Boer raakt minder vergroeid met EU
Zo’n vijftien jaar geleden zette de EU de eerste stappen op weg naar een radicale koerswending in de landbouwpolitiek. Thans breekt een volgende fase aan in dat proces. De boer raakt geleidelijk aan minder vergroeid met Brussel. Hij moet steeds meer op eigen kracht zijn geld verdienen.
Grotere marktwerking, opheffing van productiebeperkingen, schrappen van subsidies uit het oude systeem, verdere ontkoppeling van inkomenssteun en productiehoeveelheid en aandacht voor nieuwe uitdagingen als klimaat en milieu. Dat zijn enkele belangrijke elementen uit de voorstellen die Eurocommissaris Mariann Fischer-Boel dinsdag in Straatsburg presenteerde in het kader van wat officieel heet de ”health check”, in het Nederlands de gezondheidscontrole. Zij heeft het huidige stelsel tegen het licht gehouden en legt nu haar conclusies voor. De Deense wil de beoogde aanpassingen niet een hervorming noemen. Zij spreekt liever van een modernisering, vereenvoudiging en stroomlijning. In de praktijk maakt het geen verschil.Het doel luidt, in de bewoordingen die Fischer-Boel in haar toelichting gebruikte: „een duurzame landbouw ontwikkelen met bedrijven die in staat zijn op mondiaal niveau te concurreren en die over de mogelijkheid beschikken om te reageren op fluctuaties in de vraag.” Zij voelt er niets voor de agrarische sector bij de hand te nemen via wat zij aanduidt als „micromanagement”, ofwel het voorschrijven van de omvang van de activiteiten. Een streep halen door het totale gemeenschappelijk beleid wijst zij, als in haar visie een „onverantwoord liberalisme”, evenzeer af.
De landbouw was een van de eerste terreinen waarop de Europese samenwerking, niet lang na de Tweede Wereldoorlog, gestalte kreeg. De gezamenlijke aanpak, met een ruimhartige financiële bescherming voor de boeren, moest ervoor zorgen dat ons continent zelf kon voorzien in de benodigde levensmiddelen, dat er geen tekorten aan voedsel zouden optreden.
Dat gelukte maar al te goed. Enkele decennia later kampte de EU met almaar uitdijende voorraden. Melkplas, boterberg en overvolle graansilo’s gaven uitdrukking aan het succes, dat daarmee evolueerde tot een probleem. Met behulp van exportsubsidies, die het verschil compenseerden tussen de opbrengst hier en de veel lagere prijs op de wereldmarkt, werden de overschotten elders gedumpt.
In 1992 maakte toenmalig Europees commissaris MacSharry uit Ierland een begin met een omslag in het beleid. Daarop voortbordurend kwam zijn Oostenrijkse opvolger Fischler in 2003 met nadere ingrepen. Hij had het tij mee. Onder invloed van de vele crises die zich aandienden, in de sfeer van de voedselveiligheid en rond varkenspest, gekkekoeienziekte en mond-en-klauwzeer, groeide het begrip voor het terugdringen van financiële prikkels die aanmoedigen tot een intensieve productie. Bovendien waren er de internationale besprekingen in het kader van de WTO over liberalisering van de wereldhandel die noopten tot het indammen van de subsidiestroom.
Fischer-Boel gaat met kleine stappen voort op de ingeslagen route, hoewel de omstandigheden inmiddels drastisch zijn gewijzigd. Lang was de gedachte achter de hervormingen een halt toe te roepen aan de overproductie. Vandaag de dag worden we echter geconfronteerd met enorme stijgingen van de prijzen van bijvoorbeeld granen en zuivel, waarbij de oorzaak voor een deel ligt bij de sterk aantrekkende vraag vanuit aanstormende economieën als China en India. Er zijn momenteel geen overschotten, maar tekorten. Is dat geen reden de omvorming van het EU-beleid te stoppen? Voor de commissaris in ieder geval niet. Zij benadrukt dat het opheffen van belemmeringen als de melkquota en de braaklegging bedrijven de ruimte verschaft om in te spelen op marktbewegingen en de output te vergroten.
De agrariër transformeert beetje bij beetje tot een gewone ondernemer, die toeslagen en garanties uit Brussel ontbeert. Oude instrumenten als interventieprijzen, die hem zekerheid boden ten aanzien van zijn afzet, verdwijnen uit beeld. Eerder is een verschuiving aangevangen in het karakter van de betalingen: van dergelijke subsidies naar een directe inkomenssteun die onafhankelijk is van de omvang van de productie. De hoogte ervan gaat echter, met name voor grote bedrijven, inmiddels ook naar beneden.
Kortom, de boer ontvangt steeds minder middelen uit de EU-kas en moet steeds meer zijn geld verdienen op de markt. Bij de onderhandelingen te zijner tijd over het budget van de Unie vanaf 2013 zal blijken of deze ontwikkeling al dan niet een krachtig vervolg krijgt.