Altijd geloofwaardig, altijd integer
Gedragscodes voor landelijke politici zijn bijzonder dun gezaaid. Alleen de PvdA heeft er een. De ChristenUnie wil er volgende maand ook een invoeren. Verstandig, vinden deskundigen. „Zo’n code moet je niet zien als stok om de hond mee te slaan, maar als aanleiding voor een gesprek over de binding aan de partij.”
Mag een politieke partij zich uitspreken over het privéleven van politici? Ja, zeggen PvdA en ChristenUnie. „Ook als ze even geen politicus zijn, kan hun handelen hun geloofwaardigheid als politicus of de geloofwaardigheid van hun partij aantasten”, schrijft de PvdA in haar gedragscode.Partijen beoordelen de levensstijl van kandidaten die ze selecteren en van hun politieke vertegenwoordigers wanneer deze eenmaal gekozen zijn, schrijft de commissie Representatie van de ChristenUnie in haar deze week verschenen rapport. „De kernvraag daarbij is steeds of betrokkenen geloofwaardige vertegenwoordigers van de partij zijn. (…) Er dient eenheid te zijn tussen politieke overtuiging en persoonlijk leven.”
Uit een rondgang langs alle politieke partijen blijkt dat het privéleven van politici vooral bij de selectie van kandidaten onder de loep wordt genomen. De meeste politieke partijen stellen een profielschets op waaraan kandidaat-volksvertegenwoordigers moeten voldoen. In sollicitatiegesprekken vragen partijen aspirant-Kamerleden naar hun verleden: zijn er zaken voorgevallen die hen of de partij in opspraak kunnen brengen?
Eenmaal aangenomen, moeten CDA’ers, GroenLinks- en SP-politici een interne partijverklaring ondertekenen. Bij het CDA staat daarin bijvoorbeeld de afspraak dat Kamerleden hun zetel teruggeven aan de partij als ze de fractie tussentijds verlaten. Bij GroenLinks maken Kamerleden afspraken over giften en reizen die ze krijgen aangeboden. De SP regelt zo de afdracht van een deel van het salaris aan de partij en spreekt met de volksvertegenwoordiger af dat hij de fractie moet verlaten als het partijbestuur daarom vraagt.
Nakijken
Juridisch afdwingbaar zijn die interne verklaringen niet. „Bij een conflict hebben wij dus vaak het nakijken”, aldus SP-partijsecretaris H. van Heijningen. Desondanks gaat er wel een „scholend effect” van de verklaring uit, meent hij.
Behalve de PvdA heeft geen enkele politieke partij een gedragscode die betrekking heeft op het functioneren van zittende politici. De VVD bijvoorbeeld vindt dat niet nodig. „We zijn allemaal volwassen mensen”, licht woordvoerder F. Fennema toe. Ook de SP vindt een dergelijke code overbodig: „Wij vertrouwen onze mensen”, zegt SP-woordvoerder B. Smit. „Is er reden om dat niet te doen, dan bespreken we dat. Zo ontstaat er op natuurlijke wijze een systeem van waarden en normen.”
Alle partijen hebben in hun statuten wel de mogelijkheid opgenomen om leden, waaronder politici, te royeren als ze de partij door hun gedrag ernstig benadelen. Bij de SGP bijvoorbeeld gebeurt dat door de plaatselijke kiesvereniging. Als het dan gaat om een volksvertegenwoordiger, is voorafgaande toestemming van het hoofdbestuur nodig.
Integriteit
De PvdA heeft eind 2005 als eerste politieke partij een gedragscode ingevoerd voor al haar volksvertegenwoordigers. „Met die code willen we laten zien dat integriteit voor de PvdA heel belangrijk is”, licht toenmalig partijvoorzitter R. A. Koole toe. „We hebben niet in beton willen gieten wat wel en niet mag. In de code hebben we de kernwaarden van de PvdA weergegeven -zoals betrokkenheid, geloofwaardigheid, onafhankelijkheid- en een procedure opgenomen hoe we partijgenoten daarop kunnen aanspreken.”
Ironisch genoeg was de gedragscode nog net niet in werking toen een aantal PvdA’ers in Amsterdam-Zuidoost de schijn van belangenverstrengeling op zich laadden. Bij het onderzoek naar hun gedragingen is de code volgens Koole wel „expliciet aan de orde gesteld.”
De hoogleraar politicologie aan de Leidse universiteit stelt op basis van genoemde casus dat de code in zijn partij „volstrekt serieus wordt genomen en zeker functioneert.” De code „biedt een referentiekader”, geeft mensen uit andere culturen duidelijkheid over de manier waarop de PvdA zich opstelt en geeft de partij een middel in handen om mensen aan te spreken op fout gedrag.
Net als Koole ziet ook SP-partijsecretaris Van Heijningen voordelen aan een gedragscode. „Dat stuk moet je niet zien als stok om de hond mee te slaan, maar als aanleiding voor een gesprek over de binding van mensen aan hun partij.”
Juridische problemen
Hoogleraar privaatrecht T. J. van der Ploeg van de Vrije Universiteit in Amsterdam begrijpt het voornemen van de ChristenUnie om een gedragscode in te stellen. „Je kunt daarmee problemen voorkomen.” De grondwettelijke vrijheid van vereniging geeft de partij alle ruimte om in de gedragscode een beroep te doen op de Bijbel, meent hij. Een eventuele passage over de uitsluiting van praktiserende homo’s uit vertegenwoordigende functies zou volgens hem „juridisch niet onhoudbaar” zijn. Een dergelijke bepaling zou overigens wel rechtszaken kunnen uitlokken.
Dat laatste vermoedt Koole ook. Hij ziet eveneens ruimte voor de ChristenUnie om te verwijzen naar christelijke waarden, „zolang dat niet in strijd is met wetgeving of betrekking heeft op zaken waarover in de partij verschillend wordt gedacht.”
Beiden achten het verstandig van de ChristenUnie om geen lijst met ’foute’ levenswijzen op te nemen in de code. „Zo’n lijst is nooit compleet”, stelt Van der Ploeg. En kan discriminerend zijn, vult Koole aan.
De oud-partijvoorzitter zou alle politieke partijen willen aanbevelen het voorbeeld van PvdA en ChristenUnie te volgen. „Ze moeten niet denken dat bij hen nooit misstanden zullen voorkomen. Dat is te positief gedacht. En een gedragscode is juist een goed instrument om mogelijke misstanden bespreekbaar te maken.”