Verschuiving in ChristenUnie
De ChristenUnie wil praktiserende homo’s niet bij voorbaat weren uit vertegenwoordigende functies, zo staat in het rapport van de commissie-Cnossen. In de loop van de jaren zijn de opvattingen in de partij over homoseksualiteit verschoven.
27 JANUARI 1971: „GPV-voorman Jongeling in de Tweede Kamer: „Ik moet zeggen dat het toegeven aan deze homoseksuele neiging in de Heilige Schrift, Gods Woord, waarvoor ik buig, zonde wordt genoemd.25 MEI 1977: Basisprogramma RPF: „Homoseksuele handelingen, welke in de Bijbel, in de context van een algehele zedeloosheid, streng worden veroordeeld, dienen niet gezien te worden als een min of meer normale variatie, doch als een afwijking van de normale seksualiteit.
1 JULI 1992: Publicatie Groen van Prinsterer Stichting, het wetenschappelijk instituut van het GPV: „Wie ongehuwd samenleeft of wie zich in een homoseksuele relatie begeeft, overtreedt (bewust) Gods geboden.”
23 FEBRUARI 2003: Fusiedossier ChristenUnie: „Net als de Heere Jezus willen we niemand afschrijven. Maar tegelijkertijd blijven we wel duidelijk aangeven een homosexuele praktijk niet te kunnen goedkeuren.”
27 NOVEMBER 2006: Verkiezingsprogramma 2006: „Het huwelijk is een verbintenis tussen één man en één vrouw. Andere samenlevingsvormen kunnen niet aan het huwelijk gelijkgesteld worden.” Het woord homoseksualiteit komt in het verkiezingsprogramma niet voor.
28 AUGUSTUS 2007: Het Amsterdamse ChristenUniedeelraadslid Lont reageert in het Nederlands Dagblad op een uitspraak van prof. dr. J. Hoek dat een overspeler grotere zonde doet dan een homoseksueel die in liefde en trouw samenwoont: „Ik kan niet zien dat overspel in het huwelijk een ”zwaardere” zonde is dan wat hier over homoseksualiteit geschreven staat. Ja, God haat deze zonde, en het verdient de ”geestelijke” dood.” Partijvoorzitter Blokhuis en partijleider Rouvoet nemen afstand van deze opmerkingen.
27 SEPTEMBER 2007: Het Wageningse CU-raadslid Heger stapt op omdat ze eerder dat jaar een lesbische relatie is aangegaan. Voor partijvoorzitter Blokhuis was dat niet nodig geweest: „Ze is gekozen voor vier jaar.”
29 OKTOBER 2007: Lont stuurt een e-mail naar bijna 700 ChristenUniebestuurders met daarin een conceptmotie die het partijbestuur oproept geen praktiserende homoseksuelen te accepteren als vertegenwoordigers. Het deelraadslid vindt dat partijvoorzitter Blokhuis en partijleider Rouvoet met „twee monden spreken.”
5 NOVEMBER 2007: Voormalig ChristenUnieleider Veling zegt dat er binnen de ChristenUnie ruimte moet zijn voor mensen met een homorelatie. Wat telt is of een bestuurder „geloofwaardig kan functioneren.”
27 NOVEMBER 2007: Het ChristenUniepartijbestuur stelt de commissie-Cnossen in, die onderzoekt welke eisen de partij mag stellen aan het gedrag van haar vertegenwoordigers.
1 DECEMBER 2007: Prof. dr. G. van den Brink, lid van de commissie-Cnossen, schrijft in Theologia Reformata dat hij zich kan voorstellen dat de ChristenUnie het aan haar homoseksuele leden zelf overlaat om te besluiten of ze de partij wel of niet kunnen vertegenwoordigen.
26 JANUARI 2008: De vrijgemaakte hoogleraar prof. dr. G. Harinck stelt in het Nederlands Dagblad: „Mannenvriendschappen: Prima. Relaties: Geen probleem.”
1 FEBRUARI 2008: Staatssecretaris Huizinga zegt in het feministische maanblad Opzij dat ze geen moeite heeft met mannen of vrouwen die met elkaar samenwonen en tegelijkertijd de CU vertegenwoordigen. Dat is voor haar „een privézaak.”
19 MEI 2008: De commissie-Cnossen presenteert haar eindrapport. Daarin staat dat zich binnen de partij mensen bevinden die een homoseksuele relatie in liefde en trouw goedkeuren: „Wij willen niet beweren dat ze daarmee geen mensen uit één stuk kunnen zijn, integendeel.” Commissielid en oud-RPF-leider Leering brengt een minderheidsrapport uit. „Om des gewetens wil” kan hij zich niet vinden in het voorstel om geen consequenties te verbinden aan het afwijzen van een homoseksuele relatie. Het partijbestuur neemt het rapport van de commissie-Cnossen over.
14 JUNI 2008: Het congres van de ChristenUnie debatteert over de rapporten van Cnossen en Leerling.