Economie

CAO is net een vermolmde stoel

Naar goede gewoonte betrekken de organisaties van werkgevers en werknemers de stellingen voor de jaarlijkse CAO-onderhandelingen. Het aantal deelnemers aan de rituele dans zal echter drastisch slinken. Prof. dr. A. T. J. M. Jacobs is bezorgd over de toekomst van de collectieve arbeidsovereenkomst.

Sytse de Jong
18 October 2002 14:28Gewijzigd op 13 November 2020 23:53

De bijeenkomst van de Stichting van de Arbeid om het 75-jarige bestaan van de Wet op de CAO luister bij te zetten, had plaats volgens de waarden en normen van de polder. Onder het gezelschap dat onlangs feestelijk confereerde in het Haagse bolwerk van de Sociaal-Economische Raad, viel nauwelijks een wanklank te vernemen.

Harmonieus vierden werkgevers, werknemers en politici het feit dat werkend Nederland zich koestert onder een lappendeken van collectieve regelingen. Een ingehuurde columnist moest ervaren dat ook hij niet onder dat keurslijf uit kon. De trefwoorden die hij kreeg aangereikt om een stukje zou schrijven, waren vrijwel zonder uitzondering zware kost uit CAO-land. ”Haagse bosje” was met voorsprong de meest frivole noot.

Verraderlijke onderstroom
Zelfs de kritiek klonk gematigd. Van de vakbeweging natuurlijk geen onvertogen woord. Voorzitter Schraven van ondernemersorganisatie VNO-NCW liet snel weten dat hij het feestje niet zou bederven. En de liberaal Zalm, leider van de VVD-fractie in de Tweede Kamer, hield zich aan de oppervlakte. De CAO, van toepassing op 84 procent van de werknemers in ons land, is kennelijk een onaantastbaar instituut.

Onder het spiegelende oppervlak schuilt echter een verraderlijke onderstroom. Antoine Jacobs, hoogleraar arbeidsrecht aan de Universiteit van Tilburg, zorgde voor een smetje op de feestvreugde door aandacht te vragen voor de rimpels in de CAO-vijver. Over tien tot twintig jaar, is zijn overtuiging, valt nog slechts 10 tot 15 procent van de ondernemingen onder een CAO. Met andere woorden, Nederland gaat dezelfde richting uit als de Verenigde Staten.

„Deze verwachting wordt mij niet in dank afgenomen”, lacht hij in zijn werkkamer in het gebouw van de faculteit rechten. Jacobs durfde de jubilerende CAO zelfs met een vermolmde stoel te vergelijken. FNV-voorzitter De Waal reageerde als door een wesp gestoken. De vakcentrale vertegenwoordigt nog altijd 1,2 miljoen leden, wat toch alleen al het bewijs zou moeten vormen voor het onheuse karakter van deze uitspraak.

Monumentaal
Toch is met het ledental de kern van het probleem aangeroerd. Om het deftig te zeggen, de representativiteit van de vakbeweging staat onder druk. „Hoe meer de vakbeweging aan aanhang verliest, des te sterker zal dit doorwerken in het vermogen om CAO’s af te sluiten”, zegt Jacobs. Het cijfer waarmee De Waal zwaait, kan de neerwaartse trend niet verhullen. Afgelopen jaren daalde het ledenaantal van de vakbonden van 37 procent naar 24 procent van de beroepsbevolking.

Jacobs merkt op dat ook dat percentage nog een vertekend beeld geeft. Bejaarden en arbeidsongeschikten houden het lidmaatschap van de vakbond aan, zij tellen mee in de statistiek, maar de CAO is voor hen niet van belang. Bovendien vergrijst de achterban van de bonden in snel tempo. „We zitten dus eigenlijk in een situatie waarin de vakbeweging een op de vijf werknemers vertegenwoordigt. Het probleem treedt nog niet in volle ernst aan het daglicht, maar het gaat er wel van komen.”

In bepaald opzicht, filosofeert hij, vallen CAO’s te vergelijken met kerkgebouwen. „Als het aantal gelovigen afneemt, is het erg optimistisch te veronderstellen dat die overeind blijven staan. Op de weinige mensen die trouw blijven, rust des te meer de plicht actief te zijn en de handen uit de mouwen te steken. Want de monumentale gebouwen die blijven staan, hebben wel een sterke uitstraling. Daarvan kan alsnog een sterk normerende werking uitgaan.”

Hoenderhok
De ontkerkelijking gaat aan de werkgevers niet ongemerkt voorbij. Ze laten merken dat ze zich terdege bewust zijn van de benarde positie van de bonden. Schraven gooide in augustus de knuppel in het hoenderhok door openlijk te spelen met de gedachte in de toekomst CAO’s af te sluiten met de ondernemingsraad. Jacobs: „Zijn analyse gaat uit van het vertrekpunt dat de bonden weinig meer voorstellen als hun achterban zo gering is. In bedrijven waar vakbonden weinig leden hebben, zal hun rol bij de onderhandelingen over arbeidsvoorwaarden afnemen.”

De bonden antwoordden in twee richtingen. De politiek kreeg te horen dat nóg minder mensen lid zijn van een politieke partij. Een wat merkwaardige vergelijking, want wat telt, zijn de verkiezingen. De werkgevers kregen te horen dat volgens opiniepeilingen 70 tot 80 procent van de bevolking vertrouwen heeft in de rol van de vakbeweging. Alsof zijzelf wel zo representatief zijn voor hun achterban. Geen enkele reden dus om de CAO-praktijk ter discussie te stellen.

„Als je werknemers vraagt wie hen bij de onderhandelingen moeten vertegenwoordigen, is het antwoord natuurlijk: de vakbonden”, reageert Jacobs. „Maar de bonden kunnen het free riders-probleem moeilijk negeren. Als mensen geen cent voor het lidmaatschap overhebben, trekt dat hun de tanden uit de mond. Als werknemers bijvoorbeeld hun nek niet willen uitsteken om te gaan staken, moeten de bonden zich bij de onderhandelingen bescheiden opstellen.”

Inschikkelijk
Een mooi voorbeeld is de landelijke manifestatie van vakbonden in de horeca, een sector waar het maar niet wil vlotten met de CAO-onderhandelingen. Oproepen in de trant van: ”Komt allen naar Utrecht op 30 september. Het gaat tenslotte om uw CAO. Zonder uw steun dreigt een groot deel van de werknemers geen loonsverhoging te krijgen” -in casu van FNV Horecabond- haalden weinig uit.

Allerlei activiteiten, optredens van onder andere een bekende popgroep, hapjes noch drankjes konden de honderdduizenden werknemers in de sector overhalen naar de Jaarbeurs te komen. Slechts een paar honderd mensen namen de moeite. Misschien valt dat aantal zelfs nog wel mee, gerekend naar de geringe organisatiegraad in de sector van slechts 10 procent. Terwijl CNV en FNV demonstreerden, voerden de werkgevers trouwens vrolijk besprekingen met vakcentrale De Unie, maar dat terzijde.

Het feit dat werkgevers nog altijd bereid zijn met de werknemersorganisaties CAO’s af te sluiten, heeft volgens Jacobs met de inschikkelijke houding van de laatsten te maken. „De CAO leeft bij de gratie van de brave vakbond, die aan tafel mag blijven zitten zolang deze voorzichtig opereert en vrede in de tent bewaart. Toen het economisch voor de wind ging, haalden de werkgevers de bonden zelfs in met nog betere arbeidsvoorwaarden dan in de CAO was vastgelegd. Maar als de bonden zich in de nabije toekomst strijdbaarder gaan opstellen, kan het met de interesse bij werkgevers snel zijn afgelopen.”

Het effect van de afnemende representativiteit wordt versterkt door internationalisering van het bedrijfsleven. Als voorbeeld noemt de Tilburgse arbeidsrechtdeskundige een directeur van een Nederlandse vestiging van een Duits bedrijf. De man zit uit macht der gewoonte netjes om tafel met de bonden. Vervolgens verdedigt hij bij zijn hoofddirectie in Berlijn het onderhandelingsresultaat. De arbeidsvrede blijft immers bewaard en voor die harmonie mag de portemonnee wel worden getrokken.

„Dat verhaal klopt, zolang de vakbeweging lief blijft. Zodra deze dreigt de eisen kracht bij te zetten met een staking, zegt de directie in Berlijn: Hoeveel mensen vertegenwoordigt die bond? Daar geven ze niets om opiniepeilingen. En als de holding besluit te gaan reorganiseren, hoeft de directeur van de Nederlandse vestiging ook niet aan te komen met het argument: Ja, maar hier hebben we vakbonden. Want dan moet hij dezelfde vraag beantwoorden.”

Duitsland
En deze situatie is precies wat Jacobs met een vermolmde stoel bedoelt. Hij kan er mooi uitzien, heeft misschien zelfs antiquarische waarde. Je kunt er ook op gaan zitten, maar dan wel met de nodige omzichtigheid. Zodra iemand het echter in zijn hoofd haalt de stoel ruw te verschuiven of erop neer te ploffen, begeeft hij het. De werkgevers hebben uit aardigheid al eens op het hout geklopt. Het wachten is op de onvermijdelijke duw.

„We moeten ons niet blindstaren op die mooie CAO’s, maar op de stroming die ze onder druk zetten”, vindt Jacobs. Vlak over de grens komen die reeds duidelijk zichtbaar naar de oppervlakte. „Je moet ervoor oppassen landen over één kam te scheren. Maar ons sociale systeem lijkt nog het meest op dat in Duitsland. Ik ben ervan geschrokken in welk tempo het systeem daar op zijn retour is.”

Uit de stapel papier op zijn bureau vist hij een paar studies van collega’s. Een staatje laat zien dat het aantal CAO’s op bedrijfstakniveau blijkt te zijn afgenomen van 72 procent in 1995 tot 63 procent in 2000. Een schrijver analyseert de teloorgang van het overleg tussen bonden en werkgevers. „Die jongens daar spreken over een crisis. Het is een kwestie van tijd voordat de infectie overslaat op ons. De ontwikkeling die ik in Nederland voorzie, is daar al volop aan de gang.”

Hoewel Jacobs ervoor wil waken defaitistisch over te komen, is hij overtuigd van de uiteindelijke capitulatie van het Rijnlandse model voor het Angelsaksische systeem. „Er is sprake van een glijdende schaal.” Op CAO-gebied is de situatie in de Verenigde Staten wat Nederland te wachten staat. In dat land valt 15 procent van de werknemers onder een collectieve arbeidsovereenkomst. De overige 85 procent moet het zonder stellen.

Nu is het wel van belang dat de bedrijven die in de VS nog een CAO afsluiten, vaak toonaangevend zijn in hun sector. De monumentale kerkgebouwen zogezegd, die nog niet zijn gesloopt. „Als werkgever en de vakbonden daar een loonstijging van 2 procent afspreken, is de kans levensgroot dat andere bedrijven op die koers gaan zitten”, relativeert Jacobs. Sterker, veel Amerikaanse werkgevers houden hun personeel voor dat ze dezelfde of zelfs betere voorwaarden bieden. „Dus waarom zou je lid zijn van een vakbond.”

Klassenstrijd
Of het in Nederland daadwerkelijk zo’n vaart zal lopen, hangt goeddeels af van de bereidheid van de werkgevers lid te blijven van werkgeversverenigingen. In wezen, signaleert Jacobs, kan de vakbeweging weinig anders dan machteloos afwachten. In dat licht bezien, is de slepende discussie over het al dan niet afschaffen van het instrument algemeenverbindendverklaring van CAO’s (avv) een achterhoedegevecht.

Jacobs: „In het regeerakkoord staat een schitterende formulering. Ervan uitgaande dat de sociale partners goede CAO’s afsluiten, mag avv blijven bestaan. Want als er geen CAO is, is er ook niets om te avv’en. Zalm kan met zijn armen over elkaar rustig afwachten. Hij hoeft niet zo veel te zeggen. Als werkgevers van de CAO’s af willen, doen ze dat vandaag of morgen toch wel. Geen avv zonder CAO op bedrijfstakniveau.”

Het merkwaardige aan deze situatie is dat straks waarschijnlijk voornamelijk CAO’s totstandkomen voor beroepsgroepen die nu niet direct tot de kwetsbare arbeiders kunnen worden gerekend. „Een krantenkop als ”Nieuwe klassenstrijd wordt uitgevochten in de lucht” over de CAO voor piloten, spreekt boekdelen”, zegt Jacobs. „Je zou haast zeggen dat we terug zijn bij af. De eerste CAO ooit afgesloten, was die voor diamantbewerkers. Die vormden ook een redelijk weerbare groep.”

Veel perspectief heeft Jacobs de vakbeweging niet te bieden. Of het moet het advies zijn dat ze weer ’back to basics’ moeten gaan. „Ik zeg zo vaak tegen de bonden: Jullie richten je helemaal op het Haagse circuit. Maar waarom zijn jullie zo weinig zichtbaar op de vloer van het bedrijf? Leg nou eens uit aan je leden wat je voor hen individueel kunt betekenen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer