Politiek

Niets mooiers dan verzoening

Als kind bracht hij enkele jaren door in een jappenkamp in het voormalige Nederlands-Indië, samen met zijn moeder en twee zusjes. De gruwelen waarmee hij in aanraking kwam, hebben van hem geen rancuneus of sceptisch man gemaakt, al heeft het hem enige tijd gekost zijn voormalige onderdrukkers de hand te reiken. „Er is niets mooiers dan wanneer mensen zich met elkaar verzoenen”, zegt oud-minister mr. dr. Bernard Bot van Buitenlandse Zaken.

Ben Tramper
16 May 2008 08:59Gewijzigd op 14 November 2020 05:51
Oud-minister Bernard Bot van Buitenlandse Zaken: „Nooit eerder is er een tijd in de geschiedenis geweest waarin de mensheid het zo goed had als nu in West-Europa. En toch zijn we bang. Dat is een merkwaardig verschijnsel.” Foto RD, Anton Dommerholt
Oud-minister Bernard Bot van Buitenlandse Zaken: „Nooit eerder is er een tijd in de geschiedenis geweest waarin de mensheid het zo goed had als nu in West-Europa. En toch zijn we bang. Dat is een merkwaardig verschijnsel.” Foto RD, Anton Dommerholt

Zijn jarenlange loopbaan in diplomatieke kringen en zijn driejarige ministerschap tijdens het tweede en derde kabinet-Balkenende brachten hem veelvuldig in contact met wereldleiders en groten der aarde. Aan de ontmoetingen bewaart Bernard Bot (70) niet alleen goede en persoonlijke herinneringen, ze komen hem in zijn huidige job als internationaal consultant meer dan eens van pas.U ging diverse keren op bezoek bij de Amerikaanse president Bush. Doet hij het echt zo slecht als iedereen zegt?
„Hij is een innemende persoonlijkheid, maar het valt niet te ontkennen dat hij de afgelopen jaren soms onhandig heeft geopereerd.”

Hoe herinnert u zich Poetin?
„Een buitengewoon interessante man. Ik heb hem een aantal keren meegemaakt. Zelden heb ik iemand gezien die zo goed zijn dossiers beheerste. Hij is een kanjer, maar hij had naar mijn smaak echt een groot staatsman kunnen zijn als hij zijn talenten iets meer had aangewend voor democratische verbeteringen.”

En Olmert?
„Ik ken hem vooral als burgemeester van Jeruzalem, en heb hem slechts één keer meegemaakt als premier van Israël. Hij heeft een ongelofelijk moeilijke job. Op dit moment is hij de leider die Israël nodig heeft.”

Ammar en Sara?
Hij lacht bij de herinnering aan de twee tieners die in 2006 een halfjaar in de Nederlandse ambassade in Syrië verbleven en na zijn bemiddeling konden terugkeren naar hun moeder in Nederland. Spontaan: „Zij zijn mijn troetelkinderen.”

Bot ziet met groot genoegen terug op zijn ministerschap; het was een kolfje naar zijn hand. Het liefst zou hij aan een derde termijn zijn begonnen, maar Bot had het nakijken toen Balkenende op het laatste moment niet voor hem, maar voor zijn rechterhand Maxime Verhagen koos. Gezien zijn leeftijd had de oud-diplomaat alle reden zijn periode als minister te beschouwen als de kroon op zijn carrière en te gaan genieten van een welverdiend pensioen. Maar hij zag om naar een nieuwe baan en ging er opnieuw vol tegenaan.

Aanpakken is Bot met de paplepel ingegoten. „Na de bevrijding in augustus 1945 zijn we vanuit Nederlands-Indië naar Nederland teruggekeerd. We hadden verschrikkelijke jaren achter de rug. Maar mijn vader hield ons voor dat we ons niet moesten laten leiden door het verleden, maar dat we de blik op de toekomst moesten richten. Aan de slag dus. Die houding ben ik nooit meer kwijtgeraakt.”

De Japanse bezetters voerden uw vader in 1942 af naar Birma, terwijl u met uw moeder en zussen naar een van de kampen werd overgebracht. Wat van die gebeurtenissen is u bijgebleven?
„Ik herinner mij nog goed het moment waarop mijn vader zijn witte uniformen verbrandde. Als lid van het binnenlands bestuur was hij op de hoogte van de invasieplannen van de Japanners. Daarom wilde hij alle sporen die voor hem belastend zouden kunnen zijn, tijdig uitwissen. Niettemin werd hij gearresteerd en op transport gesteld naar Birma, waar hij onder barbaarse omstandigheden heeft geleefd en gewerkt. Wij gingen naar het kamp Tjideng. Na enkele jaren werd mijn moeder ziek afgevoerd naar een hospitaal. Ik werd ondergebracht in een weeshuis, niet de meest verkwikkelijke plaats van het kamp: het recht van de sterksten gold er. Om het minste of geringste gingen de jongens met elkaar om de vuist; aan vechtpartijen viel niet te ontkomen.”

Was er geen leiding?
„Leiding? Het kamp zat tjokvol met uitgemergelde vrouwen die het verschrikkelijk moeilijk hadden: hun mannen waren weg, ze werden eindeloos getreiterd, hun kinderen leden honger, ze moesten al het werk in het kamp doen. En dan was er ook nog het weeshuis. Niemand zag er echt naar om.”

Wat gebeurt er met een kind van vijf, zes jaar dat zijn moeder dagelijks ziet lijden?
„Een moeder is voor elk kind een steunpilaar, zeker als de omstandigheden moeilijk en onveilig zijn. Vaste structuren waren er in Tjideng niet. Wij leefden in permanente onzekerheid. Ik herinner mij de angst om ziek te worden. Dan kon je niet op koempoelan komen: het appel waar je uren en uren in de hete zon moest wachten tot de kampoverste Sonei verscheen. Werd je afwezigheid ontdekt, dan stond het er niet best met je voor.”

Hoe ziet u op die koempoelans terug?
„Het merkwaardige is dat zelfs zulke verschrikkingen wennen. Elke dag moesten we ons opstellen: duizenden mensen op een plein. ’s Ochtends en ’s avonds. Totdat we de bevelen van Sonei hadden aangehoord en diep voor hem hadden gebogen. Het waren vervelende uren, zeker vanwege de continue honger.”

Sonei is wegens zijn wandaden in 1946 ter dood veroordeeld en geëxecuteerd. Een enge man?
„We waren allemaal bang voor hem. Allerlei verhalen over hem deden de ronde. Als kind stonden we tijdens de appels vaak voorop. Soms kneep hij me hard in mijn wang, zogenaamd om aardig te zijn, maar ik schrok me altijd naar. Fysiek ben ik nooit mishandeld, maar het leven in Tjideng was ronduit afzien, zeker het laatste jaar.”

Hebben uw oorlogservaringen u later, eenmaal terug in Nederland, parten gespeeld?
„Niet dat ik mij bewust ben. Ik weet nog goed dat mijn vader zei: „Laten we dit hoofdstuk afsluiten. Je hebt de jaren in het kamp goed doorstaan, je kunt heel wat aan. Nu zijn we in een nieuw land met nieuwe mogelijkheden, vanaf nu richten we de blik voorwaarts.” Ik heb me altijd aan zijn advies gehouden. Hij had groot gelijk, vond ik.”

Nooit last gehad van wat psychologen verdringing noemen?
„Ik geloof niet dat het voor mij zin zou hebben gehad allerlei psychische verwondingen open te houden door steeds te denken aan wat er is gebeurd. Wat zou ik ermee zijn opgeschoten? Zeker, als mensen stoornissen aan de oorlog hebben overgehouden, kan het zinvol zijn oude ervaringen op te halen en te verwerken. Zelf heb ik er nooit behoefte aan gehad.”

U bent van rooms-katholieken huize. Hoe geeft u zo veel lijden plaats in uw leven?
„De ervaringen in Tjideng zijn voor mij nooit reden geweest te overwegen het geloof vaarwel te zeggen. Integendeel, ik voel me er eerder in gesterkt. Dat wij met ons gehele gezin na de oorlog werden herenigd, beschouw ik als genadige voorzienigheid. Anderen kwamen om of werden niet herenigd, dat is zo. Toch ken ik weinig mensen die door de oorlog het geloof zijn kwijtgeraakt. Veel krijgsgevangenen mochten één boek in hun rugzakje meenemen. De meesten kozen voor hun Bijbel. Die van mijn vader bewaar ik zorgvuldig. Het was, zei hij altijd, zijn enige houvast.”

„In moeilijke omstandigheden blijkt telkens weer hoe gemakkelijk het slechte in de mens naar boven komt. Dat moet getemd worden. Genade helpt daarbij. Er is ook genade nodig om anderen te kunnen vergeven. Wie leert ons dat beter dan God Zelf, Die bereid is Zich met zondaren te verzoenen? Wat Hij doet, moeten wij ook doen, zodat we kunnen zeggen: Hoe moeilijk ook, ik zet een streep onder het verleden. Wat is er mooier dan dat mensen zich met elkaar verzoenen?”

Heeft u de Japanners vergeven?
„Zeker. Ik ben er geleidelijk aan naar toegegroeid, ook door de contacten in Japan via mijn werk. Ik merkte hoezeer jongere generaties daar bezig zijn met het bouwen aan hun toekomst. Dat bracht mij tot het inzicht dat wij de schuld van de vaders hun kinderen en kleinkinderen niet mogen aanrekenen.”

Na de oorlog ontstond in Nederlands-Indië een onafhankelijkheidsstrijd onder leiding van de latere president Sukarno. Nederland had het streven naar zelfstandigheid niet moeten tegenstaan, erkende u in 2005 als minister van Buitenlandse Zaken. Historische woorden?
„Ik beschouw de herdenkingsrede destijds in Den Haag, waarover natuurlijk eindeloos was gedokterd, als een van de hoogtepunten uit mijn carrière. De congreszaal zat bomvol met veteranen, nabestaanden en politici. Toen ik de speech uitsprak, heerste er doodse stilte, maar gaandeweg voelde ik dat de mensen in de woorden meegingen: we werden het met elkaar eens dat we in die jaren aan de verkeerde kant hadden gestaan.”

Hebben de Nederlandse veteranen u nooit verwijten gemaakt? Zij hadden hun leven in de waagschaal gesteld.
„De officiële vertegenwoordigers hadden er van tevoren mee ingestemd. Enkele dagen later was ik in Indonesië, waar ik onder meer de Indonesische veteranen heb toegesproken. „Jullie moeten ons vergeven”, zei ik. Dat hebben zij ook gedaan.”

Als minister raakte u nauw betrokken bij Bush’ ”war on terrorism”, u verlengde de Nederlandse missie in Zuid-Irak en regelde later, samen met defensieminister Kamp, de militaire uitzending naar Afghanistan. Staat u nog altijd achter het optreden in Uruzgan?
„Zeker. Vergeet niet dat in grote delen van Afghanistan vrouwen en kinderen weer een min of meer normaal leven kunnen leiden. Het zuiden is altijd een moeilijk gebied geweest. De afgelopen twee millennia tonen dat aan: het gebied is onherbergzaam en bevolkt met stammen die al eeuwenlang in twist en nijd leven.”

Allemaal redenen om het gebied te mijden, toch?
„Als je een deel van zo’n land aan zichzelf overlaat, bied je de tegenpartij alle gelegenheid zich daar te vestigen en de rest van Afghanistan onder vuur te nemen. Wij in het Westen willen alles binnen de kortste keren regelen. We hebben geduld nodig.”

Ruim zestig jaar na de Tweede Wereldoorlog verkeert Nederland in grote onzekerheid over zijn positie in Europa en de wereld. Hoe verklaart u dat?
„Dat is inderdaad een merkwaardig verschijnsel. Nooit eerder is er een tijd in de geschiedenis geweest waarin de mensheid het zo goed had als nu in West-Europa. En toch zijn we bang. Ik hoop in mijn Mandeville Lezing volgende week stil te staan bij de vraag hoe we die vrees kunnen ombuigen in vertrouwen.

We hebben altijd gedacht dat er voedsel en energie genoeg is. Nu zien we opeens elders in de wereld enorme machten opkomen: China, India, Thailand en Vietnam. Zij monopoliseren bepaalde energiebronnen en grondstoffen. Ze gaan er bovendien anders mee om dan wij. Dat creëert onzekerheid. Ik begrijp dat. Maar ik zeg er wel bij: Kijk goed naar je eigen krachten en wend die op een positieve manier aan.”

Islamisering vormt ook een bron van onzekerheid. Europa verandert volgens sceptici in Eurabia.
„Met zo’n uitspraak ben ik het volstrekt oneens. Ik juich immigratie van harte toe. Kijk naar de vergrijzing die op ons afkomt. We hebben mensen uit andere werelddelen hard nodig. Laat ze maar komen, zou ik zeggen.”

Meer moslims erbij is voor u geen probleem?
„Mensen uit het Verre Oosten zijn ook welkom. Voorwaarde is een goed immigratiebeleid waarbij wij pal staan voor onze waarden en normen. Mensen die hier komen wonen en werken, moeten hun best doen te integreren.

Afgelopen maand was ik nog in Turkije. Ik heb daar gezegd dat veel mensen in het Westen ten onrechte denken dat de islam één pot nat is. Er is onder moslims net zo veel verscheidenheid als onder christenen. Zij vormen geen machtsblok tegen het Westen.”

U noemt Turkije. Onlangs zei de Turkse premier Erdogan in Duitsland dat Turken die assimileren de grootste misdaad tegen de mensheid begaan.
„Zijn uitspraken zijn in de media uit hun verband gerukt. Wat hij zei was dat Turken in het buitenland niet hoeven te assimileren, maar wel moeten integreren. Maar integratie betekent niet dat jullie allemaal christen worden, voegde hij eraan toe. Ik vind dat een zinnige opmerking.”

Er zijn critici die zeggen dat wij meer assimileren dan moslims. Volgens hen blijkt dat alleen al uit de manier waarop Den Haag omging met de islamfilm van Wilders: overal in de wereld werd de toorn van islamitische leiders met mooie woorden gesust.
„De woorden van premier Balkenende hebben in moslimlanden veel waardering gekregen, dat kan ik u verzekeren. De onrust in het buitenland is daardoor zeer beperkt gebleven. Nederlandse bedrijven in islamitische landen ervaren tegelijkertijd wel degelijk de consequenties: sommige orders gaan niet meer hun kant uit. Dat wordt niet openlijk gezegd, maar meer in de zin van: Jullie leveren een mooi product, maar we vinden het nu tijd voor iets anders.”

„In mijn contacten met islamitische landen merk ik dat moslims anders naar Nederland zijn gaan kijken. Zij kunnen niet begrijpen dat mensen als Wilders ongestoord hun gang kunnen gaan. „Wij gaan niet met de Koran en de profeet om zoals jullie in het Westen met de Bijbel en Christus”, zeggen ze. „Bij jullie mogen heilige personen worden beledigd, bij ons niet.””

Vindt u niet dat ze gelijk hebben?
„Ik kan me veel bij hun opvattingen voorstellen. Soms denk ik dat wij te ver zijn doorgeslagen in onze vrijheidsbeleving. Let wel: vrijheid van meningsuiting staat terecht hoog in het vaandel. Maar democratie kan ook te ver doorslaan: alles moet kunnen en alles moet mogen. Dan ontstaan bewegingen als die van Wilders en Verdonk: simplistisch en geen rekening houdend met de complexiteit van de werkelijkheid van alledag.

De kern van democratie is dat het volk een deel van zijn vrijheid afstaat aan de overheid die beleid voert en daarvoor steeds opnieuw mandaat aan de kiezers vraagt. De kern is niet dat de overheid alles regelt waar het volk zin in heeft en voortdurend achter zijn wensen aanholt.”

Liberale ideologen willen religie en de normen die daaruit voor de samenleving te herleiden zijn, het liefst naar de huiskamer verwijzen. Wat kunnen politieke partijen als het CDA daar tegenover stellen?
„Niet alleen het CDA, maar ook de PvdA en de ChristenUnie moeten veel meer inzetten op de vraag: waar liggen de gezamenlijke normen en waarden van moslims en christenen die van belang zijn voor een democratische samenleving? Hoe kunnen we religie tot een bron van inspiratie maken in plaats van een bron van tweedracht en twist? Ik ben ervan overtuigd dat religie met haar geboden en verboden een structuur biedt waarbinnen mensen harmonieus met elkaar kunnen samenleven.”

Levensloop

Bernard Rudolf Bot werd op 21 november 1937 geboren in Batavia. Hij bracht enkele jaren door in een jappenkamp. Na de bevrijding verhuisde hij naar Nederland. Bot, die van rooms-katholieken huize is, studeerde rechten en koos daarna voor een loopbaan in de diplomatie.

De christen-democraat Bot was onder meer ambassadeur in Turkije, secretaris-generaal van het ministerie van Buitenlandse Zaken en permanent vertegenwoordiger bij de Europese Gemeenschap. Van 2003 tot 2007 was hij minister van Buitenlandse Zaken in de kabinetten-Balkenende II en III. Tijdens zijn ministerschap bekleedde Nederland een halfjaar het voorzitterschap van de EU.

Bot beschikt over een uitgebreid internationaal netwerk. Tegenwoordig werkt hij als consultant bij het Haagse adviesbureau Meines en Partners. Volgende week woensdag houdt hij de jaarlijkse Mandeville Lezing in Rotterdam, een initiatief dat mede door de Erasmus Universiteit wordt georganiseerd.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer