evangelische Omroep.
Vitaal
In de wisselwerking tussen de verschillende kerkgenootschappen en de uit hun midden voortkomende organisaties -in het laatste decennium spiritueel gevoed door wat het brede ”evangelicalisme” is gaan heten- is de laatste vier decennia een amalgaam aan activisme, consolidatie en hernieuwde identiteitsvorming ontstaan. Naar de mens gesproken is dit voor talloze kerkgangers zegenrijk geweest. Waar de tijdgeest, met name door de alomtegenwoordige moderne media, een verwoestende seculariserende invloed had moeten hebben, blijkt dat er zowel kwantitatief als kwalitatief opvallend veel geestelijk leven in Nederland is overgebleven, althans vergeleken met de ons omringende landen.
Zo beschouwd kan worden gesproken van het ”wonder van de 20e eeuw”. Er lijkt na de kaalslag van de secularisatie een vitaal protestantisme overgebleven. Cultuurkritische theologen zullen ongetwijfeld opmerken dat de secularisatie onder de oppervlakte doorgaat en dat we slechts te maken hebben met een ogenschijnlijk stevig gebouw waarvan de palen al stevig verrot zijn. Hoewel ik niet blind ben voor deze analyses, blijf ik me verbazen over het feit dat er telkens weer nieuwe generaties zich aanmelden waarvoor het christelijk geloof van onschatbare en beslissende betekenis blijkt te zijn.
Echter, waar de tweede fase van zuilvorming een deels effectief wapen is geweest tegen de golven van secularisatie en geloofsafval, lijkt aan deze functie langzamerhand een einde te zijn gekomen, omdat overtuigde jonge christenen zich anders in de maatschappij en in de cultuur lijken te gaan opstellen. Meer participatie en minder distantie. Meer nadruk op authenticiteit en minder op de antithese. Minder pretentie en meer presentie.
Evangelicale beweging
Deze nieuwe opstelling vereist een hernieuwde doordenking van zowel de rol van de kerk alsook van de maatschappelijke organisaties - waarbij het lijkt dat sommige maatschappelijke organisaties meer de vinger aan de pols van de tijdgeest houden dan de meeste kerken. Verrassend is echter dat juist nu er een nieuwe samenbindende, bewarende en identiteitsvormende speler in het spel gekomen is, namelijk de evangelische beweging, of liever de wereldwijde brede evangelicale beweging.
In de nieuwe (en niet ongevaarlijke) open houding van een nieuwe generatie christenen richting de cultuur zou inspiratie vanuit de wereldwijde beweging wel eens effectiever kunnen zijn dan de bewarende werking de bekende zuil. Dat een vruchtbare wisselwerking (en wat mij betreft intensieve samenwerking) tussen de reformatorische kerken en de evangelische beweging in dit nieuwe proces van een niet te onderschatten en beslissende betekenis zal kunnen zijn, mag duidelijk zijn.
De auteur is oud-directeur en presentator bij de Evangelische Omroep. Dit artikel is een samenvatting van zijn bijdrage aan het boek ”Protestantse geluiden bij het afscheid van Bas Plaisier”.