Cultuur & boeken

De imam kan ook niet alles

Titel: ”Imam in Nederland. Opvattingen over zijn religieuze rol in de samenleving”
Auteur: Welmoet Boender
Uitgeverij: Bert Bakker, Amsterdam, 2007
ISBN 978 90 351 3140 8
Pagina’s: 422
Prijs: € 39,95.

Jacob Hoekman
21 May 2008 11:45Gewijzigd op 14 November 2020 05:52
”Imam in Nederland" gaat helaas maar summier in op de vraag waar een doorsneemoslim met zijn vragen heen kan wanneer de imam niet het einde is van alle tegenspraak.
”Imam in Nederland" gaat helaas maar summier in op de vraag waar een doorsneemoslim met zijn vragen heen kan wanneer de imam niet het einde is van alle tegenspraak.

Wie de moslims in Nederland wil bereiken, moet dat via de imams doen. Dat is althans een leidende opvatting bij onder meer de Nederlandse overheid. Maar de imam kan die rol helemaal niet vervullen. Hij is namelijk bij lange na geen dominee. Moreel leiderschap in Nederland? Dat lag, en ligt op kleinere schaal nog steeds, bij de dominee en bij de pastoor. Nederland kent daarin een lange traditie. Toen de islam aan zijn opmars in Nederland begon, werd in de Hollandse hoofden aan het duo van dominee en pastoor dan ook haast automatisch de imam toegevoegd, schetst onderzoekster Welmoet Boender in haar Leidse promotiestudie ”Imam in Nederland”. Ze analyseerde daarvoor een breed scala aan uitingen in het publieke debat tussen 1993 en 2004.

Die gelijkschakeling van imam aan predikant gaat overigens tot op de dag van vandaag door: nog onlangs kregen imams de officiële bevoegdheid van Justitie om als geestelijk verzorger te werken in gevangenissen.

De gedachte daarachter is verklaarbaar. Moslims moeten integreren, is een veelgehoorde redenering, en dat kan het best met hulp van gezagsdragers uit eigen kring. Als íémand de islamitische kudde kan opvoeden naar goed Nederlanderschap, is het toch zeker de imam?

Schaap met vijf poten
Maar daar beginnen de problemen. De imam heeft in veel gevallen helemaal geen Nederlandse wortels, spreekt vaak de taal niet eens. En ook is zijn gezag niet altijd bijster groot. Weliswaar zeggen de imams zelf aan het hoofd van de moskeegemeenschap te staan; tegelijkertijd benadrukken ze dat ze niet veel meer doen dan adviseren - en dat die adviezen ook nog eens beperkte invloed hebben. De rol van de imam is een stuk minder bepalend dan van buitenaf verondersteld wordt, schetst Boender. Hij is, kortom, helemaal niet op één lijn te stellen met de dominee.

Terwijl de verwachting van veel Nederlanders ten aanzien van de imam dus groot is, merken ze dat er tegelijkertijd nauwelijks een te vinden is die aan die verwachtingen voldoet. Als er af en toe tóch een schaap met vijf poten lijkt op te staan, zoals in het geval van Abdullah Haselhoef, is diens populariteit meteen immens. De Krabbendijkse geestelijke kwalificeerde zich na de aanslagen van 11 september 2001 min of meer als „koning van de moslims” (aldus Yassin Hartog van Islam en Burgerschap), maar dat ging slechts een enkele maand goed. Zowel moslims als niet-moslims lieten hem vallen.

Opmerkelijk is dat het met Haselhoef vooral misging op het zojuist geschetste punt: in hoeverre een imam daadwerkelijk gezag heeft. Autochtone Nederlanders vonden het heerlijk iemand te hebben die voor „de hele club” kon praten, moslims zelf dachten daar heel anders over. In het geval van Haselhoef kwam daar nog een probleem bij: anderen betwistten zijn titel van imam.

Maatgevend
Haselhoef komt, met enkele andere imams, uitgebreid aan bod in het boek van Boender. Haar waarnemingen geven inzicht in een niet onbelangrijk deel van de moslimproblematiek: hoe bereik je de gewone moslim? Niet uitsluitend via de imams in elk geval, is het ondubbelzinnige antwoord van de islamologe. Jammer daarbij is dat ze zich van de kant van de moslims slechts baseert op onderzoek bij twee moskeeën en één islamitische studentenvereniging. Daardoor blijft het boek een zekere voorlopigheid houden, al is Boender de eerste die dat ook toegeeft.

Daarnaast gaat ”Imam in Nederland” helaas maar summier in op een belangrijke vervolgvraag: waar gaat de doorsneemoslim met zijn vragen nog méér heen, als de imam niet het einde is van alle tegenspraak? Het klinkt op zich gezond dat ook in de islamitische wereld het woord van een enkeling niet als vanzelfsprekend maatgevend is. Maar dat kan ook heel negatief uitpakken. Mohammed B., de moordenaar van Theo van Gogh, radicaliseerde mede met hulp van internet búíten de waarneming van imams om. In zulke gevallen zou je de Nederlandse imams, die geweld praktisch altijd afzweren, juist meer gezag toewensen.

Wat is een imam?
Het Arabische begrip ”imam” betekent letterlijk ”voorganger”, dus degene die vijf keer per dag het rituele gebed leidt. Maar vaak komt er meer bij kijken. De islamologen W. A. R. Shadid en P. S. van Koningsveld onderscheiden drie categorieën:

De informele imam: hij leidt als vrijwilliger het gebed in kleine gemeenschappen. Een speciale opleiding is niet nodig.

De professionele ”eigen” imam: hij wordt door de moskeegemeenschap betaald en door het bestuur gerekruteerd, vaak uit het land van herkomst. Hij zorgt ook voor de vrijdagpreek.

De professionele ”opgelegde” imam: hij wordt door de overheid van het land van herkomst naar de moskee gezonden. Dat gebeurt vooral met Turkse imams die door het Turkse presidium voor godsdienstzaken, Diyanet, worden gestuurd.

Onder de noemer imam kunnen daarnaast ook islamitische geleerden vallen. Het valt op dat niet alleen in Nederland, maar in heel Europa nog maar weinig islamitische geleerden zijn die zich blijvend op het continent hebben gevestigd en de taal spreken.

Bij die enkelingen hoort in elk geval de Zwitserse islamtheoloog Tariq Ramadan, die ijvert voor een brug tussen de islam en het Westen zonder een druppel water bij de islamitische wijn te doen. Dat maakt hem onder veel moslimjongeren mateloos populair.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer