De utopie van de maakbaarheid
Titel: ”De utopie van de maakbaarheid”
Auteur: prof. dr. Bert Musschenga en dr. Bettine Siertsema (red.)
Uitgeverij: Ten Have, Kampen, 2008
ISBN 978 90 259 5862 6
Pagina’s: 188
Prijs: € 19,90.
Utopieën zijn een speciaal soort idealen. Utopisten denken dat de werkelijkheid in hoge mate maakbaar en beheersbaar is. Daarbij kan het gaan om verschillende soorten ”werkelijkheid”, zoals het fysieke menselijk bestaan en de natuurlijke werkelijkheid om ons heen. Toch is het volgens hoogleraar wijsgerige ethiek Bert Musschenga beter dat de mens zijn beheersingsdrift leert beheersen vanuit het besef dat hij onvolmaakt is. Musschenga is directeur van het Blaise Pascal Instituut (BPI) van de Vrije Universiteit. Samen met zijn collega Bettine Siertsema voerde hij de redactie over het deze maand gepresenteerde boek ”De utopie van de maakbaarheid”, waaraan diverse auteurs meewerken die verbonden zijn aan het BPI.
Musschenga neemt in zijn inleiding afstand van het streven de natuurlijke wereld te willen beheersen en omvormen. Hij noemt dit streven om meerdere redenen problematisch. Er is gebrek aan kennis en inzicht in de gevolgen van menselijke interventies. Ook het achterliggende activisme noemt hij problematisch: het idee dat we onophoudelijk in de werkelijkheid moeten ingrijpen -de natuur, de samenleving, ons ’zelf’- om onze welvaart en ons geluk te vergroten of zeker te stellen.
Onderzoek naar mogelijkheden tot levensverlenging door middel van genetische manipulatie, caloriebeperking en hormoonbehandelingen staat nog in de kinderschoenen. Musschenga staat er kritisch tegenover. Het heeft gevolgen voor de economie, de pensioenen en de gezondheidszorg. „Als sommige mensen pillen gaan innemen die veroudering tegengaan en anderen niet, hoe moet het dan met de pensioengerechtigde leeftijd? Het kan natuurlijk niet zo zijn dat sommige mensen op kosten van anderen twintig jaar extra van hun pensioen gaan genieten.”
Toch vraagt hij zich af of de overheid levensduur verlengende behandelingen kan tegenhouden. Ingrijpen in de handelingsvrijheid van individuen, groepen en organisaties is alleen mogelijk als ze schade toebrengen aan derden. Volgens Musschenga valt niet aan te tonen dat dit het geval is.
Glossy damesbladen
In glossy damesbladen en reclames zien vrouwen zonder uitzondering gefotoshopte modellen met perfecte lichamen. Fotografen manipuleren alle illustraties op hun computers, zo laat een fotograaf zich ontvallen tijdens een in 2007 uitgezonden televisiedocumentaire waarvan tijdens de presentatie van het boek fragmenten worden getoond. Dit continue bombardement van vervormde beelden leidt bij sommige vrouwen tot een negatief zelfbeeld en de wens er ook zo uit te zien. De ontevredenheid over het eigen uiterlijk (te kleine of te grote borsten, rimpels en dergelijke) kan leiden tot medische aanpassingen aan het eigen lichaam. Zelfs schaamlipcorrecties worden al aangeboden.
Artsen, veelal in zogeheten welzijnsklinieken, rechtvaardigen dergelijke ingrepen met argumenten als: „Waarom werk je een kras of een deukje op een auto wel weg en zou je dat bij een mens niet doen” en „Als ik het niet doe, doet een ander het wel.” Er valt in deze sector bovendien goed geld te verdienen, dus waarom zou je daar moeilijk over doen.
Verkrotting
Er zijn filosofen die met evolutionist Charles Darwin geloven dat mensen met hun beperkte lichamelijke en mentale vermogens als gevolg van natuurlijke selectie perfectie zullen bereiken, aldus Musschenga bij de presentatie van het boek. In het verlengde hiervan zoeken anderen de oorzaak van crimineel en asociaal gedrag in de genen. Er is bij hen angst voor „verkrotting” van de genen doordat ook onvolwaardigen zich kunnen voortplanten. Zij geloven dat genetische verbetering zal leiden tot een moreel betere mens.
Musschenga zelf ziet mensen als beperkte, eindige en kwetsbare wezens. Ze komen ter wereld met sterke en zwakke punten, meer en minder talenten. „Mensen moeten roeien met de riemen en de boot die zij hebben. Het leven moet geen competitie zijn.” Maar is het niet oneerlijk dat sommigen met meer talenten geboren worden dan anderen? Dat is volgens Musschenga een moeilijke vraag. In zijn optiek kan alleen wat mensen elkaar aandoen onrechtvaardig zijn.
Prof. dr. Cees Dekker, hoogleraar biofysica aan de Technische Universiteit Delft, ging tijdens de presentatie van het boek vanuit zijn christelijk geloof in op de dieper liggende drijfveren van mensen bij het streven naar perfectie en beheersing. Hij ziet niets in de weg van „transhumanistische verbetering van de mens.” Het transhumanisme streeft naar een betere wereld door de menselijke intelligentie te verhogen en de levensduur te verlengen via genetische manipulatie, door computerkracht aan het brein toe te voegen en door de spierkracht te vergroten: de mens die van Homo sapiens wordt tot Techno sapiens.
Het transhumanisme is volgens Dekker niet alleen onrealistisch, maar ook gevaarlijk omdat de aanhangers naïef optimistisch denken dat de mens zijn nieuw verworven talenten en krachten zal aanwenden ten goede. Het willen zijn als God, de oerzonde uit het paradijs, wordt volgens Dekker zichtbaar in deze levensbeschouwelijke stroming die streeft naar eeuwig leven, goddelijke macht, naar het ultieme zelfbeschikkingsrecht en naar een ideale mens die volledig naar eigen inzicht zijn eigen bestaan en omgeving beheerst. Zijn bijdrage vormde een verkorte versie van het hoofdstuk ”Op de grens van mens en machine” dat hij schreef in het vorig jaar verschenen boek ”Omhoog kijken in platland”, ook verschenen bij uitgeverij Ten Have.
Anderzijds wijst Dekker erop dat de discussie over mensverbetering nog veraf staat van de huidige onderzoekspraktijk. Er zijn weliswaar al implanteerbare chips waardoor blinden licht kunnen zien en cochleaire implantaten waardoor doven redelijk kunnen horen, maar dit zijn technische ingrepen gericht op herstel van ziekte of gebreken. Daarbij gaat het volgens Dekker toch om wat anders dan het werken aan verbetering van de menselijke soort.
Morele verantwoordelijkheid
Naast Musschenga leveren diverse andere auteurs bijdragen aan het boek. VU-promovenda Martine Vonk schrijft over waarden en duurzaamheid. Het is een verkorte versie van haar studie onder amish, hutterieten en franciscanen die bewust kiezen voor een sobere levensstijl. Dat leidt vaak tot een gunstige invloed op het milieu, hoewel dat niet het belangrijkste motief is van deze groepen.
Filosoof Bart Voorsluis (VU) zoomt in op kwetsbare identiteit bij Ricoeur en Camus, Anton van Harskamp, stafmedewerker aan het BPI, schrijft over spiritualiteit en kwetsbaarheid, Johan Roeland (assistent-onderzoeker faculteit sociale wetenschappen VU), gaat in op identiteit bij neo-evangelicale jongeren.
Docent ethiek aan de Erasmus Universiteit Anders Schinkel schrijft onder de kop ”Moreel toeval” over het verband tussen begane ’zonden’ en toevallige omstandigheden en komt aan het eind van zijn betoog tot de slotsom dat een 15-jarige Marokkaanse crimineel niet als een speelbal van zijn of haar omstandigheden moet worden opgevat. „Hij kan op zijn gedrag worden aangesproken. Sterker nog, dat is de enige respectvolle manier om met hem om te gaan.” Tegelijk moet er volgens Schinkel oog blijven voor de ontstaansvoorwaarden van deze morele verantwoordelijkheid van het individu.
Bettine Siertsema, neerlandica en stafmedewerker aan het BPI, gaat in haar bijdrage ten slotte in op de grijze laag in concentratiekampen. Het ging om gevangenen die door de leiding werden gebruikt voor allerlei taken en daarbij veelvuldig vuile handen maakten.
De auteurs reiken veel lezenswaardige zaken aan. Ze onderbouwen hun betogen met uitspraken van theologen, filosofen en schrijvers en illustreren hun teksten met voorbeelden uit de literatuur. Helaas ontbreekt in die rij dat ene Boek: Gods onfeilbaar Woord, dat een richtsnoer wil zijn, ook voor ons denken en doen anno 2008. Wat heeft de grote denker en wetenschapper Blaise Pascal, de man naar wie het instituut is vernoemd waaraan de auteurs zijn verbonden, daaruit veel mogen putten. Alleen die bron levert echt helder water.